Voor de Golfstaten zijn de gouden jaren voorbij
Niet alleen het coronavirus, maar ook een slepende oliecrisis maken regeringen in de Golfstaten erg zenuwachtig. In de regio staan grote veranderingen op stapel. De jaren van weelde zijn voorbij.
Dubai. Alleen de naam al maakte de afgelopen decennia bij miljoenen mensen het beeld wakker van een sprookjesstad. Van een plaats waar de torens tot in de hemel reikten, waar het gekste niet gek genoeg was. Van een stad die gebouwd was op de belofte van welvaart en vrede. Van een metropool voor handel en voor geluk. En van een magneet voor iedereen die op zoek was naar geld. Dat vooral.
Maar steeds duidelijker wordt dat het sprookje op zijn einde loopt. Tien jaar geleden al kwamen de eerste barsten aan de oppervlakte. De wereld zat in een financiële crisis en Dubai kon zijn financiën niet meer rondkrijgen voor een prestigeproject van de eerste orde: de hoogste toren ter wereld. Het emiraat van Abu Dhabi, buur van Dubai, schoot te hulp met een miljardeninjectie.
Maar die hulp kwam niet gratis. Abu Dhabi eiste dat de toren, een paar uur voor de oplevering, een andere naam zou krijgen. In plaats van Burj Dubai (Dubaitoren) gaat het gigantische bouwwerk nu als Burj Khalifa (Toren van de Kalief) door het leven. En iedereen die geen vreemde is in Dubai, weet naar wie die naam verwijst: naar sjeik Khalifa bin Zayed al-Nahayan, de emir van Abu Dhabi en tevens president van de Verenigde Arabische Emiraten. De boodschap was duidelijk: niet Dubai, maar Abu Dhabi is de baas.
Nu dreigt een herhaling van tien jaar geleden. Persbureau Reuters onthulde vorige week dat Abu Dhabi in gesprek is met Dubai om het noodlijdende emiraat alweer te hulp te komen. Het is nog niet duidelijk wat Dubai dit keer op tafel moet leggen. Maar ook ditmaal zal de hulp niet gratis zijn.
Fata morgana
Dubai vertelt het verhaal voor de hele Golf. Saudi-Arabië, Bahrein, Oman, Koeweit, Qatar en de overige emiraten die met Dubai de Verenigde Arabische Emiraten vormen: ze staan stuk voor stuk voor wat weleens de grootste uitdaging in hun geschiedenis zou kunnen worden. Zonder harde maatregelen is het sprookje van de welvaart in de woestijn straks als een fata morgana. Het lijkt wel echt, maar is niets meer dan gebakken lucht.
Sommige Golfstaten kunnen het vanwege hun enorme oliereserves nog even uitzingen, maar met name Bahrein en Oman komen volgens analisten al binnen twee tot vier jaar in grote problemen. Vooral voor het sultanaat Oman zal snel een oplossing moeten worden gevonden. De staatsschuld nam daar de afgelopen vijf jaar toe van nog geen 5 procent tot bijna 60 procent van het bbp vorig jaar.
De meest logische oplossing is dat andere Golfstaten bijspringen, maar de ervaring van Dubai en Abu Dhabi leert dat daar concessies bij horen. Voor het altijd neutrale Oman is duidelijk wat eventuele helpers voor concessies willen. Met name Saudi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten zullen het sultanaat in hun politieke invloedssfeer willen krijgen. Dat is iets dat Oman niet snel zal laten gebeuren; het bestaat juist bij de gratie van de onafhankelijke koers die de in januari overleden sultan Qaboos vijftig jaar lang heeft gevoerd.
Het alternatief is echter evenmin wenselijk: hulp van buiten de Golfstaten. In het geval van Oman komt daar maar één land voor in aanmerking, omdat meer dan 90 procent van de Omaanse olieproductie naar dat land gaat: China. Maar ook China zal alleen willen helpen in ruil voor meer invloed.
Twee koppen
Is er een oplossing? Ja. Maar daarvoor moet eerst helder zijn wat het probleem is. Dat probleem heeft twee koppen. Allereerst is er natuurlijk de coronacrisis. De Golfstaten zien zich genoodzaakt om, net als veel andere landen, heftige maatregelen te nemen. De economieën zijn nagenoeg tot stilstand gekomen.
Nu is de coronacrisis een wereldwijd probleem. Maar de Golf heeft er nog een probleem bij, en dat is de stagnerende oliemarkt. Mede door de coronacrisis is de behoefte aan olie wereldwijd veel lager geworden, en dat merken de Golfstaten als eerste. Aramco, de Saudische oliemaatschappij die de melkkoe is van de overheid, kondigde vorige week een reusachtige terugval van 25 procent aan voor de opbrengsten in het eerste kwartaal.
In veel andere olielanden kan zo’n terugval door andere sectoren in de economie worden gecompenseerd, maar hier komt een onderliggend probleem van de Golf akelig scherp naar voren: er zijn hoegenaamd geen andere economische sectoren. Olie is het enige waar de Golf op drijft – letterlijk en figuurlijk.
Deze probleemstelling maakt direct duidelijk in welke richting de oplossing moet worden gezocht: diversificatie van de economie, zodat de Golfstaten minder afhankelijk worden van de olie die toevallig in de grond zit.
Die waarheid is zo algemeen aanvaard, dat het een mantra is geworden. Al decennia roepen experts en ook de regeringen in de Golfstaten zelf dat hun economieën met de grootste spoed meer divers moeten worden. Vooral de private sector moet een stevige injectie krijgen.
Op dit moment is de publieke sector nog zeer sterk aanwezig: de overheid is in alle Golfstaten met stip de grootste werkgever. Neem Saudi-Arabië, het grootste en belangrijkste land in de Golf: bijna twee derde van alle Saudiërs werkt voor de overheid. Ook een Emirati of Qatari werkt doorgaans voor een ministerie of een andere ambtelijke dienst. Zelfs in een land als Oman, dat minder olie heeft, geldt een baan bij de politie of het leger als het hoogst haalbare. Het betekent een vast inkomen en een vervroegd pensioen.
Goedkope arbeid
In principe is het mogelijk om die diversificatie voor elkaar te krijgen. De Golfstaten konden namelijk tot nu toe in twee belangrijke zaken voorzien: lage of geen belastingen, en goedkope arbeid uit het buitenland, vooral uit Oost-Azië. Voor investeerders in de private sector is dat goud waard.
Echter, juist nu de nood voor diversificatie het hoogst is, staan die twee voorwaarden op de helling. Wat betreft de belastingen zien Saudiërs en andere Golf-Arabieren gebeuren wat tot voor kort onmogelijk leek: dat er überhaupt belasting moet worden betaald. Saudi-Arabië introduceerde in 2018 al een btw van 5 procent en vanaf juli wordt dit verdrievoudigd tot 15 procent, op vrijwel alle goederen. Andere Golfstaten volgen, zij het vooralsnog met lagere percentages.
En dan is er nog de tweede voorwaarde voor een diverse economie, de beschikbaarheid van goedkope buitenlandse arbeiders. Die zijn er in overvloed; soms maken gastarbeiders tot wel 90 procent van de bevolking uit. De overgrote meerderheid van hen komt uit Oost-Azië – landen als de Filippijnen, Bangladesh en India.
Nu de werkloosheid onder de autochtone bevolking snel toeneemt, zijn het deze werkers die meer dan eerst met de nek worden aangekeken. Een parlementslid uit Koeweit zei vorig jaar dat expats zelfs zouden moeten betalen „voor de lucht die ze inademen.” In Oman werd vorige maand een order uitgevaardigd dat staatsbedrijven haast moeten maken met het vervangen van buitenlandse krachten door Omani’s, vooral op managementposities.
Duizenden Aziaten die nu zonder werk zitten als gevolg van de coronacrisis, tellen hun knopen en vertrekken. Uit de Golfstaten zijn de afgelopen weken tientallen repatriëringsvluchten vertrokken, vol met Bengalen, Indiërs en Filippino’s die de Golf de rug toe keren.
Toch kan de Golf niet zonder hen, vooral niet omdat veel van deze arbeidskrachten doorgaans zwaar onderbetaald worden en dus relatief goedkoop zijn. Er is geen autochtoon te vinden die voor hetzelfde loon wil werken. Daar komt nog bij dat de meeste autochtonen ook het soort werk onder hun niveau beschouwen. Het gaat dan onder meer om arbeid in de schoonmaakbranche, in de bediening en in de bouw. In alle Golfstaten vind je in die sectoren vrijwel zonder uitzondering gastarbeiders.
Tijdperk
Kortom, nu het gunstige belastingklimaat voorbijgaat én goedkope arbeid minder makkelijk voorhanden is, hebben buitenlandse investeerders alle reden om de Golf links te laten liggen. Daarmee wordt de diversificatie van de economie moeilijker in plaats van makkelijker.
En al zou het lukken om andere economische sectoren tot bloei te brengen, dan nog is het vrijwel onmogelijk om die sectoren zó winstgevend te maken dat ze het verlies aan olie-inkomsten kunnen compenseren.
Dubai laat dat als geen ander zien. Dat emiraat geldt als schoolvoorbeeld van hoe je een economie meer divers kunt maken: het ontwikkelde zich tot financieel centrum van het Midden-Oosten. Maar ook Dubai heeft waarschijnlijk hulp nodig om overeind te kunnen blijven. En, zoals gezegd, die hulp komt van de olie-inkomsten van de buren. Maar daarvan is nu net de vraag hoe lang dat nog blijft werken.
De conclusie is helder: er staan grote en waarschijnlijk blijvende veranderingen op stapel die ook buiten de Golf zullen worden gevoeld. „Ik twijfel er niet aan dat dit het einde van een tijdperk is”, zei Bruce Riedel deze week in The Guardian. Riedel is beleidsmaker bij Brookings in Washington en expert op het gebied van Golfeconomieën. „Het tijdperk dat de Golflanden al dat geld hebben, is voorbij”, voorspelt hij.
De Amerikaanse wetenschapper Karen Young, expert op het gebied van politieke economie van de Golf, denkt er hetzelfde over. Zij noemt de periode van 2003 tot 2014 het „magische decennium”, vanwege de fabelachtige winsten die toen door de uitvoer van olie werden behaald. Het is nog maar kort geleden, maar je kunt er nu alleen nog van dromen. En die tijd zal niet terugkomen, omdat de wereld minder afhankelijk wordt van olie én omdat de olie langzaamaan opraakt.
Vooral jongeren, en daar zijn er veel van in de Golf, kunnen er niet langer vanuit gaan dat hun bedje gespreid is. Ze zullen moeten knokken voor een baan, daar minder voor betaald krijgen en zich minder luxe kunnen permitteren.
De belangrijkste vraag voor de toekomst van de Golf is dan ook hoe deze groep met de nieuwe realiteit zal omgaan. Toen vanaf 2011 opstanden de Arabische wereld teisterden, bleek ook de Golf daar niet immuun voor te zijn. Alleen grote financiële tegemoetkomingen konden het bejaarde politieke stelsel, dat geen democratische vertegenwoordiging kent, overeind houden.
Maar als het oliegoud geen soelaas meer biedt, ligt de Golf net als andere Arabische landen open voor demonstraties en protestmarsen. De onvrede op de straten in Doha, Dubai en Riyad neemt in elk geval snel toe.
Van kameel naar Mercedes en weer terug
De recente geschiedenis van de Golfstaten leest als een sprookje. Pakweg vijftig jaar geleden waren metropolen als Dubai, Abu Dhabi en Doha niet meer dan slaperige woestijnstadjes. De olie bracht een metamorfose op gang met een snelheid die niet eerder was vertoond. De bedoeïenensamenlevingen van de Golfstaten werden de 20e eeuw in gekatapulteerd. Er kwamen geasfalteerde wegen, ziekenhuizen, universiteiten, wolkenkrabbers, overdekte winkelcentra, skihellingen en kunstmatige eilanden.
Oude mensen weten nog prima hoe ze leefden in dorpen of zelfs in de woestijn, zonder elektriciteit, zonder airco, zonder auto, zonder medische zorg. Hun kleinkinderen, daarentegen, hebben het leven ontdekt in een wereld van glitter en glamour, omringd door ultramoderne voorzieningen.
De grote vraag is welke wereld hún kleinkinderen straks zullen aantreffen. Dat zal vast geen terugkeer zijn naar een nomadisch bestaan in de woestijn, maar het zal evenmin een wereld zijn die gebouwd is op de beloften van bijna oneindige welvaart.
De vroegere visionaire leider van het emiraat Dubai, de in 1990 overleden sjeik Rashid bin Said al-Maktoum, zag dat lang geleden al aankomen. „Mijn grootvader reed op een kameel, mijn vader reed op een kameel, ik rijd in een Mercedes, mijn zoon rijdt een Land Rover, zijn zoon zal een Land Rover rijden, maar zijn zoon zal weer op een kameel rijden”, zo luidt een bekende uitspraak van hem. Dertig jaar na zijn dood wijst alles erop dat de door hem voorspelde omslag nu dan toch gaat komen.
Snijden in de uitgaven ongekend in Golfstaten
Regeringen van de Golfstaten grijpen naar tot nu toe ongekende maatregelen om de crisis enigszins te beheersen. Een greep.
- In Saudi-Arabië wordt de tot voor kort niet-bestaande btw verdriedubbeld tot 15 procent.
- In de Verenigde Arabische Emiraten dreigt een van de grootste bezuinigingen wereldwijd in de luchtvaartsector; bij luchtvaartmaatschappij Emirates uit Dubai staan 30.000 banen op de tocht.
- In Oman worden de salarissen van werknemers in de publieke sector gekort met soms meer dan 20 procent.
- In Bahrein worden de overheidsuitgaven voor 2020 met 30 procent teruggebracht.