Afgelopen week publiceerde de Amerikaanse regering van president Donald Trump de ”Deal van de eeuw”. Het vredesplan is officieel bedoeld om een einde te maken aan het conflict tussen Israël en de Palestijnen. De vraag is of dat lukt, maar er zijn altijd nog oude afspraken.
Het plan stuitte op protesten onder Palestijnen en rechts-radicale Israëliërs. Palestijnen zagen dat het gunstiger voor Israël en nadeliger voor hen was dan eerdere vredesvoorstellen die zijn gelanceerd. De uiterst rechtse flank in Israël is tegen een Palestijnse staat waar dan ook op de Westelijke Jordaanoever, ook al zal er van echte onafhankelijkheid geen sprake zijn.
Pogingen om het conflict tussen Israël en de Palestijnen uit de wereld te helpen, zijn al oud. Al voor de oprichting van de staat Israël in 1948, probeerden bemiddelaars een oplossing te vinden voor het conflict tussen Arabieren en Joden. Maar het liep allemaal op niets uit.
Israël nam in de Zesdaagse Oorlog van 1967 Oost-Jeruzalem en de Westelijke Jordaanoever (ook wel Judea en Samaria genoemd) in. In december 1987 brak de Eerste Intifada (Palestijnse opstand) uit.
In 1991 begon er onder Amerikaanse druk echter wat beweging te komen in de gestagneerde politiek. Washington en Moskou riepen een internationale vredesconferentie in Madrid bij elkaar. De daarop volgende bilaterale besprekingen tussen de Israëlische delegatie en de Jordaans-Palestijnse afvaardiging liepen echter vast. De tijd was rijp voor een andere handelwijze.
Rabin
Nadat in 1992 Yitzhak Rabin premier werd, ontmoetten twee Israëlische academici en drie Palestijnse functionarissen elkaar in Oslo. Ze baanden de weg voor de officiële onderhandelingen die in 1993 in het diepste geheim begonnen tussen vertegenwoordigers van Israël en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO). Dit overleg leidde tot het Eerste Oslo-akkoord.
Dit interimakkoord van 13 september 1993 stelde dat de Palestijnen zelfbestuur zouden krijgen voor een periode „niet langer dan vijf jaar.” De autonomie zou van start gaan vanaf het moment dat Israël zich uit de Gazastrook en Jericho terugtrok. Er zouden ook „zo spoedig mogelijk” onderhandelingen worden begonnen over een permanente oplossing.
Het akkoord vormde een mijlpaal in het honderd jaar oude conflict. Voor het eerst erkenden Israël en de PLO elkaar en ze besloten de geschillen op te lossen door onderhandelingen.
De economische relaties tussen beide partijen werden geregeld in het Parijsprotocol van 1994. Deze overeenkomst bepaalde dat er een douane-unie tussen Israël en de Palestijnen zou bestaan. Israël bleef de buitengrenzen controleren, hief belasting op goederen die bestemd waren voor de Palestijnse Autoriteit en droeg die vervolgens af aan de Palestijnen. Ook trok Israël zich in 1994 terug uit Jericho en delen van de Gazastrook.
In 1995 sloten ze het tweede Oslo Akkoord. Dit bepaalde dat Palestijnen tijdelijk zelfbestuur zouden krijgen in de grote steden op de Westelijke Jordaanoever. Deze tijdelijke regeling zou tot uiterlijk mei 1999 duren. De partijen hadden het moeten laten volgen door een permanente vredesregeling. In die overeenkomst hadden ze het eens moeten worden over kernkwesties zoals Jeruzalem, grenzen, de Joodse nederzettingen, de Palestijnse vluchtelingen en de Palestijnse soevereiniteit.
Waarom is het niet gelukt de tijdelijke afspraken te laten volgen door een vredesakkoord? Van meet af aan hadden de partijen verschillende doelen. Palestijnen streefden naar een eigen staat naast Israël met Oost-Jeruzalem (inclusief de Tempelberg) als hoofdstad en het recht op terugkeer van Palestijnse vluchtelingen. Premier Rabin zocht naar een scheiding van beide volken. Hij dacht niet aan een Palestijnse staat.
Wantrouwen
In de loop van de jaren is ook het wederzijds wantrouwen gegroeid. Israëliërs ergerden er zich aan dat er geen einde kwam aan terreuraanslagen en dat de Palestijnse leiders niet méér deden om die te bestrijden. Palestijnen waren er echter teleurgesteld over dat de Joodse nederzettingen zich steeds verder uitbreidden op land waarop zij hun staat willen oprichten en dat aan de bezetting maar geen einde kwam.
Officieel echter heeft geen van beide partijen de Oslo Akkoorden verworpen. Dat betekent dat belangrijke clausules nog steeds van kracht zijn. De Westelijke Jordaanoever is nog steeds verdeeld in drie delen: de A-gebieden onder volledig Palestijns bestuur, de B-gebieden die onder Israëlische veiligheidscontrole en Palestijns burgerlijk bestuur vallen, en de C-gebieden onder volledig Israëlisch bestuur.
Vooral over de C-gebieden bestaat conflict. In die gebieden groeien de Israëlische nederzettingen. Voor Palestijnen is het zeer moeilijk daar bouwvergunningen te krijgen. De Palestijnse willen dat de C-gebieden straks bij de Palestijnse staat komen.
Israël controleert ook alle buitengrenzen van de Westoever. Het bepaalt dus wie de Palestijnse gebieden in of uit mag.
Het akkoord is nog steeds van belang voor de economische betrekkingen. Israël heeft toezicht op de in- en uitvoer van goederen. Het int belastinggelden op goederen voor de Palestijnen en geeft deze onder normale omstandigheden aan de Palestijnen door. Palestijnen hebben geen eigen munteenheid en Israël heeft zeggenschap over bijvoorbeeld het luchtruim.
Van groot belang ook is de veiligheidssamenwerking tussen de Palestijnse veiligheidstroepen en Israël. Het betreft hier vooral uitwisseling van inlichtingen tussen de Palestijnse politie en het Israëlische leger. De veiligheidssamenwerking dringt het aantal aanslagen op Israëliërs terug. Dankzij deze coöperatie brengt de Palestijnse politie Israëlische burgers die in Palestijnse gebieden zijn verdwaald of in moeilijkheden zijn geraakt, terug. Palestijnse leiders dreigen regelmatig de veiligheidssamenwerking op te zeggen. Als ze dat zouden doen, zal het aantal terreuraanslagen op Israëliërs drastisch toenemen.
In het verleden zijn diverse pogingen gedaan om de tijdelijke Oslo Akkoorden te vervangen door een permanente regeling.
Degenen die Israël steunen, zeggen vaak dat Palestijnen het gebrek aan een vredesoplossing en een eigen staat aan zichzelf te wijten hebben door voorstellen van de hand te wijzen.
Joodse meerderheid
De concessies die Israël wilde doen, vonden de Palestijnen echter niet ver genoeg gaan. Met name de terugkeer van Palestijnse vluchtelingen is een heikel punt. Israël kon zich erbij neerleggen dat vluchtelingen naar de op te richten Palestijnse staat zouden terugkeren, maar niet naar Israël zelf. Een belangrijk doel van splitsing in twee staten is namelijk dat Israël een ruime Joodse meerderheid houdt.
Een Israëlische delegatie onder leiding van premier Ehud Barak en een Palestijnse onder leiding van Yasser Arafat spraken in juli 2000 in Camp David, maar ze bereikten geen akkoord. In januari 2001, toen de tweede intifada al in volle hevigheid woedde, werden de gesprekken in Taba voortgezet. De Amerikaanse president Bill Clinton stelde zelfs „parameters” op die de contouren voor een vredesregeling aangaven. Het overleg bleek tevergeefs.
In 2008 toonde de toenmalige Israëlische premier Ehud Olmert de Palestijnse president Mahmud Abbas een kaart voor landverdeling. Israël zou meer dan 94 procent van de Westoever opgeven, de grote nederzettingenblokken annexeren en Palestijnen in ruil daarvoor stukken land in Israël geven. Het zou zich ook terugtrekken uit de Arabische wijken in Oost-Jeruzalem. De Tempelberg en de Oude stad van Jeruzalem moesten onder internationale controle komen. Dit was het meest royale aanbod dat Israël had gedaan.
In 2013 en 2014 voerden Israël en de Palestijnen overleg onder toezicht van de regering-Obama. De bedoeling was om het voor 29 april 2014 eens te worden over een vredesakkoord dat zou voorzien in twee staten: Israël en Palestina. Bij het einde van de periode zakte het overleg in elkaar.
Bij het jongste plan van president Trump geeft Israël 70 procent van de Westelijke Jordaanoever op. Palestijnen krijgen twee stukken grond in de Negevwoestijn aan de grens met Egypte. Maar Palestijnen kunnen geen aanspraak maken op Jeruzalem, behalve enkele buitenwijken. Palestijnse vluchtelingen kunnen niet terugkeren naar Israël. Ze krijgen onder bepaalde voorwaarden echter wel een staat.
Zonder hulp VS komt geen akkoord van de grond
Vriend en vijand heeft steevast kritiek op de rol die de Verenigde Staten in het vredesproces tussen Israël en de Palestijnen spelen. Maar zonder hulp van Amerika is nog nooit een duurzaam akkoord tot stand gekomen.
„Wat we proberen te doen, is de partijen aan te moedigen om een weg vooruit te zien, zodat ze begrijpen dat vrede een mogelijkheid is.” Met die optimistische –maar tegelijk vage– woorden begon de toenmalige Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Jonh Kerry in 2016 aan de zoveelste conferentie over vrede in het Midden-Oosten.
Terwijl de deelnemers eigenlijk bij voorbaat al wisten dat die bijeenkomst in Parijs hoogstwaarschijnlijk op niets zou uitlopen. Ondanks de aanwezigheid van diverse wereldleiders. Ondanks de urgentie die iedereen wel voelde om het decennialange conflict tussen Israël en de Palestijnen eindelijk tot een oplossing te brengen.
Aaron David Miller, analist bij het Amerikaanse Carnegie Endowment for International Peace in Washington, begrijpt die optimistische houding van Kerry van weleer. Als speciale onderhandelaar voor het Midden-Oosten woonde hij tussen 1978 en 2003 talloze van dit soort bijeenkomsten bij. Maar belangrijker nog, hij duwde en trok vooral achter de schermen om de neuzen dezelfde kant op te krijgen. „Zelfs als je wist dat de kansen minimaal waren. Ik had vertrouwen in onderhandelingen als sprekend geneesmiddel. En ik geloofde in de kracht van de Amerikaanse diplomatie.”
Rasonderhandelaars
Dat geloof was niet misplaatst. De Amerikanen stonden immers aan de basis van de Camp Davidakkoorden van 1978 tussen Israël en Egypte. En niet voor niets werden de Oslo Akkoorden tussen Israël en de Palestijnen in 1993 en het vredesverdrag tussen de Joodse staat en Jordanië op het gazon van het Witte Huis ondertekend. Allemaal na onvermoeibare inspanningen van rasonderhandelaars als Henry Kissinger, James Baker en Cyrus Vance.
Kennelijk komt er geen vredesverdrag in het Midden-Oosten tot stand zonder Amerikaanse bemoeienis. Dat had enerzijds vanzelfsprekend te maken met de leidende rol die de Verenigde Staten decennialang in de regio speelden. Anderzijds is Amerika de enige bondgenoot die Jeruzalem vertrouwt en waarvan Israël weet dat ze voor de belangen van de Joodse staat opkomt.
Maar ergens ging het mis. Want ondanks diverse Amerikaanse pogingen om Israël en de Palestijnen tot een vredesregeling te bewegen, kwam er de afgelopen 25 jaar niets serieus van de grond. Overigens lukte dat ook geen enkel ander land of bondgenootschap.
Aaron David Miller beseft achteraf dat Washington in dat opzicht de afgelopen jaren vaak water naar de zee heeft gedragen. „Amerikaanse diplomatie kan alleen maar effectief zijn als we partners hebben die de wil tonen om besluiten te nemen en daar ook de urgentie van voelen.”
Dat laatste lijkt rond het jongste vredesplan van president Donald Trump ten ene male te ontbreken.