Buitenland

Subtiel racisme is bijna onuitroeibaar

Op papier zijn de rechten van zwarte burgers in Amerika sinds de jaren zestig van de vorige eeuw goed geregeld. In de praktijk blijkt het racisme bij veel Amerikanen nog diep te zitten. En dat doet Afro-Amerikanen dagelijks pijn.

29 June 2020 11:22Gewijzigd op 16 November 2020 19:43
beeld AFP, Kerem Yucel
beeld AFP, Kerem Yucel

Dat George Floyd bij zijn arrestatie omkwam, schokte kinderarts dr. Lisa Lowery uit Grand Rapids. En toch ook weer niet. „Heel triest dat deze jongeman bij zijn arrestatie het leven liet, maar het is geen unicum. Wij zwarten zijn gewend geraakt aan bruut politie-geweld.” Verbazingwekkender vindt ze dat blanke Amerikanen nu massaal de straat op gaan uit protest tegen het politieoptreden. „Dat is voor onze zwarte gemeenschap een belangrijke steun in de rug.” „En die hebben we hard nodig”, zegt haar collega, dr. Charles Gibson. „Zonder hulp van de blanken bereik je geen verandering. En die is noodzakelijk: een grondige, bijna revolutionaire doch vreedzame omkeer. Het racisme zit zo diep, dat raak je niet zomaar kwijt, vooral het subtiele racisme niet. Dat is bijna onuitroeibaar.”

Sprekend voorbeeld van het subtiele racisme is de verbazing die zowel Lisa als Charles tegenkomt in hun werk. Beiden zijn van Afro-Amerikaanse afkomst; beiden zijn werkzaam in het academisch ziekenhuis in Grand Rapids. Niet zelden zeggen blanke Amerikanen dan: „Hoe is het mogelijk dat u het zover hebt gebracht?”

Lisa Lowery (1971) is kinderarts in het Helen DeVos-kinderziekenhuis en daarnaast heeft ze een decaansfunctie aan de medische faculteit van Michigan State University. Als decaan houdt ze zich beroepsmatig bezig met het reilen en zeilen van allerlei (minderheids)groepen die de universiteit bevolken, waaronder de studenten en collega’s met een niet-blanke afkomst. Doel is voor hen een veilig leer- en werkklimaat te creëren waarin ze zich gehoord, gezien en gewaardeerd voelen.

Verbazing

Een van die zwarte collega’s is dr. Charles Gibson (1983), chirurg met het specialisme trauma-geneeskunde en hoofd van de afdeling chirurgie in het academisch ziekenhuis. Daarnaast doceert hij traumachirurgie aan dezelfde universiteit waar Lowery werkt. „Soms kun je de verbazing van het gezicht van mensen aflezen als je vertelt traumachirurg te zijn, en vooral als ze horen dat je ook nog hoofd van de vakgroep bent”, zegt Gibson. „Zo van, klopt dit wel...? Enkelen zeggen dat zelfs hardop.”

Het probleem van het racisme is verspreid over heel Amerika, zo stellen beide artsen. „Er kunnen regionale verschillen zijn, maar dit kwaad blijft niet stilstaan bij de grens van een bepaalde staat”, zegt Gibson. Zelf werd hij geboren in Georgia, een van de zuidelijke staten die een lange geschiedenis hebben van spanningen tussen zwart en wit. Wanneer hij zijn huidige woonplaats Grand Rapids –een stad met 188.000 inwoners in de staat Michigan– vergelijkt met zijn geboortestreek, dan constateert hij dat de mensen in Michigan zich in het algemeen vriendelijk opstellen tegenover hun zwarte medeburgers. „Als ze het niet met je eens zijn of je eigenlijk niet accepteren dan zijn ze gereserveerd, maar ze spreken zich niet uit. Hun woorden en daden zijn dan niet met elkaar in overeenstemming. Dat is in Georgia anders. Ook daar zijn veel witte mensen aardig tegen zwarten. Maar als ze je niet moeten, laten ze dat ook heel snel en duidelijk blijken. Daar manifesteert het racisme zich meer recht in je gezicht.”

Gibson herinnert zich nog goed dat hij op de lagere en middelbare school zat en dat medeleerlingen T-shirts droegen met daarop de vlag van de Confederatie afgedrukt. Die vlag werd tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog gebruikt door de staten die de slavernij wilden handhaven. Nog steeds is deze vlag populair bij mensen die bezwaar hebben tegen de volledige gelijkberechtiging van blank en zwart. Gibson: „Voor mij, zwarte jongen, ging van die T-shirts dezelfde dreiging uit als bijvoorbeeld voor een Joodse jongen die in de jaren dertig naast medescholieren zat die op hun kleding de nazisymbolen hadden. En dan praat ik over het begin van de jaren negentig dat dit nog gebeurde.” Iets dergelijks zou volgens Gibson in Michigan niet gebeuren. Ik zie hier ook weleens een confederale vlag, maar openlijk racisme komt hier minder voor, het onderhuidse daarentegen meer.”

Volgens de beide artsen komt racisme vooral voort uit angst bij de blanke gemeenschap. Eeuwenlang waren de zwarte Amerikanen ondergeschikt aan de blanken. „Mijn vader vertelde dat als er een blanke in een restaurant kwam, hij het beste eten kreeg, aan de tafel met het beste uitzicht zat, een plaats dicht bij de airco had. Wanneer kort daarop een zwarte bezoeker arriveerde dan kreeg die minder goed eten, een mindere plaats, een minder uitzicht, of hij mocht er in het geheel niet in”, zegt Gibson. „Tot in de jaren zeventig gold in Amerika de regel: witte mensen zijn het zuivere ras, dat mooier en intelligenter is, alles wat zij doen is goed, alles wat niet wit is, voldoet niet. Zwarte mensen zijn minderwaardig. Dat idee is van generatie op generatie overgedragen. En sommige blanke mensen denken dit nog steeds en willen dit gedachtegoed behouden.

De laatste decennia moeten blanke Amerikanen eraan wennen dat zwarte mensen dezelfde rechten en waardering krijgen als blanke. Dat zij hetzelfde verdienen als witte burgers. En dat maakt veel blanke Amerikanen bang en onzeker omdat het relatief nieuw is. Mensen houden niet van verandering, willen niet graag iets doen waar ze zich ongemakkelijk bij voelen. Dus gaan ze zich verweren tegen die vernieuwing en zich daartegen verzetten. Zij proberen de zwarte medeburgers te diskwalificeren en als dat niet lukt hen in een kwaad daglicht te stellen. Dat is de bodem waarop racisme zich ontwikkelt. Blanken voelden zich vaak superieur en willen niet dat die positie wankelt.”

Hobbels

Het heeft beide medici veel moeite gekost om het zover te schoppen. Hun niet-blanke afkomst zette hen keer op keer op achterstand. Moeiteloos geven de artsen daar voorbeelden van. Dr. Lowery vertelt dat de hobbels er al waren nog voordat ze aan haar studie begon. Haar ouders stimuleerden haar, maar ze had verschillende mentoren die haar adviseerden om te gaan werken. Een studie geneeskunde zat er voor haar, zwarte tiener, immers toch niet in. „Toen ik vertelde dat ik me wilde aanmelden bij de medische faculteit van de University of Michigan, was hun reactie: „Je wordt toch niet toegelaten, want je komt uit de zwarte gemeenschap. Waarom zou je toelatingsexamen doen als je toch geen kans maakt?” Het is me toch gelukt. Ik kwam door het toelatingsexamen heen. De mentoren waren heel verbaasd. Ze hadden dat nooit verwacht en nog minder dat ik later hier aan de universiteit werk zou krijgen.”

Maar aarzelingen bij ouders en mentoren van zwarte kinderen die willen gaan studeren, zijn niet de enige barrière die genomen moet worden, zo blijkt uit de ervaringen van dr. Gibson. Een belangrijke factor voor de achterstand van aanstaande zwarte studenten is dat er in hun eigen directe omgeving weinig mensen zijn die kunnen helpen om wegwijs te raken in de academische wereld. Gibson: „Er zijn dingen die ik als zwarte student geneeskunde gewoon niet wist. Een witte student kent altijd wel iemand die wil helpen. Bij de zwarten is dat veel minder. Er zijn weinig mensen die je advies kunnen geven hoe je slim omgaat met lastige situaties op de universiteit, bij welke hoogleraren je beter geen college kunt volgen omdat ze studenten niet goed begeleiden, enz. Er zijn op een universiteit vaak ook maar weinig mensen die het voor een zwarte student opnemen. Iedereen heeft nu eenmaal de neiging om zich te richten op mensen met wie je een gemeenschappelijke culturele achtergrond hebt.”

Hoge cijfers

Doordat er dus weinig mensen zijn die beginnende zwarte studenten met raad en daad terzijde staan, hebben zij volgens dr. Gibson soms wel een jaar nodig om enigszins door te krijgen hoe het er bij hun academie aan toe gaat. „Veel studenten wisten bijvoorbeeld dat als je een bepaalde samenvatting las en de bijpassende vragen leerde, je een tentamen zeker zou halen. Dat wisten wij zwarte studenten niet. Niemand die het ons vertelde. Wij kwamen daar pas het tweede jaar achter. Dus ben je al een jaar verder voordat je in de gaten hebt wat de beste studiemethode is. Gevolg? Wij moesten veel harder werken om dezelfde resultaten te halen. Sommige zwarte studenten presteerden daardoor minder dan de blanke. En ja, dat bevestigt het stereotiepe beeld weer: zwarten zijn dom.”

Dat die achterstand een blijvend effect kan hebben, blijkt uit de toelichting van dr. Gibson. In Amerika telt namelijk niet alleen het diploma tijdens de studie geneeskunde, maar ook de cijfers die je voor bepaalde toetsen hebt behaald. „Een hoog cijfer voor een toets vergroot de kans dat je een bepaald medisch specialisme kunt beoefenen, of dat je je opleiding op een prestigieuze universiteit kunt voortzetten. Dat betekent ook een hoger salaris als je eenmaal bent afgestudeerd. Dat kan soms wel vier keer hoger zijn dan van een collega die een gewone voldoende haalde. Dus de resultaten aan het begin van je studie zijn heel erg bepalend voor je toekomst. Dat is natuurlijk geen gewelddadig racisme, maar hier zie je wel dat jongeren met een Afro-Amerikaanse achtergrond op achterstand staan.”

Eigenlijk geldt dit op allerlei gebied. Zwarte Amerikanen moeten bewijzen dat ze echt goed zijn, willen zij witte collega’s voorbij kunnen streven. Gibson kreeg dit al met de paplepel ingegoten. „Ons is van huis uit geleerd: wij zwarten moeten twee keer zo goed zijn als anderen, wil je de helft kunnen verdienen.” Zelf kon hij de middelbare school op zijn sloffen doen, maar hij heeft altijd keihard gewerkt omdat zijn moeder verlangde dat hij met hoge cijfers thuiskwam. „Er was geen ruimte om het even wat rustiger aan te doen. Als ik met slechts een acht thuiskwam, had ik een groot probleem. Dus deed ik niets anders dan studeren om de beste cijfers te halen. Die houding heb ik mijn hele loopbaan volgehouden. Ik had gewoon niet de foutmarge om genoegen te nemen met gemiddelde prestaties. Nu nog. Het is niet voldoende om als zwarte hoogleraar gemiddeld werk te leveren.”

Lisa Lowery herkent dat. „Er is sprake van reserve, of beter van vooringenomenheid. Zwarte studenten en academici ervaren voortdurend een kritische benadering van medestudenten en collega’s: Klopt het wel? Ben je echt wel goed in je vak? Na zestien jaar werkervaring hier in het ziekenhuis kom ik dat nog steeds tegen. En als blijkt dat ik inderdaad goed werk lever, dan is vaak de enigszins neerbuigende reactie: „Oh, wat goed van je dat je dit hebt bereikt.” Eigenlijk houden mensen het dus voor onmogelijk dat een Afro-Amerikaanse op zo’n positie zit.”

Toen de kinderarts op betrekkelijk jonge leeftijd een behoorlijke promotie maakte, ontstond er onder collega’s nogal wat ruis. Haar mentor, een oudere man van Joodse komaf, vroeg haar toen: „Waarom denk je dat mensen commentaar hebben op je benoeming? Omdat je jong, vrouw of zwart bent?” Lowery: „Ik wilde niet zeggen dat mijn huidskleur een rol zou kunnen spelen. Daarom antwoordde ik: „Waarschijnlijk vanwege mijn leeftijd.”” Haar mentor zei toen: „Nou, waarschijnlijk spelen alle drie de factoren een rol.” Dat heeft de ze altijd onthouden. „Ik denk ook dat het waar is. Omdat ik zwart ben wilden mensen me soms geen dokter noemen, of geen opdrachten van me aannemen. Er waren er die me achter mijn rug om tegenwerkten.”

Ongemakkelijk gesprek

De klim van Gibson naar de positie die hij nu als afdelingshoofd heeft, verliep evenmin probleemloos. „Toen ik promoveerde tot leidinggevende, had ik de onthutsende ervaring dat collega’s met wie ik dacht een goede relatie te hebben steil achterover sloegen vanwege mijn benoeming. Ik kreeg geen felicitaties. Een van hen zei zelfs: „Ik vind dat hij dit niet verdiend heeft.” Het was niet eens omdat zijzelf die baan wilden; ze vonden gewoon dat ik die promotie niet verdiende. Dit is een veelvoorkomend commentaar als een zwarte Amerikaan een betere positie krijgt. Dat hoor ik ook van andere academici. Terwijl ik alles had gedaan: vroeg beginnen, laat doorwerken, protocollen schrijven etc. We hadden toen als collega’s met elkaar een heel ongemakkelijk gesprek. Er waren zelfs ook mensen die dachten dat ik die baan niet had gekregen vanwege mijn kwaliteiten. Bij de zwarte Amerikaan wordt promotie vaak niet gelinkt aan verdienste.” Vaak wordt gedacht aan vriendjespolitiek of dat iemand benoemd is vanuit het streven naar positieve discriminatie.

Die reacties raakten Gibson diep. Eerlijk zegt hij: „Het is dan heel moeilijk om gewoon te blijven samenwerken. Je doet wat je kunt voor je patiënten. Daar ben je dokter voor. En verder slik je het maar in. Verweer helpt toch niet, want je bent zwart. Maar dat kost heel veel energie, want je moet alles wel verwerken.”

Dat laatste duurde ook best lang. Vooral omdat het een tijd duurde voordat de collega’s van hun kant aangaven toch vertrouwen in dr. Gibson te hebben. „Toen ik overduidelijk had bewezen dat ik de baan aankon, sprak mijn naaste collega eindelijk uit dat ze vond dat ik het wel verdiend had. We hebben ons wel verzoend. Maar vaak komt zo’n excuus achteraf niet. Dan blijft er reserve bij collega’s. Dat hoor ik ook van andere artsen met een Afro-Amerikaanse achtergrond. ”

Gibson wil een goede chirurg zijn voor zijn patiënten, voor ál zijn patiënten, blank of zwart, dat maakt voor hem geen verschil. Daarom vindt hij het soms vervelend bij voorkeur gestuurd te worden naar zwarte patiënten die moeilijk doen. „Ik word dan niet gevraagd omdat ik een goede dokter ben, maar vanwege mijn zwarte huidskleur. Ze denken dat ik beter met hen kan praten, of dat ik beter tot hen door kan dringen. Daar heb ik moeite mee. Ik vraag toch aan mijn blanke collega’s ook niet of ze naar een moeilijke blanke patiënt willen gaan? Net zo vervelend vind ik het als witte mensen liever door een blanke dokter worden behandeld dan door mij. Een vrouw die in een levensbedreigende situatie verkeerde gaf aan dat ze uitsluitend door een blanke chirurg geholpen wilde worden. En dat terwijl ze in acuut levensgevaar zou komen als ik niet direct ingreep. Ook dat ervaar ik als racisme.”

„Racisme is dus geen eruptie van afkeer bij rechts-radicale blanken, het zit diep in onze instituties en het is vaak zo subtiel dat het nauwelijks wordt onderkend”, zegt Gibson. „Het lijkt minder erg dan de racistische manier waarop de politie soms optreedt, maar de pijn van dit subtiele racisme voelen wij zwarten evenzeer.”

Besmet

Dat de zwarte gemeenschap in Amerika op achterstand staat, lijkt te worden bevestigd door het hoge aantal coronaslachtoffers in die kring. In de media wordt vaak gezegd dat de belangrijkste oorzaak hiervan is dat zwarte burgers minder goed toegang hebben tot medische voorzieningen. Lowery: „Dat klopt. Maar die slechtere toegang tot de zorg is niet de enige reden. Veel zwarte mensen werken in vitale beroepen, zoals winkelpersoneel, schoonmakers, buschauffeurs – en konden geen vrij nemen; anderen durfden dat niet omdat ze dan geen inkomen meer zouden hebben. Een sociaal vangnet voor hen ontbreekt. Deze mensen liepen een groot gevaar dat ze besmet raakten en dat gebeurde ook.”

De kinderarts vertelt dat de zwarte gemeenschap zelf aanvankelijk dacht buiten schot te blijven. „Corona was volgens sommigen een ziekte die blanken raakte maar de zwarten niet. Ik herinner me een gesprek met m’n vader, die zei: „Corona, kunnen zwarte mensen dat krijgen dan?” Dat dacht men destijds bij aids ook. Totdat bleek dat verschil in huidskleur geen verschil maakte bij het risico op besmetting. Toen wij hoorden wat er aan de hand was in New York, New Orleans en Detroit en begrepen om welke aantallen het ging, sloeg de angst toe. Corona heeft inderdaad veel slachtoffers gemaakt onder de zwarte bevolking, ook hier in West-Michigan.”

Gibson wijst in dit verband op de „zeer gecompliceerde relatie” die de zwarte gemeenschap in de VS heeft met de gezondheidszorg. „In het verleden werden heel veel medicijnen en medische ingrepen getest op zwarte slaven. De generatie van mijn ouders herinnert zich dat hun ouders hierover spraken.”

Lowery noemt ook de voorbeelden uit de Amerikaanse geschiedenis waarin universiteiten medisch onderzoek deden waarbij zwarte mensen van straat werden geplukt om als proefkonijn te dienen. „De mensen wisten niet wat er ging gebeuren. Dat is hun ook later niet verteld. Dat voedt tot de dag van vandaag een grote reserve jegens de gezondheidszorg.”

Gibson: „Dat diepgewortelde wantrouwen onder ouderen binnen de zwarte gemeenschap leidt ertoe dat ze zich voortdurend afvragen of ze geen proefkonijn zijn als ze een nieuw vaccin krijgen. Ze betwijfelen bijvoorbeeld of dat wel voldoende getest is. De medische zorg kan zijn uiterste best doen om de zwarte gemeenschap erbij te krijgen: zwarten uitnodigen om zich te laten testen, heel goede voorlichting geven. Maar de argwaan blijft. Een zwarte zieke is bang om naar het ziekenhuis te gaan en vreest vaak dat hij er niet meer uit komt.”

Illustratief noemt Lowery in dit verband hetgeen een jonge vrouw van goed twintig jaar haar onlangs vertelde. „Zij was bang een bepaald medicijn te gebruiken. Ze dacht dat er van regeringswege trackers in waren verwerkt die haar konden volgen, en waar ze altijd last van zou kunnen houden. Het was nergens op gebaseerd, maar ze zat wel gevangen in angst.”

Stopteken

Niet alle angst bij de zwarten is misplaatst, zeggen beide artsen. Ze weten maar al te goed dat de politie in Amerika vaak de grens van racisme nadert. „De dood van George Floyd is heel triest, heel ingrijpend. Maar niet uniek. Er zijn de achterliggende jaren meer politieoptredens en arrestaties geweest waarbij een zwarte Amerikaan omkwam door hard politieoptreden”, zegt Lowery. „Als je met tien zwarten bij elkaar zit, dan kent iedereen wel iemand die zonder directe aanwijsbare reden staande is gehouden door de politie.” Zelf heeft ze dat nog nooit meegemaakt, maar haar man wel en ook –recent nog– een neefje dat in de auto van zijn grootmoeder reed. Wel merkte de kinderarts dat ze tijdens haar bezoek aan een warenhuis opzichtig werd gevolgd door een bewaker.

Ook Gibson kreeg een aantal keren zonder aanwijsbare reden een stopteken van de politie. „Dan moest ik uitleggen waar ik heen ging; of de auto wel van mij was; waarom ik zo laat op de avond of in de nacht door de stad reed. Soms was ik op weg naar een spoedoproep vanuit het ziekenhuis. En dat alleen maar omdat ik zwart ben.”

„Dergelijk politieoptreden is discriminerend en voedt het wantrouwen bij de zwarte gemeenschap”, zegt Lowery. Waarbij ze zich haast te zeggen dat er ook „tal van vriendelijke en correcte” agenten zijn.

Lowery vindt het meest opvallende dat de dood van George Floyd nu ook bij witte Amerikanen de ogen lijkt te hebben geopend voor de structurele achterstelling van de zwarten. „Mensen worstelen nu met de vraag: Hoe gaan we hier als maatschappij mee om? Voor ons als zwarte mensen is deze nationale verontwaardiging van groot belang. Ik hoop dat er nu breed in de samenleving nagedacht gaat worden over een verandering die beklijft.”

Martin Luther King

Uit allerlei onderzoeken blijkt dat er behoorlijk veel criminaliteit voorkomt binnen de zwarte gemeenschap in Amerika. Moet op dat gebied ook niet iets veranderen? Lowery geeft direct toe dat er verhoudingsgewijs veel zwarten in de gevangenis zitten. „Dat is zeker waar. En het gebruik van marihuana onder zwarte jongeren is ook niet gering. Ze groeien vaak op in gezinnen waar het niet fijn en veilig is. In een aantal gevallen is er permanent ruzie; niet zelden is er sprake van alcoholisme bij de ouders. Het ontbreekt nogal eens aan vaderlijk gezag – eenvoudig omdat er geen vader in het gezin is. Een deel van de zwarte jongeren groeit op zonder goede leiding. En die jongeren ontsporen.”

Maar er is volgens de kinderarts ook een ander punt van invloed op het feit dat er verhoudingsgewijs veel zwarte Amerikanen in de cel zitten. „Zwarte verdachten hebben het geld niet om een goede advocaat te betalen. Dus voor exact hetzelfde vergrijp kan een zwarte jongere achter de tralies verdwijnen terwijl zijn witte leeftijdgenoot de dans ontspringt. Maar goed, ik wil zeker niet ontkennen dat er ook binnen de zwarte gemeenschap zaken moeten veranderen.”

Dr. Gibson is dit met haar eens. „Het lastige is echter dat we op dit moment binnen de zwarte gemeenschap geen echte leider hebben, zoals in het verleden dr. Martin Luther King jr. Zelfs president Obama was dat maar ten dele. We hebben iemand nodig die de tegenstellingen (ook die binnen de zwarte gemeenschap) weet te overbruggen en die gezag heeft.” Heel veel mensen doen goed werk, maar een duidelijk gezicht en het geluid van een leider ontbreken.

De noodzakelijke maatschappelijke verandering betekent volgens dr. Lowery niet dat de politie financieel gestraft moet worden voor het wangedrag jegens zwarten. „De zogenoemde defunding van de politie is de oplossing niet. Dat is de reflex die je vaker in de Amerikaanse samenleving ziet. Is er een probleem, dan gaan we snijden in de budgetten. Dat moet niet. Er moet juist meer geld worden vrijgemaakt om het politieapparaat te verbeteren. Er moet geld worden geïnvesteerd in het opbouwen van een goede relatie tussen de politie en de niet-blanke groepen.”

Blijft de vraag: zal er iets veranderen? Zowel dr. Lowery als haar collega Gibson is voorzichtig positief. „Ik vind het super dat de witte Amerikanen nu hun stem laten horen uit zorg over het onrecht dat zwarte mensen wordt aangedaan”, zegt de kinderarts. „En ik ben tegelijk verbaasd dat ik het zo bijzonder vind. Het zou gewoon zo moeten zijn dat blank en zwart elkaar helpen. Maar voor ons zwarte Amerikanen is het een unicum dat we nu uit heel de samenleving steun krijgen. Dat is moreel een oppepper.”

„Maar ook praktisch is de hulp van witte Amerikanen voor ons heel hard nodig”, zegt Gibson. „Zonder de hulp van de witte Amerikanen wordt het niets. Ik weet niet of ik in mijn leven al eerder gezien heb dat mensen wereldwijd dit thema omarmen en ervoor demonstreren. Veel mensen met wie ik ben opgegroeid spraken nooit over systematisch racisme. Nooit ging het erover hoe we dat konden veranderen. Er zijn allerlei vreselijke incidenten geweest, waarover volop gesproken werd op sociale media. Maar na een paar weken gingen we weer over tot de orde van de dag. Het is niet eerder gebeurd dat de wetgevers zo expliciet spraken over aanpassingen van de wet in relatie tot hervormingen van de politie. Ik ben voorzichtig optimistisch dat er deze keer wel degelijk iets gaat veranderen, en dat we naar een normale situatie kunnen. Voor het eerst, want het is nooit normaal geweest.”

Naschrift: Aan dit interview werkte mee dr. Monica van de Ridder, wetenschappelijk medewerkster aan de medische faculteit van Michigan University te Grand Rapids.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Meer over
Racisme

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer