Heleen van den Berg vindt het opmerkelijk dat haar Bijbelstudiegroep de avond van de ramp precies een gebedsbijeenkomst had georganiseerd om voor Libanon te bidden. „Het land heeft ernstig te lijden gehad van de revolutie eind vorig jaar. Daarbovenop kwam corona, een economische crisis en een extreme inflatie.”
Vijftig minuten daarvoor had de explosie plaats. Van den Berg: „We konden die avond voor het Libanese volk in de bres staan. We hebben in deze omstandigheden God nodig. Hij is de Almachtige, Die alles in Zijn hand heeft. Hij kan allen kracht geven en ons geloof versterken, ook midden in dit trauma.”
Ze was net in de woning op de heuvels buiten Beiroet, toen ze een trilling voelde. „Het voelde als een aardbeving.” Haar whatsappbericht „Hé, wat was dat?” had ze nog niet ingetypt, toen ze een enorme knal hoorde. „Zo luid. Niet normaal.”
Gillen
„Ik wist even niet wat ik moest doen. Op straat hoorde mensen gillen. Schreeuwen.” Van den Berg had geen idee wat er aan de hand kon zijn. Toen ze het aan haar buurman vroeg, zei hij: „Een explosie of zo.”
Ze zette de tv aan. „Wat ik daar zag, sloeg alles. Wat een vreselijke chaos.” Van lieverlee druppelden de berichten binnen. Er bleek een explosie te hebben plaatsgehad in de haven.
„’s Avonds ging ik bij vrienden op bezoek; die zaten er behoorlijk doorheen. We moesten daarvoor dwars door de stad. Overal lag glas op straat. De meeste gebouwen hier hebben veel glas aan gevel, veel glazen puien. Ook hebben veel appartementencomplexen grote balkonramen. Dat lag allemaal in puin.”
Coronapatiënten
Rond middernacht probeerden Van den Berg met haar Libanese vriend het haventerrein te bereiken. Maar dat lukte niet. „De weg stond vol met ambulances. Daar konden we niet door. Trouwens, daarachter was het een enorme ravage.”
Wat de zorg voor de slachtoffers bemoeilijkte, was dat corona het zorgsysteem al had overbelast. „Reguliere patiënten moesten allemaal worden geëvacueerd om plaats te maken voor mensen die gewond waren geraakt door explosie.”
Overal op sociale media verschenen oproepen om bloed te doneren. „Het was een gekkenhuis. Echt crazy. Surrealistisch. Wat je ziet in een film. Het was vreemd om daar doorheen te rijden. Het was mijn stad niet meer. De omgeving was totaal veranderd. Heel onwerkelijk.”
Van den Berg raakte via haar whatsapp-groepen al gauw betrokken bij de opvang van mensen die door de ramp hun onderdak zijn kwijtgeraakt.
Peuteropvang GROW waar ze voor de Gereformeerde Zendingsbond (GZB) als logopediste werkt, staat bovendien in de buurt van het havengebied. De kinderen die GROW bezoeken, wonen in een arme achterstandswijk waar veel mensen dicht op elkaar wonen in tamelijk bouwvallige huizen. „Veel van hun ouders zijn vluchtelingen of migranten uit Afrika. Ze worden vaak gediscrimineerd. Wij hebben hen de afgelopen tijd voedselhulp geboden. We willen elkaars lasten helpen dragen, en hen iets laten zien van Gods liefde.”
Kapot
Na de ramp kreeg Van den Berg allerlei berichten van haar collega’s: „Alles is hier kapot.” „We kunnen hier niet blijven.” „We hebben onze waardevolle dingen bijelkaar geraapt, onze kleren en paspoorten gepakt. „We gaan voorlopig naar familie toe.” Van den Berg: „Ik heb ze laten weten dat mijn huis voorlopig leeg staat omdat ik bij een Libanese familie verblijf. Daar wilden ze graag gebruik van maken.”
De protestantse kerken in de stad zijn al snel bij de ramp betrokken geraakt, weet Van den Berg. Ze hoorde van andere zendingswerkers dat hun gebouw beschadigd is, en dat zij ook een voorlopig onderkomen zoeken. „Ze hebben vrijwilligersgroepen georganiseerd om overal rommel op te ruimen. En ze proberen waar nodig pastorale steun te verlenen.”