Leven in Noord-Israël onder dreiging van raketten
Inwoners van dorpen en steden in Noord-Israël maken zich zorgen over hun veiligheid. Oude huizen hebben geen versterkte kamers die de bewoners beschermen als Hezbollah vanuit Libanon raketgranaten afschiet. Openbare schuilkelders zijn er weliswaar genoeg, maar bij een onverwachte aanval kost het te veel tijd om deze te bereiken.
Het crisiscentrum van Shlomi bevindt zich onder de grond. De wanden zijn kaal, het licht komt uit het plafond. De bedoeling is om zo in deze kamertjes een goed overzicht te kunnen houden in het uur van de nood.
In het crisiscentrum bevindt zich Yossef Luchy. Hij weet als weinig anderen wat Israël kan verwachten als er een conflict met Hezbollah uitbreekt. Hij was namelijk commandant van het Thuisfront in het noorden van Israël. Dat is de afdeling van het leger die burgers dient te beschermen. Hij gelooft dat bij oorlog Hezbollah zal proberen relatief lichte granaten op plaatsen zoals Shlomi af te schieten, en zware raketten op belangrijke strategische plaatsen als Haifa. Maar dat stelt de inwoners van Shlomi niet gerust. Ook kleine raketgranaten zijn levensgevaarlijk.
Immigranten uit Tunesië en Marokko bouwden Shlomi in Noord-Galilea in de jaren vijftig op de ruïnes van het Arabische dorpje El Bassa. Op de berg ten noorden van het 6000 inwoners tellende stadje staan antennes. Daar bevindt zich de grens met Libanon.
Het grootste probleem is dat honderden wooneenheden in de oudste delen van Shlomi niet beschikken over een schuilplaats, een zogeheten veiligheidskamer. Het goede nieuws is dat de regering van Benjamin Netanyahu in augustus 2018 5 miljard sjekel (ruim 1 miljard euro) beloofde om de grens beter te beschermen. Het slechte nieuws is dat er tot nu toe slechts 132 miljoen is besteed, en dat er nog niets aan de beveiliging van de huizen is gedaan.
De inwoners van Shlomi, onder wie zieken en ouderen, moeten naar de openbare schuilkelders in de buurt rennen als het luchtalarm klinkt. Maar hoe komen ze daar zo snel als ze tussen de nul en de tien seconden hebben voordat de raketgranaten inslaan? De schuilkelders zijn bovendien gebouwd voor een kort verblijf, terwijl een conflict met Hezbollah naar schatting een maand of anderhalve maand duren.
In 1992 besloot de Israëlische regering dat elk nieuw huis een schuilplaats moet hebben. In de nieuwe wijken van Shlomi beschikt elk huis over zo’n versterkte kamer. Dat is een vertrek met dikke muren, een ondoordringbaar plafond en onbreekbaar glas in het raam. Gezinnen houden zo hun eigen privacy. In de nieuwe wijken zijn er in scholen, openbare gebouwen of parken nog wel openbare schuilkelders.
Stapelbedden
In een oude wijk in Shlomi haalt Dror Dahan het slot van de openbare schuilkelder. Trappen voeren naar beneden. In het onderaardse vertrek staan kale stapelbedden tegen de muren met tekeningen. Verder zitten er luchtgaten en een nooduitgang in de muren. Achter een deur bevindt zich nog een kleine ruimte met stapelbedden.
Ook een aantal bewoners is naar de onderaardse ruimte afgedaald om uitleg te geven. Op de vraag hoe ze op elkaar reageren als ze lang met elkaar in dezelfde ruimte moeten doorbrengen, lachen ze. „We kennen elkaar al jarenlang”, zegt Avshalom Peretz. „Als de tijden niet normaal zijn, blijven we naar elkaar omzien.”
Maar de inwoners van Shlomi willen dat de regering snel over de brug komt met het geld dat nodig is om de oude huizen van versterkte kamers te voorzien.
Bunker
In meer dorpen en steden in het grensgebied spelen deze problemen. Een weggetje in de buurt van het bedoeïenendorp Arab al-Aramshe voert naar een parkeerplaats op de top van de berg, waar het enige bouwwerk een lichtgele bunker is.
Achter het eerste hekwerk loopt een weg voor Israëlische legervoertuigen. Daarachter bevindt zich een veiligheidshek met sensoren en daarachter staan op palen de blauwe bakens van de Verenigde Naties. Deze bakens geven de zogenaamde Blauwe Lijn aan, waarmee de Verenigde Naties de grens tussen Israël en Libanon markeerden.
Het gebied achter de blauwe tonnen valt formeel onder controle van het Libanese leger, informeel onder dat van Hezbollah. Dan is daar nog de vredesmacht Unifil, die moet voorkomen dat Hezbollah het gebied gebruikt voor vijandelijkheden tegen Israël.
Bij de bunker staat Moshe Davidovich, voorzitter van een platform van de 21 dorpen en steden aan de grens met Libanon. Bij het platform zijn gemeenschappen aangesloten van Joden, moslims, christenen, druzen, bedoeïenen en Circassiërs.
Sterkste leger
„In dit gebied beschikken we over het sterkste leger”, zegt Davidovich. „Hezbollah weet dat ons antwoord heel pijnlijk zal zijn. We moeten ondertussen doen wat we kunnen. We hebben geen andere optie dan onszelf zo goed mogelijk te beschermen.”
Ook andere bewoners zijn aanwezig. Uri Nehemi komt uit de mosjav Betzet, een coöperatieve landbouwnederzetting. Hij is manager in Arab al-Aramshe en werkt met een plaatselijk comité van bewoners. Zijn taak is toe te zien op de dagelijkse gang van zaken. „Het bedoeïenendorp aan de Israëlische kant van de grens is eigenlijk één geheel met dat aan de Libanese kant van de grens”, zegt hij.
„Soms brengt het leger bewoners van Arab al-Aramshe naar de grens, zodat ze een begrafenis aan de Libanese kant kunnen zien. De Libanezen staan het hun niet toe om door het hekwerk heen met familieleden te spreken. Als familieleden willen ontmoeten, moeten ze daarvoor naar het buitenland.”
Moshe Davidovich en de bedoeïen Adam Swidan wijzen erop dat ook de bedoeïenen bezorgd zijn. Bij een beschieting van Hezbollah op Arab al-Aramshe in 2006 verloren een vrouw en twee dochters het leven.
Fototoestel
Ongeveer 8 kilometer naar het oosten ligt Shtula. Een weggetje buiten het dorp loopt pal langs de grens. Grote betonblokken moeten de automobilisten en de boeren die het land bewerken beschermen tegen beschietingen uit Libanon. Hezbollahstrijders aan de andere kans mogen geen vuurwapens meenemen, wel camera’s. De bewoners van Shtula vertellen dat Hezbollahstrijders elke dag naar de grens komen, allemaal bewapend met een fototoestel. De bewoners zeggen dat als er een schaap naar de grens loopt, er tien herders meekomen, allemaal met een camera.
In Shtula hebben zestig huizen geen versterkte kamers. De schuilkelders bevinden zich op maximaal 50 meter van de huizen, maar die afstand is te groot voor iemand die slechts enkele seconden heeft om die te bereiken. Dat geldt zeker voor de ouderen.
Op een bankje voor het huis in de winterzon zitten Job Hattan en rabbijn Saleh Eliahu. Hattan vertelt dat hij slecht ter been is en de schuilkelder onmogelijk snel kan bereiken. Eliahu is slechtziende.
Dan zijn er nog de tunnels, die Hezbollah tussen Libanon en Israël gegraven heeft. Het leger heeft zes tunnels ontdekt en deze onbruikbaar gemaakt door ze op te blazen of met cement te vullen. Niemand kan uitsluiten dat er nog onontdekte tunnels zijn. Een woordvoerder van het leger zei dat Israël zal beginnen met de aanleg van antitunneltechnologie aan de grens.
De bewoners zijn zich bewust van het risico van een inval van Hezbollahstrijders in Noord-Israël. Gezinnen moeten in dat geval binnen blijven en de deuren op slot doen. In dat geval is er in elk dorp een team van bewapende burgers dat de inwoners tegen indringers moet verdedigen totdat het leger de taak overneemt.
Maar mensen vinden het gebied aan de een noordgrens een mooie streek om in te wonen, ondanks de nadelen. De spanning kan soms groot zijn en de grote winkelcentra en de klinieken zijn ver weg, maar de plaatsen groeien nog steeds. Het plattelandsleven trekt jonge gezinnen aan.