Veel Libanezen vragen zich vertwijfeld af of de explosie van dinsdag de doodklap betekent voor het kleine bankroete land dat in grootte slechts een kwart van de oppervlakte van Nederland beslaat. De enorme explosie in de haven van Beiroet heeft een land getroffen dat in een chronische politieke crisis verkeert, dat zijn schulden niet meer kan betalen, waar minstens een kwart van de beroepsbevolking werkloos is en waar bijna anderhalf miljoen Syrische vluchtelingen wonen. Daarmee is het inwoneraantal de laatste jaren gestegen naar zeven miljoen.
Massale protesten barstten eind vorig jaar los als gevolg van de werkloosheid en van de falende voorzieningen, zoals stroomonderbrekingen, drinkwatertekorten, slecht internet en de minimale gezondheidszorg. En daar is dit jaar het coronavirus nog bijgekomen. De ontploffing trof bovendien de haven die een van belangrijkste bronnen van inkomen van Libanon is. De haven is ook cruciaal voor de bevoorrading en sommige waarnemers vrezen nu al dat de explosie nog veel nijpender tekorten kan veroorzaken dan waar het land al onder lijdt.
Tot overmaat van ramp leidt de explosie tot nog meer spanningen in de bevolkingsgroepen van Libanon, dat lange tijd verscheurd was door burgeroorlog (1975-1990). Het land telt achttien religieuze bevolkingsgroepen van wie er sommigen elkaar naar het leven staan. De ramp komt vlak voor een door de Verenigd Naties gesteund tribunaal in Nederland bij verstek uitspraak doet in zaken aangespannen tegen leden van de sjiitische beweging Hezbollah. Die zouden medeverantwoordelijk zijn voor de bloedige zelfmoordaanslag in Beiroet in februari 2005, waarbij de prominente soennitische politicus en ex-premier Rafik Hariri (1944-2005) om het leven kwam.
Ongeacht de oorzaak van de explosie worden waarschijnlijk strijdgroepen of milities van bevolkingsgroepen nerveus. Hezbollah’s sjiitische militie zou bijvoorbeeld onder grote politieke grote druk komen te staan het her en der verstopte wapenarsenaal en de verborgen explosieven weg te halen uit de steden.