Christelijke journalist leert niet preken
Als een zoutend zout moesten de studenten het bederf in de maatschappij kunnen weren. Zo luidde het ideaal van de oprichters van de Evangelische School voor Journalistiek (ESJ). Hoe verging het de christelijke journalistiekopleiding de afgelopen veertig jaar?
Bijna niemand weet het, maar de journalistiekopleiding op de Christelijke Hogeschool Ede (CHE), die donderdag een verlaat jubileumfeestje viert, heet eigenlijk nog steeds ESJ. Nee, studenten hebben geen flauw idee meer wat die letters betekenen, zegt hoofddocent Johan Snel. Tot op de dag van vandaag is echter nooit officieel besloten de naam te veranderen. Formeel heet de ESJ dus ook 25 jaar na de fusie met ‘Ede’ nog gewoon ESJ.
De term ”christelijke journalistiek” is er volgens Snel ook eentje die al vijftien jaar haast niet meer is gevallen op de Edese hogeschool. Een begrip waarvan de oprichters vol zijn als in 1979 de eerste journalistiekstudenten in Amersfoort rondlopen. De ESJ is dan nog onderdeel van de Evangelische Hogeschool (EH) en vist voor de eerste lichting studenten in de vijver van het EH-basisjaar. Tien van hen gaat door met de eenjarige journalistiekopleiding.
De ESJ fungeert van 1979 tot 1995 als een soort zusje van de twee jaar oudere EH. Het begint allemaal als ontevreden geluiden over „linkse” journalistiek toenmalig directeur Koos van Delden bereiken. Zowel hij als het bestuur is al snel overtuigd van de noodzaak van een „Bijbelgetrouwe opleiding journalistiek.” Die moet tegenwicht bieden aan de studie in Utrecht, waar het gedachtegoed van de culturele revolutie uit de jaren zestig diep lijkt doorgedrongen.
Van Delden en consorten willen toekomstige journalisten leren maatschappelijke ideeën en ontwikkelingen te toetsen aan wat Gods Woord zegt. „Wij willen ons niet tegen de school (in Utrecht, AV) afzetten, maar wel willen wij ons baseren op de Bijbel als het Woord van God”, verwoordt communicatiedocent Rob Matzken het doel in 1978.
Tegen Schriftkritiek
De strijd tegen de tijdgeest en de verspreiding van het Evangelie staan boven aan de idealenlijst van de pioniers. De school wil studenten wapenen tegen Schriftkritiek en verzet zich tegen de evolutietheorie. Waar de oprichters vandaag de dag wellicht de handen voor op elkaar zouden krijgen bij conservatieve christenen, klinken eind jaren zeventig uit twee hoeken scepsis en bezwaar tegen de komst van de evangelische journalistenschool.
Zo meent het bestuur van het Reformatorisch Dagblad na lang beraad dat de EH/ESJ „toch niet in voldoende mate aansluit op haar visie ten aanzien van het begrip reformatorisch.” De school doet in de daaropvolgende jaren zijn uiterste best om dat beeld bij te stellen. Onder het motto ”De EH, reformatorischer dan u denkt!” presenteert hij zich op de Wegwijsbeurs. De vrijgemaakt gereformeerden zijn in de beginfase meer dan terughoudend en wijzen de school zelfs ronduit af. „We kunnen als mondige leden van de Kerk onze steun niet geven aan deze zaak van een evangelische hogeschool”, meldt de Gereformeerde Kerkbode. „Met minder dan een gereformeerde hogeschool kunnen we, mogen we niet toe. De strijd om het fundament blijft!”
Frontlijn
Het is niet de bedoeling dat afgestudeerde ESJ’ers alleen bij het Reformatorisch Dagblad, het Nederlands Dagblad of de Evangelische Omroep gaan werken. De school zoekt „journalisten die het zout der aarde willen zijn”, zoals een krantenadvertentie uit 1987 omschrijft. „Wij willen mensen die zulke goede vaklieden zijn, dat ze ook elders kunnen gaan werken, waar ze dan misschien ook nog wat ideeën kwijt kunnen”, zo hoopt Van Delden.
In een brief uit 1983 waarin de achterban om giften wordt gevraagd, komt die missie ook naar voren. Het bestuur schrijft over de tegenstander die zijn aanvallen concentreert op „strategische posities in onze maatschappij”, zoals de massamedia. Het wijst op de noodzaak van „mannen en vrouwen, die in de frontlijn van de maatschappij als een zoutend zout het bederf kunnen weren.”
De invulling van dat wereldverbeterende ideaal zoals de oprichters voor ogen hebben, botst al snel met de weerbarstige praktijk. Het bestuur en de directie willen christenjournalisten die stelling nemen tegen de antichristelijke tijdgeest en getuigenis geven van het christelijk geloof. Maar met lede ogen zien zij aan hoe in het oefenblad Nota Bene „kritiekloos” wordt geschreven over bijvoorbeeld popconcerten en de pinksterbeweging.
Studenten en praktijkdocenten blijken te kiezen voor een professionele opvatting van christelijke journalistiek. Zij leren studenten deugden die horen bij hun vak: hoor en wederhoor, onpartijdigheid, kritische distantie.
Linkse dienaren
Directie en docenten worden het in 1985 wel eens over een definitie van christelijke journalistiek: die dient „bewust en Bijbels verantwoording te kunnen geven van de invloed van het christelijk geloof bij de werving en de selectie van het nieuws, de verwoording ervan, de vormgeving (koppen, foto’s), de becommentariëring.”
De EH-bestuurders blijven meer op de lijn van getuigende journalistiek zitten. Zij maken zich dan ook grote zorgen over de kritische levenshouding die de studenten door hun beroep zouden aannemen – het strenge toelatingsbeleid van de school ten spijt. „Het gevaar is groot dat de opleiding gaat dienen tot uitbreiding van de reeds te grote groep van linkse dienaren van de media, die zelfs het gezag van de Schrift betwijfelen en ook in het geheel niet verstaan”, vreest een bezorgd bestuurslid in 1986.
Is christelijke journalistiek een illusie gebleken? Niet volgens Johan Snel, bijna 25 jaar docent aan de journalistiekopleiding in Ede. Als medeauteur van ””We zijn heus geen dominee-journalisten”” verdiepte hij zich in 2004 rond het 25-jarig jubileum van de ESJ in de geschiedenis van de opleiding.
Hoe kwam het dat de christelijke journalistiek die de oprichters voor ogen stond geen praktijk werd?
„De oprichters werden bij hun missionaire opvatting niet gehinderd door enige praktijkervaring. Het vak stak anders in elkaar dan zij dachten. Een journalist gaat niet preken. Goede journalistiek staat wel voor idealen, en die zijn verre van neutraal. Een journalist werkt met visie, vanuit overtuiging, met een doel. Maar je laat iemand anders een boodschap vertellen, zonder te papegaaien dat je het ermee eens bent.
De visie van de oprichters was typisch tijdgeest, een tegengeluid tegen de linkse journalistiek van de VARA in de jaren zeventig. Daar hoorde je eerst wat volgens de omroep de waarheid was, en die werd dan door de geïnterviewde weer beantwoord met de ‘waarheid’. Er werd niet uitgelegd hoe de wereld in elkaar zit, alleen bevestigd.”
Is met de komst van een christelijke opleiding het ideaal van christelijke journalistiek verloren gegaan?
„Nee hoor. Christelijke journalistiek kreeg alleen anders vorm dan het bestuur destijds voor ogen had. Op een manier waarbij de eisen van het journalistieke ambacht prevaleerden. De ideeën van ND-hoofdredacteur Jurn de Vries kregen bijvoorbeeld al snel voet aan de grond in Ede. Die waren niet prekerig, maar gingen uit van de journalistieke praktijk. Ik kan me nog steeds in zijn opvattingen vinden.”
Wat is er vandaag de dag in de opleiding terug te zien van het ideaal van christelijke journalistiek?
„Dat ideaal heet nu betrokken journalistiek. Ook oud-directeur Van Delden, vorig jaar overleden, erkende dat de intentie daarvan hetzelfde is als wat hij wilde. Betrokken journalistiek is geen modewoord, maar een manier om uit te leggen wat journalistiek is. Met die term zeg je openlijk dat je niet doet alsof je neutraal bent – dat is een leugen.
Elke journalist met liefde voor zijn vak en de mensen die hij interviewt, is betrokken op de inhoud, de mensen en de schepping waarover hij bericht. Hij is betrokken en bewogen, ook al is de relatie zakelijk en ook al heeft hij een eigen overtuiging en wereldbeschouwing. Hij is zelf onderdeel van het verhaal en speelt daar per definitie een rol in.”
Waarin onderscheidt Ede zich dan nog van andere opleidingen?
„Elke opleiding heeft haar eigen kleur. Utrecht doceert vooral de traditionele opvatting van journalistiek: objectiviteit, meerdere meningen, feiten checken. Tilburg –van oudsher rooms-katholiek– gelooft erg in de multiculturele samenleving, waarin je het met z’n allen moet zien te rooien. Hogeschool Windesheim in Zwolle –ooit gereformeerd– is veel bezig met thema’s zoals maatschappelijke verantwoordelijkheid. Constructieve journalistiek, noemen ze dat. Journalistiek vanuit de hoop de wereld te verbeteren. Heel missionair.”
Dat sluit nauw aan bij wat de ESJ-oprichters voor ogen hadden.
„Inderdaad, dat predikten de oprichters ook. Ik geloof niet zo in constructieve journalistiek. Geen mens laat zich bekeren door een betweter die uitlegt wat hij moet doen. Zijn normale neiging is om dan nog meer zonden te begaan. Dat is de makke van constructieve journalistiek.
Bij de betrokken variant uit Ede ontkent de journalist niet dat hij zelf deel uitmaakt van het verhaal, qua keuzes, geloofsovertuiging, waarden en persoon. Hij is niet de neutrale interviewer, maar stelt specifieke vragen. Hij is niet onverschillig, maar verschillig; wil iets vertellen waar anderen ook wat aan hebben.”
Dromen in duigen
Dat de EH eind jaren zeventig een journalistenopleiding optuigt, heeft alles te maken met de droom van de oprichters: een christelijke universiteit. Zij zien de ESJ als een opstap naar een eigen wetenschappelijke faculteit. Zover komt het niet. Een felle bestuurscrisis begin jaren negentig doet alle dromen in duigen vallen. En zorgt voor het vertrek van de journalistiekopleiding naar Ede. Daar gaat de ESJ verder met De Vijverberg en Felua – vlak voor de fusie tot Christelijke Hogeschool Ede.
In Ede wordt de opleiding uitgebreid naar vier jaar en trekt het ministerie eindelijk de portemonnee voor de felbegeerde subsidie waar de EH in de jaren tachtig tevergeefs voor streed. Ede had toen trouwens al zijn oog op de ESJ laten vallen, maar de EH-bestuurders vreesden bij een fusie de teloorgang van hun opvatting over christelijke journalistiek.
Ze kregen gelijk, schrijven de auteurs van ””We zijn heus geen dominee-journalisten””: „In Ede zal al na enkele jaren weinig meer worden vernomen van de thema’s die de EH-cultuur zo uniek maken. Ede brengt (…) geen creationisme, maar ook weinig wapening tegen Schriftkritiek en maatschappijkritiek.” In Ede groeide het zusje van de EH uit tot een beroepsopleiding – naar eigen zeggen niet neutraal, wel betrokken.
Bekende oud-studenten
- Tijs van den Brink, een van de bekendste presentatoren bij de EO. „Qua journalistiek heb ik niet erg veel geleerd op de ESJ”, biecht hij op in het jubileumboek ””We zijn heus geen dominee-journalisten””. Het waren wel vier belangrijke jaren voor mijn persoonlijke vorming.”
- Margriet van der Linden, presentator van een eigen talkshow en oud-hoofdredacteur van het feministische maandblad Opzij. Als ESJ-student breekt ze met het christelijk geloof. Later zal ze zich daar in de media tegen afzetten en er een boek over schrijven.
- Sjirk Kuijper, sinds 2013 hoofdredacteur van het Nederlands Dagblad. In een column noemde hij oud-ESJ-directeur Van Delden „een scherpzinnig leermeester” die zijn mens- en zelfkennis „aanzienlijk verfijnd had.”
- Ans Boersma, oud-student en -docent van de CHE. Zij kwam vorig jaar landelijk in het nieuws toen ze als correspondent voor Het Financieele Dagblad door de Turkse autoriteiten werd gearresteerd en het land uitgezet. Boersma werd verdacht van banden met terreurorganisatie al-Nusra, mogelijk via haar Syrische ex-partner.