Het coronavirus raast over India. De gevolgen: werkloosheid, honger en armoede. Deze treffen christenen in het Zuid-Aziatische land extra hard. Het Indiase regime maakt hen op allerlei manieren het leven onmogelijk.
De grootste democratie ter wereld, met ruim 900 miljoen stemgerechtigden, is met meer dan 100.000 doden en 7 miljoen besmettingen hard getroffen door het coronavirus.
Het land van het bekende grafmonument Taj Mahal en de Gangesrivier telt ruim 65 miljoen christenen. Veel van deze christenen zijn arm en moeten als dagloner hun gezin onderhouden. Het geld dat ze overdag verdienen, geven ze ’s avonds weer uit aan voedsel.
Om de pandemie te bedwingen, stelde de Indiase regering een harde lockdown in. Veel bedrijven sloten hun deuren en het openbaar vervoer kwam stil te liggen. Als gevolg daarvan verloren miljoenen mensen, onder wie vele christenen, hun baan.
Zonder het weinige inkomen, waren deze werklozen helemaal op zichzelf aangewezen. Veel mensen trokken daarom naar het platteland, in de hoop daar voedsel te vinden. Omdat al het openbaar vervoer stil lag, waren sommigen genoodzaakt honderden kilometers te lopen. Een ware volksverhuizing kwam op gang.
Door de wegtrekkende mensen uit de steden, raakten christelijke gemeenten een groot deel van hun leden kwijt. Hierdoor ontbrak het de gemeenten aan financiële steun en konden ze moeilijk rondkomen. De christenen die naar het platteland trokken, verging het niet veel beter. Hoewel de lockdown inmiddels weer is opgeheven, is de situatie in India nog altijd nijpend.
De Indiase overheid steunt haar burgers in deze moeilijke tijden door middel van voedselhulp. Christenen zien echter weinig van deze hulp. „De overwegend hindoeïstische bevolking gedraagt zich ronduit vijandig tegenover christenen. Zij ontzeggen christenen bijvoorbeeld de broodnodige voedselhulp”, aldus Marjon Snel, woordvoerster bij hulporganisatie Open Doors.
De behandeling van christenen als tweederangs burger in India is niet nieuw. Al jaren kampen christenen met steeds heftiger wordende haatmisdrijven en discriminatie. Extremistische hindoes verwoesten kerken, mishandelen christenen en verbannen ze uit hun dorpen.
Afgelopen week viel in de oostelijke staat Jharkand een groep van zestig tot zeventig mensen een vijftal christenen aan „omdat ze verdacht werden van het eten van een koe.” Deze dieren zijn heilig in de hindoecultuur. De christenen werden zwaar mishandeld, maar overleefden de aanslag.
Hindoestaat
Het aantal haatmisdrijven in India groeit de laatste jaren buitengewoon hard. De meeste komen van een extremistische hindoe-organisatie, de Rashtriya Swayamsevak Sangh (RSS). Deze politieke, militante organisatie heeft in haar gedrag volgens Snel van Open Doors veel weg van de Duitse NSDAP uit de jaren dertig. Ook de RSS kan ongestraft minderheden terroriseren.
De RRS is onaantastbaar vanwege haar nauwe banden met de regeringspartij van president Modi. Hij leidde zijn partij in 2014 met recordcijfers naar een meerderheid in het parlement. Onder zijn bewind is de situatie in het land voor minderheden enorm verslechterd.
Modi’s partij wil van India een hindoestaat te maken; een land waarin de taal, de religie en de wetgeving op hindoeïstische leest geschoeid zijn. Tot nu toe mogen christenen nog wel hun geloof uitoefenen, maar niet altijd in het openbaar. Dit laatste is een grijs gebied.
Voorbeelden hiervan zijn talloos, zegt Snel. De RSS ontzegt christenen bijvoorbeeld de toegang tot de enige waterput in een dorp, „omdat christenen het water bevuilen.” Als gevolg hiervan moeten zij soms uren lopen voor hun eerste levensbehoeften. Hier kunnen ze vrijwel niets tegen doen.
„In India is geen sprake van een rechtstaat”, aldus Snel, „De mensen kunnen geen beroep doen op de overheid in het geval van onrecht. Ze zijn op zichzelf aangewezen.”
Lichtpuntjes
Niet alleen christenen hebben het zwaar. Andere minderheden, zoals moslims, hebben ook te maken met allerlei belemmeringen. Daarnaast maakt de regering het werk voor hulporganisaties erg moeilijk. Zo moest Amnesty International haar werkzaamheden onlangs opschorten, omdat de Indiase overheid alle banktegoeden van de mensenrechtenorganisatie bevroor.
Ook Snel ziet de situatie in het land verslechteren. „Organisaties zijn bang dat ze de volgende zijn die uit het land wordt gezet”, zegt ze. „We zijn erg pessimistisch over de toekomst, wat betreft de hulp die we christenen kunnen bieden.”
Toch ziet Snel ook lichtpuntjes. De kerk in India groeit hard. „Op grond van ons geloof zijn we hoopvol. Hele dorpen komen momenteel tot geloof.”