Magere jaren voor mosselkwekers
Het is nog donker en relatief stil in de haven van Yerseke als de 41 lange YE72 (twee keer 540 pk) bedaard koers zet richting mosselpercelen. Schipper en eigenaar Jos Steketee (40) gaat met zijn personeel op weg naar de grote schoonmaak. Het mosselseizoen is voorbij, maar het werk gaat door. De vraag is echter: hoe lang nog...
Het belooft een kalme dag te worden op de Oosterschelde, een van de mooiste natuurgebieden van ons land. De wind komt uit de goede hoek, waardoor de kotter zich tijdens de werkzaamheden rustig over het water voortbeweegt. De mosselpercelen bevinden zich vlak bij de haven en zijn leeg. De laatste vracht van het ”zwarte goud” is de dag daarvoor naar de veiling gebracht en op bestelling verkocht aan een handelaar. Goud is het al lang niet meer in de mosselsector. Voor het vierde jaar op rij is er nauwelijks nog wat verdiend.
Op het perceel, begrensd met gemerkte stokken, vaart het schip heen en weer met slepende mosselkorren. Ditmaal niet om de mosseltjes van de bodem te plukken, maar om het achtergebleven vuil weg te schrapen. En dat is voornamelijk slib, want ook mosselen poepen zich leeg, legt Jos Steketee uit. „Mosselen filteren voedsel uit het water. De voedingsstof wordt omgezet naar organisch materiaal, dat weer gebruikt wordt door andere organismen. Wat ze vervolgens afscheiden, is zogenaamd pseudopoep, die voor slik op de bodem zorgt. Dat dient samen met zeesterren en schelpresten verwijderd te worden, zodat het perceel weer schoon wordt. Op de zandige Scheldebodem worden dan aan het begin van het nieuwe seizoen weer jonge mosseltjes gezaaid om te groeien, tot ze geschikt zijn voor consumptie. Meestal duurt dat zo’n twee jaar.”
Na een trek van ongeveer 20 minuten worden de volle korren met een lier naar boven gehaald, waar bemanningsleden Ilco Rijksen (28) en Jan Kosten (20) de korren handmatig aanhaken en de smurrie automatisch aan boord leeggekieperd wordt. Op een speciaal daarvoor aangewezen plek in de Oosterschelde mag al het afval later die dag geloosd worden. „Vergelijk dit met boerenland waarop nog stoppels van de laatste oogst staan. De boer bewerkt dat ook voor de winter. Wij doen hetzelfde, met uitzondering van de bodemberoering. Dit opruimen kost relatief veel tijd: ongeveer 10 uur per hectare, ook in de Waddenzee. We zijn dus maar weinig thuis.”
Yerseke stond vroeger niet alleen bol van de handel en verwerking van het tweekleppige weekdier, maar daar werden ook de gekweekte en zelfgevangen mosselen naar de enige mosselveiling van Europa gebracht. Op die plek wisselen de opgeviste schelpen van eigenaar. Voorheen was het vooral de veilingklok die de prijs bepaalde. Steeds vaker echter wordt er een lading mosselen besteld en de prijs vooraf met de handel overeengekomen.
Het zijn overheidsmaatregelen en natuurlijke omstandigheden die weinig overlaten van de ooit ruim belegde boterham van de mosselvisser, vertelt Steketee. „In de Waddenzee, waar de meeste mosselen vandaan komen, bleef dit jaar de groei achter. De oorzaak is onbekend. Vanaf 1993 is ook de vrije zaadvisserij gequoteerd. Door extra mosselzaad op te vissen, konden kwekers magere jaren altijd weer goedmaken. Onder druk van natuurclubs heeft de overheid daar een eind aan gemaakt. Nu komt een deel van ons zaad van de MZI’s vandaan. Dat zijn zelf aangelegde en kostbare mosselzaad-invanginstallaties. Dat maakt het uitgangsmateriaal duur. En in de Oosterschelde hadden we afgelopen jaar meer dan ooit last van de schuimalg, die bij ons 70 procent van de oogstbare mosselen heeft verstikt.”
Een andere probleem voor de Zeeuwse mosselkwekers is de toegenomen concurrentie vanuit Duitsland, Denemarken, Engeland en Ierland, waar tegenwoordig goede kwaliteit vandaan komt. Door dat aanbod blijven de prijzen laag, temeer omdat de consumptie niet toeneemt. „Die is in Nederland nooit groot geweest. Grootste afnemer is België, maar ook daar vergrijst de consument”, vertelt de schipper van de YE72.
Geaderde stekelhoren
Al deze rampspoeden komen bovenop de ‘normale’ natuurlijke vijanden van de kweker, zoals stormen, eidereenden, scholeksters en zeesterren. Met angst en beven houdt de sector het nieuws rond de geaderde stekelhoren in de gaten, waarvan onlangs een exemplaar werd opgevist in de Oosterschelde door... Jos Steketee. „Deze enorme roofslak kwam tot nog toe niet voor in Nederland. Hij vreet hele mosselpercelen leeg en is onmogelijk uit te roeien. Gelukkig is er tot nog toe maar één gevonden.”
Al snel wordt bij natuurplagen de klimaatverandering erbij gehaald. De nuchtere Zeeuw moet daar niets van hebben. „In de jaren vijftig hadden we een parasiet waardoor alle mosselen dood gingen. Tien jaar later tijdens de strenge winter van 1963 vroren alle oesters dood. En er gebeuren nu eenmaal dingen in de natuur die wij niet kunnen verklaren. Dat is altijd al zo geweest. Mensen zoeken naar een oorzaak. De klimaatgekte is volledig doorgeslagen. We vergeten dat er een God is die alles bestuurt: regen en droogte, warmte en koude. Als we die klimaatjongens moesten geloven, dan hadden we hier al lang met onze boten over de dijk gevaren.”
Natuurbeheerders
De Yerseker visser wijst erop dat het kweken van mosselen een milieuvriendelijke wijze van produceren is. „Eigenlijk zijn we natuurbeheerders. We hebben stukjes grond onder water waar we uiterst zorgvuldig ons werk uitvoeren. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat er door het kweken van mosselen 15 procent meer biodiversiteit is dan zonder mosselkweek. Een aardig voorbeeld is het oostelijk Wad, waar we om natuur- en milieuredenen niet meer mogen vissen. Wilde mosselbanken zouden dan de kans krijgen om zich te ontwikkelen tot bijzondere biotoop. Wat we daar nu zien, zijn verwilderde mosselbanken waar onder meer oesters zich settelen Mosselen hebben namelijk niet het eeuwige leven. Ze gaan dood en verstikken onder de rest.”
De toekomstverwachtingen zijn bepaald niet rooskleurig, met lage prijzen, magere oogsten en consumenten die het oergezonde zeevoedsel links laat liggen. En dat laatste verbaast de Zeeuwse ‘mosselaars’. „Het zit vol met eiwitten. Gelukkig staan mosselen in de schijf van vijf. Om dezelfde hoeveelheid vitamine B12 binnen te krijgen als er in 1 kilo mosselen zit, moet je zestig kippen eten. Nederlanders eten echter weinig schelpdieren. Het zit niet in onze cultuur en dat moet veranderen.”
Volumereductie
En dat is een van de taken van de Producenten Organisatie Mosselcultuur, naast dienstverlening en belangenbehartiging. Secretaris van de PO Mossel is Addy Risseeuw. Hij bevestigt het sombere beeld dat Steketee schetst. De kwekers -55 schepen en 88 vergunningen- hebben het moeilijk na opnieuw een mager jaar. „Afgelopen seizoen is sprake van een forse volumereductie. In de jaren negentig van de vorige eeuw werd er nog gemiddeld 1 miljoen mosselton (een ton is 100 kilo - GJ) binnen gevist. Vanaf die tijd is dat alleen maar afgenomen tot ongeveer 500.000 ton.
Dit jaar was dat zelfs maar 350.000 ton door de hoge sterfte van mosselen in de Oosterschelde en matige groei in de Waddenzee. Als we zo doorgaan zakken we door de kritische bodem.”
De teruglopende productie wijt Risseeuw aan het verminderde mosselzaad, vanwege overheidsmaatregelen, maar ook aan het stopzetten van de zogenoemde optimalisatie van de mosselpercelen in de Waddenzee. Door de stroming van het water verplaatsen zandbanken zich in de loop der jaren. Mosselpercelen die op de overgangen van geulen en platen liggen, raken daardoor hun gunstige ligging kwijt. Tot 1995 mochten percelen ‘meeverhuizen’. Daarna werd dat niet meer gefaciliteerd door het Rijk.
Een andere reden voor de achterblijvende groei op de mosselpercelen is mogelijk de voedselconcurrentie van andere schelpdieren.
„Wat we in ieder geval nodig hebben, is stabiele percelen. Niet méér hectaren, maar betere, waardoor opbrengst en kwaliteit toenemen. De contacten hierover met natuurorganisaties en de minister zijn goed. Verder richten we ons ook op de toekomst na 2030 en bestuderen we mogelijkheden voor mosselhangcultuur op open zee, met afgezonken systeem. Bijvoorbeeld bij windparken. Voor dit soort ontwikkelingen stelt Europa subsidie beschikbaar.”
Daarnaast hebben de Zeeuwen geduchte concurrentie gekregen vanuit Duitsland, waar zelfs Nederlandse kwekers een plekje hebben gevonden. Daar komen goede mosselen vandaan. „Voldoende aanbod uit andere landen, drukt de prijs bij ons. Bovendien willen consumenten -lees: supermarkten- niet meer betalen. Handelaren zullen de import uit het buitenland wel goed moeten borgen. Er is altijd gevaar voor besmetting van onze kweekgebieden.”
De secretaris wijst hierbij op het grote belang van de schelpdiersector voor de Zeeuwse economie. „Inclusief verwerkende bedrijven en dienstverlening gaat het om duizenden banen.” Een ander positief punt is de duurzaamheid van de mossel als volksvoedsel. Daar wordt volgens Risseeuw te weinig aandacht aan geschonken. „Mosselen zijn niet alleen supergezond, maar ook volledig klimaatneutraal. Natuur- en milieuorganisaties zouden blij met ons moeten zijn.”
Sursum Corda
Steketee blijft moed houden, ondanks de malaise in de sector. „Ons schip draagt de naam ”Sursum Corda”, het hart omhoog. Dat is een spreuk die ons hoop geeft. Uiteindelijk heeft God de regie in handen.”