Jeroen Bol is met zijn Jules Isaac stichting op zoek naar een gezonde Israëltheologie
De opvatting dat de kerk de plaats van Israël heeft ingenomen, had ruïneuze gevolgen. Die overtuiging bracht Jeroen Bol tot de oprichting van de Jules Isaac Stichting. „In ons theologisch denken moet het een en ander worden gerepareerd.”
Liefhebbers van de puriteinen kennen Jeroen Bol als boegbeeld van de door hem opgerichte George Whitefield Stichting. Na de geestelijke ommekeer in zijn leven, vanuit een links studentenmilieu, ging hij niet alleen intensief de Bijbel lezen. Hij wilde ook zo veel mogelijk weten van het ontstaan, de achtergronden en de juiste uitleg van de Schrift. In die ontdekkingsreis stuitte hij op de puriteinen. „Ik was op zoek naar de combinatie van doorleefd geloof en een gedegen manier van Bijbellezen. Die vind je bij deze mensen. Vooral John Owen en Jonathan Edwards grepen me. In evangelische kring zijn de puriteinen onbekend. Via de Whitefield Stichting ging ik hun opvattingen uitventen.”
Wat bracht u tot het oprichten van de Jules Isaac Stichting?
„In 2007 las ik ”En zij werden verstrooid onder alle volken” van Werner Keller. Dat boek opende mijn ogen voor het feit dat er een niet te ontkennen link is tussen de Holocaust en antisemitische trekken in de christelijke traditie. De anti-Joodse karikaturen, die je al vindt bij de kerkvaders, vormden de voedingsbodem. De kerk heeft nooit geleerd dat Joden moeten worden vernietigd, maar wel uitgedragen dat ze onder de vloek van God moeten leven omdat ze de Messias zouden hebben verworpen en zelfs gedood. Daarom mochten ze geen normaal leven leiden. Ze zijn niet altijd zwaar vervolgd, maar het denken over Joden was wel consistent negatief. De nazi’s hebben gretig gebruik gemaakt van deze negatieve denkbeelden, die diep waren ingesleten in de westerse cultuur.”
U promoot nu het werk van Joodse christelijke theologen.
„Ja, willen we gezonde, Bijbelse denkbeelden over Israël krijgen, dan moeten we met Joodse denkers in gesprek. In het bijzonder met Messiasbelijdende Joden, zoals Mark Kinzer. Zij werpen vaak verrassend licht op zowel het Oude als het Nieuwe Testament. Beide zijn immers Joodse geschriften, afgezien wellicht van de boeken van Lukas.”
Wie vormen de achterban van de Jules Isaac Stichting?
„Van de reformatorische broeders die de bijeenkomsten van de George Whitefield Stichting bezochten, zie ik nog maar een enkeling. In plaats daarvan krijgen we nu naast evangelische christenen wat rooms-katholieke en Messiasbelijdende Joodse mensen, al loopt het niet storm.”
Hoe verklaart u dat?
„Het is geen gemakkelijke boodschap dat er in onze traditie iets grondig mis zit met het denken over Israël en het Jodendom. Er zit een stuk schuld aan vast. In ons theologisch denken moet het een en ander worden gerepareerd, al is het herstelverhaal verre van simpel. De antwoorden op veel vragen zijn nog in de maak. Wij zijn een van de spelers die zich met dit onderwerp bezighouden.
De Whitefield Stichting heb ik opgericht vanwege manco’s die ik zag in de evangelische wereld. Met de Jules Isaac Stichting wil ik manco’s in de breed christelijke traditie voor het voetlicht brengen, in de hoop dat het vervangingsdenken werkelijk wordt overwonnen. Isaac laat zien hoe het christendom een theologische traditie van verguizing van de Joden heeft ontworpen. Zij vormen het decor in contrast waarmee het christendom kan schitteren. Terwijl Jezus Zijn genade aanbiedt, blijven zij het van de wet en hun eigen inspanningen verwachten. Dat is een zeer eenzijdige voorstelling van zaken, die door Luther met zijn scherpe tegenstelling van Wet en Evangelie is versterkt.”
Hoe duidt u de vloekteksten voor het geval Israël God ongehoorzaam zou zijn?
„Die kun je niet zomaar toepassen op de verwoesting van Jeruzalem en de verstrooiing van de Joden. Jules Isaac laat zien dat minstens de helft van de Joden ten tijde van Jezus al buiten Israël woonde. Een behoorlijk deel van de Joden die in Palestina woonden, bleef daar na de verwoesting van Jeruzalem. Er was bovendien geen sprake van een algemene verwerping van Jezus. De eerste gemeenten bestonden voor een groot deel uit Joodse gelovigen. Zo prikt Isaac tal van stereotypen door.”
In nogal wat reformatorische kerken is de vervangingstheologie op z’n retour. Dat zal u goed doen.
„Klopt, maar wat je nog veel tegenkomt, is het compleet negeren van de plaats van Israël in de Bijbel. Terwijl Jezus een Jood is, de woorden van God aan de Joden zijn toevertrouwd en veel profetieën over Israël nog vervuld moeten worden. Het openlijke vervangingsdenken is zo ingewisseld voor een verhuld vervangingsdenken. Het zit heel diep in onze traditie dat je over Jezus en het Evangelie kunt spreken zonder Israël erbij te betrekken.”
Is elke toepassing van oudtestamentische teksten voor Israël op de gemeente verkeerd?
„Zeker niet, dat deden de apostelen ook. Zolang we maar beseffen dat we medeburgers en mede-erfgenamen van Israël zijn geworden. Door het geloof in Jezus gaan we delen in de beloften aan Abraham. We mogen onze identiteit niet losmaken van die oorspronkelijke wortel en context. Ons geloof in Jezus is per definitie gelinkt aan Israël, historisch en theologisch.”
Van de weeromstuit kan alle nadruk op Israël gaan vallen.
„Absoluut, dat gevaar zie ik ook. Daarom is een gezonde theologie met een goede balans zo belangrijk. In de lijn van de Schrift zelf mogen we teksten en profetieën voor Israël toepassen op de gemeente, als we er maar niet de conclusie aan verbinden dat ze voor Israël als volk niet meer van betekenis zijn. Gods verbond met Israël via Abraham is eeuwig en onvoorwaardelijk.
Ik zit overigens niet op de lijn dat de Joden hun eigen heilsweg hebben, door gehoorzaamheid aan de Thora. Ook zij hebben Jezus als de Messias nodig. Hoe dat precies zal zijn, weet ik niet. Paulus stelt aan het eind van Romeinen 11 vast dat Gods wegen met Israël onnaspeurlijk zijn. Het is gedeeltelijk verhard omwille van de heidenen, maar blijft geliefd vanwege de vaderen. Vaststaat voor mij dat Israël een plaats dient te hebben in de prediking en onze gebeden, vanwege de blijvende verbondsstatus. Ook het ongelovige Israël blijft Gods volk, dat niet op één lijn kan worden gesteld met elk ander volk.”
Moet Israël in elke preek aan de orde komen?
„Dan maak je het te geforceerd. We moeten niet Israël, maar Jezus verkondigen. Het gaat erom dat we als kerk zicht hebben op de positie van Israël en ons bewust zijn van onze roeping om het Joodse volk tot zegen te zijn. Tot jaloersheid te verwekken, zoals Paulus het noemt. Zeker nu we veel goed hebben te maken. De afgelopen twaalf jaar heb ik me intensief verdiept in de Holocaust, een gruwelijke bladzijde in onze historie. Als je beseft dat dit kon gebeuren met Gods oogappel dankzij anti-Joodse denkbeelden in de christelijke kerk, het lichaam van de Joodse Messias Jezus Christus, dan moet er echt iets veranderen. Het negeren van Israël leidt bovendien tot een negeren van het feit dat we in de eindtijd leven.”
Wat hebt u met uw stichting nog in petto?
„In de Engelstalige wereld gebeurt er veel op het gebied van theologie die het vervangingsdenken voorbij is. Die inzichten willen we doorgeven. Naar de Joden toe hebben we de roeping een ander gezicht van het christendom te laten zien dan we 1800 jaar hebben getoond.”
Jeroen Bol
Jeroen Bol (68) groeide op in een rooms-katholiek gezin. Nadat hij op 24-jarige leeftijd tot geloof kwam, sloot hij zich aan bij een vrije baptistengemeente in Alphen aan den Rijn. Naast zijn arbeid als verpleegkundige ging hij in Heverlee theologie studeren. In 1993 stond hij aan de wieg van de George Whitefield Stichting. Doelstelling was het verbreiden van het gedachtegoed van de puriteinen. In 2015 richtte hij de Jules Isaac Stichting op. Die richt zich op het „bevorderen van een volwaardige christelijke theologie die werkelijk vrij is van vervangingsdenken” (de opvatting dat de kerk de plaats van Israël heeft ingenomen). Bol is gehuwd, vader van twee dochters en grootvader van twee kleindochters.
Israël in het hart van de kerk
De Jules Isaac Stichting dankt haar naam aan de Joodse historicus Jules Isaac (1877-1963), destijds inspecteur-generaal van het openbaar onderwijs in Frankrijk. Na de oorlog maakte hij zich sterk voor het verbeteren van de relatie tussen Joden en christenen. In 1947 publiceerde hij ”Jésus et Israel”, waarin hij concludeert dat anti-Joods denken vreemd is aan de origine van het christendom. Een van de doelen van de Jules Isaac Stichting is het promoten van lectuur van bekwame Joodse christelijke theologen, onder wie dr. Mark S. Kinzer. Zo werd onlangs in samenwerking met uitgeverij Scholten ”Israël in het hart van de kerk. Jezus in het hart van Israël” gepubliceerd. Het bevat de vijf lezingen die Kinzer najaar 2015 in Nederland hield.