Jodenhaat: terug van nooit weggeweest
Bedreigingen, scheldpartijen en vernielingen. Joden door heel Europa krijgen meer en meer antisemitisme te verduren. Ook in Nederland is het aantal incidenten flink gestegen, zo bleek deze week. Waarom lijkt Jodenhaat onuitroeibaar? En waar komt de recente opleving van antisemitisme vandaan?
Een Joodse middelbare scholier heeft het zwaar op zijn school in Nijmegen. Zijn medeleerlingen maken in hun pesterijen grif gebruik van zijn afkomst. Zowel op school als in de groepsapp van de klas krijgt hij verwensingen naar zijn hoofd geslingerd. „Ga terug naar de gaskamers.” Of: „Alle Joden moeten dood.” Pas na lang aandringen neemt de school maatregelen, maar de jongen wil liever naar een andere klas. Dit gebeurt – waarna de pesterijen afnemen.
Het is een van de vele voorbeelden uit de maandag gepubliceerde ”Monitor antisemitische incidenten 2018” van het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI). Uit dat jaarlijkse onderzoek blijkt dat het aantal gemelde antisemitische voorvallen vorig jaar met 19 procent toenam ten opzichte van 2017. De sterkste stijging (67 procent) was te zien in de categorie „directe omgeving” –op school, op het werk of tussen buren. De gemelde incidenten zijn volgens het CIDI „hoogstwaarschijnlijk het topje van de antisemitische ijsberg in Nederland.” Naar schatting een kwart van de Joden die antisemitisme ervaart, doet daarvan ook melding. Deze week stuurden de Kamerleden Segers (CU) en Yesilgöz (VVD) een initiatiefnota om antisemitisme tegen te gaan naar de Tweede Kamer.
Jodenhaat heeft veel verschillende gezichten, zegt dr. Remco Ensel (53). Het komt van links tot rechts voor. De docent cultuurgeschiedenis aan de Radboud Universiteit deed onderzoek naar naoorlogs antisemitisme. Daarbij springen twee vormen van Jodenhaat eruit. „Je komt het veel tegen rond het spreken over de Holocaust. Het uit zich niet altijd in het regelrecht ontkennen van die feiten, maar bijvoorbeeld ook in het bagatelliseren ervan. Ten tweede is antisemitisme vaak nauw verbonden met de staat Israël. Sinds de stichting is Israël een vehikel geweest voor antisemitische uitspraken.”
Antisemitisme richt zich op concrete Joden, maar vaak ook op de Joden als symbool van iets waarover onbehagen leeft, zegt Ensel. „Zij zijn dan de buitenstaanders, rijken, of machthebbers. De onvrede van mensen over van alles levert een ingewikkelde cocktail op die er vaak op neerkomt dat Joden de schuld krijgen.”
In 2014 werd in het Reformatorisch Dagblad uw boek ”Haatspraak” besproken. De recensent concludeerde destijds dat u nieuw antisemitisme vooral zag in islamitische gemeenschappen en bij actiegroepen voor de Palestijnse zaak. Is dat nog steeds zo?
„Destijds beschreef ik de jaren 2000-2010. Toen waren er vanuit Marrokaans-Nederlandse hoek felle uitingen van antisemitisme. Dat hing sterk samen met de in 2000 geëscaleerde situatie in het Midden-Oosten. Recent zijn er vooral in het buitenland zeer gewelddadige islamitisch geïnspireerde aanslagen geweest, zoals de dodelijke schietpartij in het Belgische Joods Museum. Zulke antisemitische terreur zagen we in Nederland niet. Ik denk niet dat zoiets als Marrokaans-Nederlands antisemitisme verdwenen is, maar zie ook niet dat deze vorm van Jodenhaat een bijzonder aandeel heeft in de stijging van incidenten.”
Waar komt die stijging dan wel vandaan?
„Dat is moeilijk te zeggen. Van de vele incidenten die het CIDI noemt, valt vaak niet de achtergrond van het antisemitisme te achterhalen. Voorheen werd oplaaiende Jodenhaat vooral geweten aan onrust in het Midden-Oosten, zoals bijvoorbeeld in een piekjaar als 2014. Die vlieger gaat niet altijd meer op; ook nu het relatief rustig is in het Midden-Oosten stijgt het aantal incidenten. Antisemitisme blijkt in Europa een heel eigen dynamiek te hebben gekregen. Dat vind ik zorgwekkend.
De meest bedreigende vorm van hedendaags antisemitisme zie ik vooral in de opkomst van radicaal nationalisme in Europa, rechts antisemitisme. Je ziet dat met name in Frankrijk, Duitsland en Oost-Europa. Antisemitische elementen worden dan gebruikt om de eigen nationalistische agenda te promoten. Neem de manier waarop in Hongarije over George Soros (Amerikaans zakenman met Joodse wortels, GM) wordt gesproken. Hij wordt als symbool gebruikt voor alles wat Europa of de nationale samenleving bedreigt; bijvoorbeeld de gedachte dat hij immigratiestromen zou sponsoren.
Achter zulke beelden gaan klassieke antisemitische stereotypen schuil. Sporen daarvan zijn ook in Nederland te vinden. Zo is er een verkiezingsfilmpje van Forum voor Democratie waarin Soros voorkomt als het gaat om internationale netwerken. Ik vind dat problematisch.”
Toch niet iedere verwijzing naar Soros is antisemitisch? NRC Handelsblad publiceerde vorige maand een onderzoek naar de invloed van Soros’ organisatie in Nederland. Zijn fonds blijkt geld te steken in de beïnvloeding van maatschappelijke discussies over gevoelige thema’s, zoals Zwarte Piet.
„Dat klopt. Het gaat er ook niet om dat Soros heilig verklaard moet worden of alleen met fluwelen handschoenen mag worden aangepakt. In het onderzoek van NRC wordt uitgezocht hoe de geldstromen lopen van Soros’ organisaties. Dat is natuurlijk goed.
Het gaat mij er echter om hoe een antisemitisch vertoog werkt. Daarin wordt iemand als Soros tot een symbool gemaakt. Het verhaal dat je creëert, komt op den duur los te staan van de werkelijkheid. Je herkent er dan probleemloos bekende antisemitische stereotypen in, zoals de rijke Jood of een Joodse wereldheerschappij.”
Definitie
De discussie rond de persoon van Soros toont aan dat een definitie van antisemitisme niet eenvoudig is. Dat bleek ook in november vorig jaar, toen in de Tweede Kamer een motie van SGP’er Van der Staaij werd besproken over dit onderwerp. De SGP pleitte ervoor de internationele definitie van antisemitisme over te nemen van de IHRA, een internationale organisatie die de Holocaust herdenkt. Eerder stemden Groot-Brittannië en Duitsland in met deze definitie.
In Nederland kreeg de motie een Kamermeerderheid, de meeste linkse partijen stemden echter tegen. Hun bezwaar: de IHRA-definitie zou te weinig onderscheid maken tussen antisemitisme en kritiek op de staat Israël. Door het overnemen van deze definitie zou criticasters van het beleid van de Israëlische staat de mond worden gesnoerd.
Ensel kan de bezwaren begrijpen. „Voor mijn gevoel laadt de IHRA-definitie de verdenking op zich om kritiek richting Israël moeilijker te maken. Zo wordt in de definitie gesteld dat antisemitisme onder meer is: „Het meten met twee maten door van Israël gedrag te verlangen dat niet wordt verwacht of geëist van enig andere democratische staat.” Juridisch is zo’n dubbele maat vrijwel niet te toetsen. Mensen hebben nu eenmaal verschillende loyaliteiten en sympathieën richting landen. In de jaren 70 was er in Nederland een sterke betrokkenheid op de politieke onrust in Chili. Dat was ook meten met een dubbele maat, want waarom waren we op andere landen niet zo betrokken? Het lastige van zo’n definitie van antisemitisme is dat je nu eindeloze discussies krijgt over wat wel en wat geen Jodenhaat is. Dat schiet zijn doel voorbij: namelijk het bieden van een veilige omgeving waarin ook Joden zichzelf kunnen zijn.”
Tegelijk heeft Ensel sympathie voor de poging om te komen tot een internationaal aanvaarde definitie. „Je moet je afvragen wat zwaarder weegt. Bezwaren tegen de definitietekst, of het signaal dat er uitgaat van het gezamenlijk aanvaarden van zo’n definitie. In dat geval laat je toch zien dat je antisemitisme serieus neemt en er één front tegen wilt vormen.”
Dat laatste inzicht deed waarschijnlijk ook de PvdA vorige maand overstag gaan. De partij stemde aanvankelijk tegen de SGP-motie, maar publiceerde in februari een verklaring op haar website waarin ze aangeeft na „indringende gesprekken met Joodse Nederlanders” de definitie alsnog te onderschrijven. Wel tekent de partij aan: „Voor de PvdA spreekt het vanzelf dat iedereen vrij is en blijft om kritiek te uiten op de politiek van elke staat. Ook op de politiek van de staat Israël.”
Intussen worstelt haar Britse zusterpartij Labour met het probleem van Jodenhaat binnen de eigen gelederen. In februari stapten acht parlementariërs uit de partij uit onvrede over de in hun ogen halfslachtige houding van partijleider Jeremy Corbyn jegens antisemitisme.
Remedie
De cijfers uit de deze week gepubliceerde Monitor passen in een tendens van oplaaiende Jodenhaat in Europa, schrijft het CIDI. In december vorig jaar bleek uit een uitgebreid Europees onderzoek dat negen op de tien Joden toenemend antisemitisme ervaart.
Hoe komt het dat antisemitisme zo onuitroeibaar lijkt? Dat is omdat het is doorgedrongen tot diep in de wortels van de samenleving. Zo wijst Ensel op hardnekkige ‘kleinere’ vormen van Jodenhaat, zoals spreekkoren bij voetbalwedstrijden. „Daar zie je hoezeer antisemitisme in het gemeenschappelijk vocabulaire van onze samenleving terecht is gekomen. Als supporters zingen ”Wie niet springt, is een Jood”, zit daar voor hen meestal geen ideologie achter. Hun woorden over Joden zijn helemaal losgezongen van echte, concrete mensen. Het is lege taal geworden. Daarmee lijkt het onschuldig, maar dat is het niet. Juist het gewoon worden van antisemitisch taalgebruik is problematisch. De woorden blijven aanwezig in de samenleving. En op het moment dat ideologisch antisemitisme weer de kop opsteekt, kunnen zulke uitdrukkingen plotseling toch weer een inhoudelijke lading krijgen.”
Is er een remedie tegen antisemitisme?
„Het is heel belangrijk dat mensen klassieke antisemitische stereotypes leren herkennen. Je moet daarvoor gevoeligheid ontwikkelen, om niet te worden meegenomen in antisemitische theorieën.”
Daarnaast is de positie van de omstander belangrijk, stelt Ensel. In de Holocaust speelden omstanders vaak een negatieve rol omdat ze zwegen tegenover opkomend antisemitisme. Het kan echter ook anders, zegt de onderzoeker. „Sociologen spreken er over dat je moet leren om de ander te zien als deel van jouw morele universum, iemand tegenover wie je een verplichting hebt, voor wie je moet opkomen. Je kunt dan niet meer denken dat een probleem als antisemitisme jouw zaak niet is, maar je herkent het probleem van de ander als jouw eigen probleem.”
GroenLinks
Tientallen demonstranten van de stichting Christenen voor Israël stonden dinsdag voor de deur van het partijbureau van GroenLinks. De betogers keerden zich tegen een op het partijcongres in februari aangenomen motie. GroenLinks spreekt daarin uit dat de BDS-beweging een „geoorloofd middel” is „om de Palestijnen te helpen in hun strijd voor rechtvaardigheid.”
BDS staat voor Boycot, Desinvesteren en Sancties. De internationale beweging pleit voor politieke en economische maatregelen tegen de staat Israël.
Tegenstanders van BDS wijzen erop dat de beweging banden zou hebben met terreurgroepen als Hamas en antisemitisch zou zijn. Verschillende Amerikaanse staten en enkele Duitse steden veroordeelden de beweging.
Voorstanders stellen dat BDS een vreedzaam protest voorstaat. Een boycot is volgens hen een gangbaar politiek pressiemiddel.
GroenLinks heeft inmiddels laten weten met de motie niet te willen pleiten voor een boycot tegen Israël. De partij zegt zich slechts uit te willen spreken tegen een verbod op de BDS-beweging, omdat haar activiteiten onder de vrijheid van meningsuiting vallen.