De Jonge aan zet over vervolg NIPT
Minister Hugo de Jonge (Volksgezondheid) moet uiterlijk in september 2020 beslissen of de NIP-test structureel in het reguliere screeningsprogramma voor zwangere vrouwen wordt opgenomen.
In maart 2023 eindigt namelijk de huidige screening die plaatsheeft in het kader van wetenschappelijk onderzoek en met het goed kunnen implementeren van een regulier vervolg is naar verwachting een periode van tweeënhalf jaar gemoeid. Dat schrijft het RIVM in een zogeheten uitvoeringstoets in opdracht van het ministerie van VWS.
Sinds 1 april 2014 konden vrouwen die volgens de combinatietest of een andere medische indicatie een verhoogde kans hadden op een kind met down-, edwards- of patausyndroom als alternatief voor invasief onderzoek kiezen voor de NIPT. In 2017 kwam de bloedtest ook beschikbaar voor zwangere vrouwen zonder verhoogd risico. Dat gebeurde dus in het kader van een onderzoeksetting.
Dat het zoveel tijd kost om de NIPT definitief in te voeren komt mede doordat de laboratoria die de NIPT uitvoeren, de laboratoriumproducten en de lokaties waar bloed wordt afgenomen op een eerlijke manier en via een aanbesteding moeten worden geselecteerd. Verder moeten de onderzoeken die nu voor de NIPT lopen de komende jaren worden afgebouwd, net als de combinatietest. Ook moet het bestaande communicatie- en voorlichtingsmateriaal worden aangepast.
Vervolgens moeten er allerlei ict-investeringen worden gedaan, zoals bijvoorbeeld het inrichten van een systeem voor de eigen betaling door zwangere vrouwen. Gegevens over de follow-up moeten beter worden verzameld en geregistreerd om de effectiviteit van het screeningsprogramma goed te kunnen te meten, waarschuwt het RIVM.
In reactie op de toets schrijft De Jonge de Kamer dat hij eerst nog wil overleggen met de Gezondheidsraad. Dat instituut zou moeten adviseren welke bevindingen de NIPT zoal moet kunnen opsporen. Na ontvangst van het advies beslist de bewindsman hoe het verder moet met de NIPT.
Als zwangere vrouwen gedurende het eerste jaar van de studie voor prenatale screening kozen, kozen ze vaker voor de NIPT (42 procent dan voor de combinatietest (4 procent), zo bleek uit eerder onderzoek.