Al vijfendertig jaar trekken CU en SGP samen op bij Europese verkiezingen. Maar wat doen ze in Brussel en Straatsburg nu daadwerkelijk samen? „Weinig”, zeggen insiders. Een oud-medewerker: „Ze hebben eigenlijk een latrelatie: living apart together. Met een grote nadruk op apart.”
Het blijft een mooie foto om naar te kijken. En je een tikje over te verwonderen. Op een uitslagenavond voor de Europese verkiezingen van 2009 gaan CU-politicus Peter van Dalen en SGP-kandidaat Bas Belder min of meer uit hun dak. Als blijkt dat van een gunstige uitslag sprake is en ze beide in het Europees Parlement (EP) kunnen plaatsnemen, omhelzen ze elkaar dolenthousiast. Onvermijdelijke gedachte van elke toeschouwer: die gaan er, sámen, wat moois van maken.
Laat één ding helder zijn: dat ze zich beiden in het EP, en dat jarenlang, drie slagen in de rondte werkten, staat vast. Maar samen? Daarvan lijkt de afgelopen perioden nauwelijks sprake te zijn geweest.
Jawel, vorige week lanceerden beide partijen een petitie waarin CU en SGP de Europese Commissie vragen meer werk te maken van het bestrijden van antisemitisme. Maar dit soort gemeenschappelijke acties waren de achterliggende tien jaar zeldzaam.
Verschillende betrokkenen bevestigen dat er de laatste jaren in de praktijk nauwelijks samenwerking is tussen de Europarlementariërs van CU en SGP en hun respectievelijke medewerkers. De contacten die er zijn, worden als moeizaam en stroef betiteld. „Een zekere wrijving tussen beide partijen is op de achtergrond altijd aanwezig”, stelt Henk Jan van Schothorst, oud-medewerker van scheidend EP-lid Belder, voor wie hij „blijvende waardering” heeft.
Tekenend is dat beide politici vragen van het Reformatorisch Dagblad over hoe zij in de achterliggende jaren samen optrokken, niet willen beantwoorden. Een woordvoerder van Van Dalen stelt dat de CU-politicus niet zal meewerken aan een artikel over dit onderwerp, in elk geval niet voor de verkiezingen van 23 mei. Belder laat weten dat hij eerst een conceptartikel afwacht, om daarna, „conform het journalistieke principe van hoor en wederhoor”, eventuéél met een reactie te komen.
Altijd al moeizaam
De Europese samenwerking tussen CU en SGP kent een net zo lange als moeizame geschiedenis. Bij de eerste verkiezingen voor het EP, in 1979, bereikten SGP en GPV geen overeenstemming over een gezamenlijke kandidatenlijst, waardoor geen van beide partijen een zetel in de wacht sleepte. In 1984 kwam zo’n gezamenlijke lijst er wel. RPF en GPV, de voorlopers van de CU, gingen samen met de SGP de verkiezingen in. Leen van der Waal (SGP) behaalde toen een zetel. Een van zijn eerste medewerkers: de RPF’er Peter van Dalen.
Tien jaar later, in 1994, verdubbelde het zetelaantal. GPV’er Hans Blokland kwam Van der Waal in Brussel versterken. Die stond halverwege zijn derde termijn z’n zetel af aan Rijk van Dam (RPF). In deze tijd werkte Bert-Jan Ruissen, nu beoogd opvolger van Belder, als medewerker voor de gecombineerde fractie.
Het uitkomen met een gezamenlijke lijst ging in 1994 niet zonder slag of stoot. De RPF plaatste een vrouw op de lijst, wat de SGP niet accepteerde. De betreffende kandidate, mevrouw Visser-van Lente, raakte er tijdens een kerkdienst echter van overtuigd dat ze zich moest terugtrekken. Zodoende kwam de gezamenlijke lijst er uiteindelijk toch.
In 1999 maakte Belder zijn entree in het EP. Wat betreft het zetelaantal (drie) bereikten de kleine christelijke partijen toen een hoogtepunt; wat betreft de onderlinge samenwerking een dieptepunt. Blokland en Van Dam kregen al snel knallende ruzie; hun werkverhouding raakte blijvend verstoord.
Vanaf 2004 behaalden CU en SGP gezamenlijk steeds twee zetels. In 2009 nam CU’er Van Dalen het stokje over van Blokland en werd hij lijsttrekker.
Dat de twee partijen in de periode 2009-2014 bij verschillende fracties waren aangesloten kwam de samenwerking vanzelfsprekend evenmin ten goede. De Britse Conservatieven vonden dat de SGP zich vanwege haar vrouwenstandpunt niet mocht aansluiten bij de nieuw gevormde fractie van Europese Conservatieven en Hervormers (engelse afkorting: ECR). Van Dalen haakte wel bij die fractie aan, waardoor de wegen van CU en SGP uiteen gingen.
Nadat de SGP het vrouwenstandpunt onder druk van de rechter had aangepast, was Belder na de verkiezingen van 2014 overigens weer welkom in de ECR-fractie. Desondanks lijkt de samenwerking de afgelopen vijf jaar geen impuls te hebben gekregen.
Kantoor gesloten
In de tijd dat Van Dalen aantrad, besloten beide partijen hun gezamenlijke kantoor in Rotterdam van de hand te doen. Zij wilden ervan af, zo luidde een van de motieven, omdat in de praktijk haast alleen Blokland van het pand gebruik maakte. Die was nu afgezwaaid. Bovendien, was het eigenlijk wel verantwoord om zo veel geld te investeren in stenen? Daarnaast gold het argument dat Europese regels steeds sterker vereisten dat een aantal fractiemedewerkers permanent in Brussel gestationeerd is.
Hoe dit alles ook zij, het opgeven van het gemeenschappelijke kantoor aan de Willemskade maakte dat het team van fractiemedewerkers –zo’n negen man sterk– zich vanaf nu opsplitste in CU’ers en SGP’ers.
„Jammer”, vindt oud-fractiemedewerker Jan Schippers, sinds 2006 directeur van het wetenschappelijk instituut voor de SGP. Net als hij waardeerde ook Van Schothorst de overleggen en contacten tussen medewerkers en politici van de drie (later twee) partijen in Rotterdam zeer. „Om de twee weken hielden we daar op maandagmorgen een weekopening: Bijbellezen, meditatie en gebed. Ook medewerkers verzorgden die regelmatig. Dat werkte hoe dan ook samenbindend.”
Nu er geen gemeenschappelijk kantoor meer was, kwam het, als het gaat om coördinatie en om samen zaken oppakken, nóg meer aan op onderlinge wil en inzet. Die bleek er maar weinig te zijn.
Oorzaak van de matige kwaliteit van de samenwerking is, naast het tijdelijk uiteengaan in twee fracties en het opgeven van het gemeenschappelijke kantoor, ook „een verschil in partijculturen”, meent Van Schothorst. „Die zijn te divers om een echte eenheid te vormen. Samenwerking ja, superpartij nee, zou je –met een verwijzing naar de verkiezingsslogan– misschien kunnen zeggen. Het huwelijk is een moetje, al heeft het wel z’n voordelen.” Tot die verschillende partijculturen behoort onder meer het wat linkser georiënteerd zijn van de CU en het wat rechtsere karakter van de SGP.
Ook Schippers ziet deze verschillen, maar volgens hem zouden die op Europees niveau niet tot verwijdering mogen leiden. „Zeker, ook ik heb de indruk dat beide parlementariërs de laatste jaren in het EP vaker verschillend stemmen. Begin jaren negentig kwam dat maar zelden voor. Toch zouden zulke verschillen er mijns inziens niet toe mogen leiden dat CU en SGP in Europa steeds meer hun eigen weg gaan. Uiteindelijk heb je, juist in Brussel en Straatsburg, zóveel gemeenschappelijk: je komt beiden op voor Nederlandse belangen, je zet je beiden in voor christelijke waarden. Pas daarna komen enkele accentverschillen, waarvan je geen halszaak mag maken, zeker niet tegen de achtergrond van wat er in Europa op het spel staat.”
Persoonlijkheden
Hoe goed of slecht de samenwerking in Brussel precies verloopt, hangt verder voor een belangrijk deel af van persoonlijkheden, zeggen bijna alle betrokkenen. Zeker bij partijen met weinig zetels kan één karakter een zware stempel op het geheel drukken. Van Schothorst: „Politici hebben gewoonlijk een sterke mening, weten heel goed wat ze wel en niet willen. Dat is tot op zekere hoogte ook nodig voor hun functie.”
Typerend voor Belder bijvoorbeeld is dat hij altijd sterk gefocust was op zijn eigen beleidsterreinen. „Laat ik het zo zeggen: Bas kon goed op zichzelf werken, bijgestaan door een klein team van eigen, loyale medewerkers.”
Hoe de Europarlementariërs (samen)werkten, werd aanvankelijk nog enigszins in de gaten gehouden door een zogeheten college van advies: een clubje politici uit zowel CU als SGP, bestaande uit onder meer lijstopvolgers (kandidaten die lager op de lijst voor de Europese verkiezingen staan), Kamerleden en hoofdbestuursleden. In 2004 werd die raad opgeheven. Van Schothorst: „Hoe de CU hier toen over dacht, weet ik niet. Belder vond die raad in elk geval niet nodig, wat ik kon volgen.”
Schippers kijkt anders aan tegen het afschaffen van dit college van advies en denkt dat het partijbestuur van de SGP toen een steek heeft laten vallen. „Zelf heb ik die klankbordgroep, bestaande uit mensen die wat meer op afstand van het Brusselse bedrijf stonden, als zeer waardevol ervaren. Het ging hier om mensen die door hun maatschappelijke en politieke ervaring echt iets te zeggen hadden, zoals Eimert van Middelkoop en Gerrit Holdijk. Dat college hadden we mijns inziens moeten handhaven.”
Dat het op Europees vlak in de persoonlijke omgang weleens schuurt, daarvan krijgen argeloze kiezers gewoonlijk weinig mee. Op een enkele uitzondering na. Zo konden ze in de achterliggende jaren uit de media opmaken dat, toen Europarlementariërs vanwege hun omgaan met hun onkostenvergoedingen onder vuur lagen, Van Dalen voor de route van transparantie koos. Belder daarentegen nam het formele standpunt in dat zijn partij niets te maken had met hoe hij als volksvertegenwoordiger zijn onkostenvergoedingen besteedde; wat uiteindelijk leidde tot een zwaar verstoorde relatie met het SGP-partijbestuur.
Bovendien was het beslist opmerkelijk dat Belder, in een recent interview in het blad Epoque, de CU –vanwege haar veranderde standpunt over de Europese grondwet– „de Capriolen-Unie” noemde.
Pittig commentaar
Nog steviger haalde de SGP’er in datzelfde vraaggesprek uit naar Van Dalen toen hem gevraagd werd naar de onderlinge samenwerking in het EP. „Dat werkt alleen als een ieder zich houdt aan de verdeling van de portefeuilles, en daar schortte het tijdens het laatste mandaat fundamenteel aan”, luidde het pittige commentaar van de politicus.
Bekocht?
Terug naar het plaatje van de hartelijke omhelzing van Belder en Van Dalen. Moet de kiezer zich, in de wetenschap dat er daarna minimaal is samengewerkt, bekocht voelen? „Neuh”, vindt Johannes de Jong, directeur van Sallux, de denktank van de Europese christelijke partij ECPM. „Beide parlementariërs werken misschien niet veel samen, maar het is zeer de vraag of dat kan en of dat gewenst is.” We moeten goed beseffen, vindt De Jong, dat het EP heel anders werkt dan de Nederlandse Tweede Kamer. „In Brussel wordt veel werk, ook wetgevende arbeid, niet zozeer plenair afgehandeld maar in commissies. Daarom is het ook logisch dat, wanneer Peter en Bas in verschillende commissies zitten, ze niet zo bijster veel met elkaar te maken hebben.”
Dát beide parlementariërs in verschillende commissies zitten, ligt zeer voor de hand. „Als je als christelijke partijen in het EP maximaal invloed wilt uitoefenen, móét je het zo aanpakken. Je bent het meest effectief als ieder zijn eigen dingen zo goed mogelijk doet; Van Dalen onder meer op het terrein van vervoer en visserij, Belder op het gebied van buitenlands beleid en Israël. En beiden op het terrein van vervolgde christenen.”
Elkaar versterken
Schippers deelt de visie van De Jong, maar voegt er wel iets aan toe. „Het klopt dat veel EP-leden eigenlijk zmp’ers: zelfstandigen met personeel, zijn. Toch geloof ik vast dat een regelmatiger overleg tussen de Europarlementariërs van CU en SGP en hun medewerkers, een duidelijke meerwaarde kan hebben. Je kunt elkaar versterken, helpen, kennis uitwisselen. En wat mij betreft, zouden ook de wetenschappelijke instituten bij zo’n overleg af en toe kunnen aanschuiven. Om met elkaar de ontwikkelingen in Europa te duiden en daarop een visie te blijven vormen.”
Opnieuw een gemeenschappelijk kantoor inrichten is volgens Schippers niet per se nodig. „De werkwijze van het EP is in de loop der tijd nu eenmaal gewijzigd. Bovendien kun je dankzij de ict-mogelijkheden vandaag ook allerlei EP-meetings op afstand volgen. Maar elkaar als team wat regelmatiger ontmoeten dan nu gebeurt, dat zou beslist winst zijn. Voor de onderlinge band. Maar ongetwijfeld op sommige momenten ook tot een nog verdere verbetering van de inhoudelijke inbreng van de politici.”
Zaterdag volgt in Accent een dubbelinterview met Peter van Dalen en Bert-Jan Ruissen.
SGP’er Belder: Betreurenswaardig solisme
Scheidend EP-lid Bas Belder wilde in eerste instantie niet ingaan op vragen van het Reformatorisch Dagblad over de mate waarin en wijze waarop hij de achterliggende jaren in Brussel en Straatsburg samenwerkte met opeenvolgende CU-parlementariërs. Nadat hij deze week de uiteindelijke tekst van het artikel onder ogen had gekregen, kwam hij alsnog met een schriftelijke reactie.
Daarin stelt hij onder meer dat hij zich niet herkent in het beeld dat er met de CU de laatste jaren nauwelijks samenwerking was. „Mijn beleidsmedewerkers hebben zich in nauw persoonlijk overleg altijd voorbeeldig gekweten van de uiterst belangrijke taak om gezamenlijke stemlijsten op de commissies die onder de verantwoordelijkheid van het SGP-team vielen, voor te bereiden, te overleggen en te bespreken met het CU-team.”
Volgens Belder is de samenwerking met de CU in de eerste tien jaar van zijn EP-lidmaatschap best goed verlopen. „Wat in 2009 echter volgde”, aldus de Europarlementariër, „is evident: de CU koos voor Alleingang in plaats van gezamenlijk optrekken in het EP. Dit solisme zet zich –betreurenswaardig genoeg– tot op vandaag voort.”
Ook CU-politicus Peter van Dalen heeft de tekst van dit artikel deze week toegestuurd gekregen. Hij volhardde echter in zijn al eerder ingenomen houding, namelijk dat hij op het onderwerp ”samenwerking met de SGP in het EP in de achterliggende jaren” in het geheel niet wil ingaan.