Economie

Personeelslening gewijzigd, maar nog altijd voordelig

Een werkgever kan aan een goed functionerende medewerker een personeelslening verstrekken tegen geen of een zeer lage rente. Dit is voordelig voor de werknemer. Nieuwe regels maken dit voordeel echter iets minder groot.

Johan Bremmer
21 April 2017 14:15Gewijzigd op 17 November 2020 01:27Leestijd 3 minuten
beeld ANP, Lex van Lieshout
beeld ANP, Lex van Lieshout

Naast de lage rente zijn er nog meer positieve kanten aan een personeelslening. Zo is er geen bank nodig en is er geen sprake van registratie bij het Bureau Krediet Registratie (BKR). De werkgever zal zijn voordeel met name moeten zoeken in het voor langere periode binden van de werknemer aan zijn bedrijf.

Het rentevoordeel vormt loon. Tot 1 januari 2016 gold voor dit loonbestanddeel een zogenaamde nihilwaardering. De gedachte was dat zonder deze waardering in de loonbelasting de rente kon worden afgetrokken als hypotheekrente in de inkomstenbelasting. Waarom dan niet al vrijstellen in de loonbelasting? Feitelijk werd dan ook een stukje loon in natura (rentevoordeel) onbelast genoten in de loonbelasting.

Deze regeling bleef onaangeroerd, terwijl de hypotheekrenteaftrek sinds 1 januari 2014 jaarlijks wordt afgebouwd. Gevolg is dat de verhouding tussen de twee scheefgroeide. De wetgever vond dit niet wenselijk en liet de nihilwaardering per 1 januari 2016 vervallen.

Voor lopende personeelsleningen moet worden beoordeeld wat het rentevoordeel is. De rente moet daarbij op een marktconform niveau worden vastgesteld. Het voordeel dat de werknemer geniet, wordt dan als loon belast. Overigens is de rente wel aftrekbaar in de aangifte inkomstenbelasting. Opletten dus als werknemer bij het invullen van de aangifte over 2016.

Voor het vaststellen van een marktconforme rente moet worden gekeken naar de leningsvoorwaarden. Staat de rente voor tien jaar vast, dan moet op moment van het ingaan van de rentevaste periode worden gekeken wat een marktconforme rente was.

Is de personeelslening bestemd voor de eigen woning, dan is het rentevoordeel met ingang van 1 januari 2016 ook niet meer als eindheffingsbestanddeel aan te merken. Dit heeft als gevolg dat het rentevoordeel op de personeelslening voor de eigen woning ook niet meer in de vrije ruimte van de werkkostenregeling van de werkgever kan vallen. Belastbaarheid van het rentevoordeel is daarmee een feit.

Toekomst

Met deze wijzigingen is het de vraag of de personeelslening nog wel toekomst heeft. Dat lijkt wel het geval. Lenen bij een werkgever blijft immers veel gemakkelijker dan bij de bank. Ook de BKR-registratie blijft achterwege, wat de werknemer ruimte geeft in zijn leencapaciteit voor de toekomst. Bij het aangaan van een personeelslening voor de eigen woning moet wel aan de aflossingseis worden voldaan om het recht op hypotheekrenteaftrek te behouden.

Verder bestaat nog wel de mogelijkheid om een personeelslening met geen of een lage rente aan te gaan wanneer het bedrag van de lening wordt gebruikt voor de aanschaf van een (elektrische) fiets of elektrische scooter. In dat geval blijft de vrijstelling in de loonbelasting (nihilwaardering) op het rentevoordeel bestaan.

Voor alle andere personeelsleningen geldt dat het rentevoordeel is belast. In deze gevallen kan de werkgever dit voordeel echter wel aanwijzen als eindheffingsbestanddeel en zodoende vergoeden binnen de vrije ruimte van de werkkostenregeling.

De auteur is belastingadviseur bij Visser & Visser Belastingadviseurs. Reageren? fiscaal@refdag.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Vond je dit artikel nuttig?

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer