Over de 18e-eeuwse gouverneur Ahmed al-Jazzar doet een bizar verhaal de ronde. Hij was de hoogste ambtenaar, de pasja, van een gebied in het huidige noorden van Israël, langs de Middellandse Zee. Al-Jazzar had een harem van 37 vrouwen.
Op een dag kwam de pasja thuis, nadat hij zelf een hoer had bezocht. Al-Jazzar kreeg te horen dat een van zijn vrouwen hem intussen bedrogen had en een seksuele relatie onderhield met een slaaf. De wrede gouverneur –zijn bijnaam was ”de slager”– ondervroeg elke vrouw maar kon niet ontdekken wie de schuldige was. Al Jazzar was woedend, bedacht een gruwelijke marteling en liet al zijn vrouwen doden.
Wat in deze kwestie het meest in het oog springt, is het meten met twee maten. Als het verhaal van Al-Jazzar juist is –er bestaan verschillende varianten van– dan is het een extreem voorbeeld van iemand die zichzelf alle vrijheid permitteert, maar de ander de doodstraf geeft voor een vergelijkbaar vergrijp.
Natuurlijk speelde dit voorval zich af in een volstrekt andere cultuur. Mannen zagen vrouwen kennelijk als gebruiksvoorwerp, mensenlevens wogen er niet zwaar en er heerste een merkwaardige seksuele moraal.
Dubbele moraal
Zijn er lessen uit te trekken voor de huidige westerse samenleving? Het is in Nederland ondenkbaar dat vrouwen zo behandeld zouden worden. Toch heeft de legalisering van de prostitutie eraan bijgedragen dat ook hier vrouwen gebruikt worden en dat er mensenhandel is.
In Nederland telt élk mensenleven, al geldt dat dan weer niet rond het begin en het einde van het leven. Met de seksuele normen in Nederland is, zacht uitgedrukt, ook wel iets aan de hand. De centrale boodschap is: elke rem moet weg, doe wat je lekker vindt en zorg dat je er aantrekkelijk uitziet. Maar intussen meldt zich het ene na het andere MeToo-slachtoffer, zijn er zorgen over het zelfbeeld van jongeren en hun gebrek aan weerbaarheid, en klinken waarschuwingen voor sexting, pornoverslaving en loverboys. Hoezo dubbele moraal?
Bezien door de bril van de 21e eeuw is het nogal gemakkelijk om een gouverneur uit vroeger eeuwen te beschuldigen van het meten met twee maten. Kennelijk maakt de moderne wereldburger zich daar ook snel schuldig aan. En christenen moeten niet menen dat ze daar immuun voor zijn. Dat blijkt wel uit de recente discussie over homoseksualiteit.
De verschuivingen in opvattingen op dit vlak zijn niet los te zien van de seksuele revolutie in de tweede helft van de vorige eeuw. Vooral de roerige jaren zestig veroorzaakten een doorbraak: de anticonceptiepil (1963) ontkoppelde seksualiteit van huwelijk en voortplanting, de tv schuwde naaktbeelden niet langer (1967), de Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming kreeg zendtijd op radio en tv (1967) en maakte pedofilie bespreekbaar (1969), samen met je verloofde op vakantie was niet langer taboe (vond damesblad Margriet in 1970), enzovoort. Ook de abortuswetgeving (1984) is een uitvloeisel van die revolutie.
Parallel aan deze emancipatiegolf was er de beweging die meer gelijkheid bepleitte voor homo’s. De eerste homodemonstratie vond plaats in 1969, sinds 1979 is er een jaarlijkse Roze Zaterdag en vanaf 1996 ook een homoparade door de Amsterdamse grachten. In 2001 is het huwelijk opengesteld voor mensen van hetzelfde geslacht.
Het spreekt vanzelf dat veel christenen deze tendens uiterst negatief beoordeelden. Reacties uit die tijd laten een mengeling van hartzeer en afschuw zien. In 1968 stemde de SGP tegen subsidie voor de NVSH en andere „verenigingen die de zedenverwildering bevorderen en hierdoor aan de geestelijke volksgezondheid grote schade toebrengen.” Tegelijkertijd waren er grote zorgen dat dit gedachtengoed binnen zou dringen in christelijke kring. Het was een van de redenen om een ‘eigen’ Reformatorisch Dagblad (1971) op te richten, om zo een dam op te werpen tegen die tijdgeest.
Collecterooster
Intussen, anno 2018, weten christenen nog steeds niet goed raad met de gevolgen van die seksuele revolutie. De opvattingen over abortus zijn gelijk gebleven, maar die over de plaats van de vrouw niet. Echtscheiding komt steeds vaker voor. Seksuele gemeenschap in verkeringstijd is meer regel dan uitzondering. Maar homoseksualiteit blijft een taboeonderwerp, vooral bij de oudere generatie. Soms ontmoet je nog predikanten en ambtsdragers die menen dat „dat gelukkig in hun gemeente niet voorkomt.”
Hoe komt het dat christenen hier niet eenduidig mee omgaan? Een homo met zijn vriend voor een verjaardag, bruiloft of zakelijke receptie uitnodigen, stuit vaak op bezwaren. Bij een samenwonend stel of een gescheiden moeder lijkt dat probleem veel kleiner. Gemeentes collecteren voor de voedselbank, de opvang van daklozen en hulp aan gedetineerden, maar waar staat Hart van Homo’s op het collecterooster?
De discussie die na de Suitsupply-reclame ontstond, heeft me een paar dingen geleerd die ik graag wil delen. Het is beter met twee woorden te spreken dan met twee maten te meten.
1. Mag je homoseksueel gedrag zonde noemen? Zeker. Er is geen enkele reden, ook geen juridische, om daarin terughoudend te zijn of je veroordeling ervan te verbergen. Laten christenen hierin geen blad voor de mond nemen of verzachtende termen gebruiken als gebrokenheid, dwaling of tekortkoming. Maar laten ze altijd voorzichtig zijn om de nadruk eenzijdig op deze zonde te leggen en andere ernstige zonden over het hoofd te zien, zoals vormelijke godsdienst (waar Jezus het wee over uitspreekt; Matth. 23), liegen (wat mensen uitsluit uit de hemel; Openb. 22:15) of oneerlijkheid (waar Salomo dezelfde term ”gruwel” voor gebruikt als in Leviticus bij homoseksualiteit; Spr. 20:10). Wie zelf de fontein van zonde in zijn hart heeft ontdekt en beseft dat hij daardoor de eeuwige straf verdient, zal de zonde nooit goedpraten, maar evenmin naar de ander wijzen.
2. Veel christenen vinden dat de veroordeling van homoseksualiteit in de Bijbel niet van toepassing is op relaties in liefde en trouw? Inderdaad, in plaats van de uitleg die de kerk al eeuwenlang hanteert, ontstaan er nu nieuwe interpretaties van de teksten in Leviticus 18 en 20 en Romeinen 1. Die herziening staat niet los van de genoemde seksuele revolutie en de neiging om uitleg van de Bijbel aan te passen aan eigen begrip en voorkeur. Het rapport van de Christelijke Gereformeerde Kerken over homoseksualiteit (2013) heeft deze nieuwe uitleg duidelijk weerlegd. Het rapport wijst er wel op dat voorzichtigheid geboden is rond de misdaad van Sodom. Daar ging het niet over homo’s die in liefde en trouw wilden samenleven, maar om een geperverteerde seksuele praktijk.
3. Als homoseksueel gedrag zonde is, waarom moet er dan zoveel aandacht voor zijn? Het Reformatorisch Dagblad wordt soms verweten te veel aandacht aan homoseksualiteit te geven. Wie bedenkt dat dit een van de centrale thema’s was in de hele seksuele revolutie, dat dit een van de splijtzwammen was in het Samen op Wegproces, dat kerken zich nog steeds het hoofd breken over homoseksualiteit en ambt of avondmaalgang, dat de regenbooglobby intussen ook de Veluwe bereikt en dat ‘neutrale’ media een linkse agenda hebben, zal inzien dat het belangrijk is om goed geïnformeerd te blijven. Dat voorkomt dat lezers alles over één kam scheren en homo’s in hun gemeente vergelijken met homo’s bij de Gay Pride. Het RD schreef al in 1972 pagina’s vol over homoseksualiteit. De visie van de hoofdredactie is, anders dan onlangs in een kerkblad en door een columnist werd gesuggereerd, onveranderd.
4. Zal de openheid hierover niet leiden tot meer acceptatie van de zonde? Dat is denkbaar en daarom is evenwichtige informatie belangrijk, waarbij we wél de zonde afwijzen maar niet de zondaar. Dat kan christelijke jongeren helpen om zich veilig te voelen als ze merken dat ze een andere seksuele geaardheid hebben en daarover met anderen willen spreken. Jongeren die daar niet voor uit durven te komen, lijden vaak aan depressies, voeren een eenzame strijd, presteren slecht op school en hebben vaker zelfmoordgedachten.
Voor christelijke jongeren is de stap om erover te spreken nog veel groter dan voor anderen. In een veilige omgeving ”uit de kast komen”, al is het maar in kleine kring, kan jongeren helpen om in het gezin en in de kerk te blijven en hen beschermen tegen de vele seksuele verleidingen die binnen handbereik zijn. Ik gebruik liever de term geaardheid dan gerichtheid. De invloed van opvoeding of omgeving is veel geringer dan die van de biologische aanleg. En ook als die invloed groter is, dan nog kan zo’n jongere er zelf weinig of niets aan veranderen. Bij een openhartig gesprek hierover kunnen ouders of ambtsdragers hun meegeven dat God niet met twee maten meet.