Analyse: Visie op levenseinde geeft diepe kloof tussen partijen
Enkele media brachten het als een nieuwtje. Toch was het dat niet. Wat D66-leider Pechtold donderdagavond in Nieuwsuur opmerkte, namelijk dat zijns inziens in een moderne stervenswet eigenlijk geen leeftijdsgrens behoort te staan, hád hij immers al eerder gezegd. Bijvoorbeeld in een interview met deze krant, drie weken geleden.
Wel komt zo’n boodschap via het medium tv indringender bij mensen binnen. Ook al omdat in de desbetreffende uitzending van Nieuwsuur een mens van vlees en bloed, namelijk de 57-jarige Martin Kock, zijn nood aan Pechtold voorlegde. „In de stervenswet van D66 mag je –als je gewoon klaar bent met leven– pas geholpen worden met het beëindigen van je leven als je ten minste 75 jaar oud bent. Waarom? Dat wil ik niet! Dan moet ik nog achttien jaar wachten. Ik heb geen zin meer in leven. Ik geniet nergens meer van. Ik wil nu!”
Pechtold was op een zo directe vraag niet voorbereid, en toonde zich door de interruptie geraakt. „Dat is heftig, wat u daar zegt.”
Toch hoefde hij over zijn antwoord niet lang na te denken. Eigenlijk vindt hij, zo gaf hij in de uitzending aan, dat er voor hulp bij zelfdoding geen leeftijdsgrens moet gelden. Dus als iemand van bijvoorbeeld 25 jaar oud, niet lijdend aan een ernstige, dodelijke kwaal, na lang en grondig nadenken tot de conclusie komt dat hij niet verder wil leven, zou ook hij met zelfdoding geholpen moeten kunnen worden. Zonder dat de helper daarvoor een straf boven het hoofd hangt.
En wat Martin Kock betreft, Pechtold sprak de hoop uit dat „onze beschaving in de toekomst zover gaat” dat ook voor hem een stervensregeling zal kunnen gelden. Op dit moment is er voor een lagere leeftijdsgrens „helaas nog geen maatschappelijk draagvlak”, moest de politicus erkennen. „We zullen het in de politiek stapsgewijs moeten aanpakken.”
Nogmaals, nieuws was het niet. Maar omdat het politiek wel degelijk relevant is dat de leider van een grote politieke partij, die bovendien de ambitie heeft premier te worden, zich zó, met zijn hele hebben en houden, aan dit thema verbindt, voeren we het hier toch weer ten tonele. Want wie nog twijfelt of deze verkiezingen eigenlijk wel ergens over gaan, heeft hier een voorbeeld van een thema waarbij het er zeker toe doet welke partijen op 15 maart als grootste uit de bus komen.
Niet voor niets reageerden de christelijke partijen vrijdag met afkeuring op Pechtolds uitspraken. Segers (CU) noemde het idee „levensgevaarlijk”, Van der Staaij (SGP) „verbijsterend.” Beide partijen hebben ook al aangegeven dat de stervenswet van D66 voor hen een breekpunt is wanneer zij straks, wellicht, aan zullen schuiven bij formatieonderhandelingen.
En zo is het, op een zeer fundamenteel niveau, wel degelijk van belang aan wie de kiezer straks zijn stem geeft. Als het om medisch-ethische zaken gaat, staat aan de ene kant van de lijn D66, de partij van de zich autonoom wanende mens. Waarvan de lijsttrekker stelt dat „wij mensen er al niet zelf voor hebben gekozen in het leven te komen”, en dat het mede daarom goed zou zijn als we „er wél zelf voor mogen kiezen eruit te stappen.”
Aan de andere kant van de lijn staan partijen die zeggen: „Inderdaad, wij mensen hebben er niet zelf voor gekozen in deze wereld te komen. Het leven is ons gegeven. Ons uiterlijk is ons gegeven. Ons karakter is ons gegeven. Onze ouders zijn gegeven. En juist daarom hebben wij niet de bevoegdheid om zelf uit dit leven te stappen. Hoe zwaar het ons soms ook valt.”
De programma’s van politieke partijen één pot nat? Op sommige terreinen wel. Maar op andere terreinen zijn er scherpe breuklijnen en is het verschil soms zo groot als dat tussen zwart en wit en als dat tussen leven en dood.