Secularisatie anno 2020 voltrekt zich tussen shoppen en advent
Enkele jaren geleden schreef ik ”De slag om het hart”, over secularisatie van verlangens. Dit boekje zei echter nog weinig over dé seculariserende factor van onze tijd: ons consumentengedrag.
Bijna iedere avond wurmt een kleine karavaan van bestelbusjes zich door onze straat. Met een armvol pakjes springen de chauffeurs eruit. Een nieuw paar schoenen, een cadeautje voor een jarig familielid, een messenblok dat op internet in de aanbieding was – het wordt allemaal keurig bij ons thuis bezorgd. Soms vraag ik me af wat deze bezorgers van ons moeten denken. Ze hoeven maar een vluchtige blik in onze woonkamers te werpen, om te zien dat het ons aan niets ontbreekt. Wij wentelen ons in luxe. Toch blijven we maar kopen, meer dan we nodig hebben. Waarom?
Het standaardantwoord dat wij hebberige mensen zijn die altijd verlangen naar méér is te kort door de bocht. Volgens de antropoloog Daniel Miller kan shoppen beter worden opgevat als een liefdestaal. Veel van wat wij kopen is namelijk niet bedoeld om te voorzien in materiële behoeften, maar om uit te drukken wie wij zijn en wat anderen voor ons betekenen. We richten ons huis modieus in om te laten zien: ik ben niet van gisteren. We steken onze kinderen in net iets te dure kleding, omdat we niet willen dat ze op school uit de toon vallen. En op onze trouwdag nemen we onze geliefde mee naar een chique restaurant, omdat dit anno 2020 de manier is om te zeggen: ik houd van jou. Wij consumeren, niet om de producten zelf, maar omdat shoppen een taal is – de primaire liefdestaal van onze tijd.
Natuurlijk is dit niet de enige taal die wij spreken. Op ons werk spreken we de taal van ons vak. Op school gaat het over leerdoelen. In de kerk zingen we van zonde en genade. Maar de consument in ons is sterk. Voor we er erg in hebben, gedragen we ons tijdens het tienminutengesprek op school als een klant die tevreden wil worden gesteld. Voor we er erg in hebben, wordt onze zondagse kerkgang een lifestyle item – een product dat we bij onze identiteit vinden passen zolang het design aan onze voorkeuren beantwoordt.
Secularisatie van verlangens
Ik begin over consumentisme omdat ik wil begrijpen wat secularisatie is. Hoewel secularisatie soms wordt gelijkgesteld aan kerkverlating, houd ik de twee bij voorkeur uit elkaar. Secularisatie speelt zich af in het menselijk ik, in het denken en voelen, maar vooral in het verlangen van mensen. Secularisatie treedt op als verlangens die hun vervulling zoeken in het hier en nu de overhand krijgen op verlangens naar God en Zijn rijk.
Kerkverlating kán een gevolg hiervan zijn, maar is dat niet noodzakelijk. Ik kan mij verliezen in wat Paulus ”de tegenwoordige wereld” noemt en toch op zondag met een uitgestreken gezicht in de kerk zitten. Sterker nog, ik kan met hart en ziel verlangen naar God én ontdekken dat mijn dagelijks leven dikwijls wordt beheerst door verlangens die weinig met God te maken hebben.
Enkele jaren geleden schreef ik een boekje, ”De slag om het hart”, waarin ik deze diagnose uitwerkte met hulp van Augustinus, de kerkvader die als geen ander nadacht over verlangens die ontsporen zodra ze zich afkeren van de Schepper en hun vervulling gaan zoeken in het geschapene. Gezien de vele reacties die dit boekje in christelijk Nederland heeft uitgelokt, is secularisatie van verlangens een herkenbaar thema. Toch ben ik met ”De slag om het hart” nog maar half tevreden. Twee grote vragen laat dit boekje namelijk liggen.
Ten eerste: welke dominante vorm neemt secularisatie in onze samenleving aan? ”De slag om het hart” biedt een formele definitie: secularisatie van verlangens vindt plaats als Godsverlangen door andere verlangens wordt overvleugeld. Daarmee is echter nog weinig gezegd over dé seculariserende factor van onze tijd: ons consumentengedrag. Hoe vaker wij een cadeautje op bol.com bestellen, des te meer raken wij gewend aan de gedachte dat onze verlangens hier en nu bevredigd kunnen worden (”voor 23.59 uur besteld, morgen in huis”). De vraag is: Wat doet dit met ons ik? Hoe verhoudt de consument in mij zich tot de christen in mij?
”De slag om het hart” is, in de tweede plaats, sterk op Augustinus georiënteerd. Het maakt echter niet duidelijk hoe diens theologie van verlangen zich verhoudt tot wat sociale wetenschappers over secularisatie hebben te melden. Zoals een kritische lezer mij terecht vroeg: „Hoe kun je over secularisatie schrijven zonder in te gaan op het secularisatieparadigma van de jaren zeventig en alle alternatieven die historici en sociologen daarvoor sindsdien hebben ontwikkeld?”
Dagje strand
Om met de laatste vraag te beginnen: Augustinus en het secularisatieparadigma (zoals klassiek verwoord door Bryan Wilson en anderen) zijn gescheiden werelden. Maar wie zich verdiept in hoe sociologen, antropologen en historici inmiddels, vijftig jaar na Wilson, over secularisatie spreken, ontdekt dat ze een belangrijke interesse met Augustinus delen. Hét grote thema in de nieuwere literatuur is het ”ik” van mensen, zoals dat gevormd wordt door werken, sporten, boodschappen doen en (al dan niet) lid zijn van een kerk.
Neem Peter van Roodens onderzoek naar ”het vreemde sterven van het Nederlandse christendom”. Waardoor nam kerkbezoek in Nederland in de jaren zestig af? Niet door seks, drugs en rock-’n-roll, maar door groeiende welvaart en toenemende vrije tijd. Gezinnen werden kleiner. Koelkasten, televisies en wasmachines deden hun intrede in het huishouden, terwijl auto’s en zelfs caravans binnen het bereik van de middenklasse kwamen. Voor steeds grotere groepen Nederlanders werd ”leuke dingen doen” in het weekend een realistisch ideaal.
Volgens Van Rooden had dit twee gevolgen. Het eerste is dat kerkbezoek in de knel kwam, niet omdat mensen niet meer geloofden, maar omdat doe-het-zelven in huis en dagjes naar het strand weinig tijd lieten voor kerkgang. Belangrijker is echter dat de welvaartsexplosie van de jaren zestig een nieuw type ”ik” creëerde: een authentiek, expressief, reflexief zelf. Mensen die in de postordercatalogus een nieuw behangetje uitzochten en in de Kampeerkampioen op zoek gingen naar een leuke vakantiebestemming, experimenteerden met wat later ”levensstijl” zou gaan heten – het ontwikkelen van een eigen identiteit door middel van consumptiegedrag. Dit nieuwe type ik, belichaamd in de figuur van de consument, paste slecht bij hoe mensen dachten dat een kerkganger eruit moest zien.
Nog dichter in de buurt van Augustinus komt het antropologische onderzoek van Omri Elisha naar Bijbelkringen in de Verenigde Staten. In de beslotenheid van zo’n gespreksgroep, laat hij zien, durven christenen zich soms kwetsbaar op te stellen. Ze biechten hun zonden aan elkaar op en vragen elkaar deemoedig om hulp en voorbede. Hier experimenteren mensen met een ”ik” dat niet zelfstandig en succesvol wil zijn, maar afhankelijk van Gods genade en betrokken op medemensen. Wie diezelfde kringleden echter de volgende ochtend op hun werk ontmoet, ziet hen heel andere eigenschappen etaleren. Op kantoor gedragen gemeenteleden zich net zo assertief als hun collega’s. Blijkbaar gedijt een christelijk zelf beter in een kerkelijke setting dan op de werkvloer.
Bijbelkring
Elisha draagt hiervoor twee redenen aan. De eerste is dat mensen niet één ”ik” hebben, maar verschillende zelven – precies zoals Augustinus in zijn ”Belijdenissen” schrijft dat hij zoveel zelven heeft als dat hij verlangens in zichzelf ontwaart. Augustiniaanse theologie en hedendaagse antropologie ontmoeten elkaar dus in een mensbeeld dat recht wil doen aan een variëteit van zelven (overigens zonder te ontkennen dat deze aan elkaar gerelateerd zijn). Elisha legt vervolgens uit dat deze zelven vaak contextafhankelijk zijn. Zoals een christelijk ik wordt gevoed op de Bijbelkring, zo wordt het ik van de consument getriggerd in het winkelcentrum. Zolang mensen leven in verschillende culturele contexten –ze rijden van hun werk naar de winkel en uit de kerk naar hun ouders– is het dus niet vreemd dat ze switchen tussen zelven.
Belangwekkend aan deze studies –ik bespreek ze uitvoeriger in mijn nieuwe boek ”Shoppen in advent”– is dat ze laten zien hoezeer mensenlevens heen en weer getrokken kunnen worden tussen verschillende zelven. Tegelijk maken ze duidelijk dat deze ”ikken” getriggerd kunnen worden door ogenschijnlijk triviale dingen als boodschappen doen. Wie secularisatie wil begrijpen, moet zich daarom afvragen waarom er zoveel bestelbusjes stoppen in de straat – en wat dat zegt over de consument in ons.
Godsverlangen
Dat brengt me bij de gestalte die secularisatie in onze tijd aanneemt. Terwijl Van Rooden laat zien hoe Nederlanders in de jaren zestig hun christelijke zelf inruilden voor een ”expressief zelf”, stelt Elisha dat mensen kunnen schakelen tussen zelven. Inwisselen en afwisselen zijn echter niet de enige opties. Zelven kunnen ook veranderen, bijvoorbeeld onder invloed van een allesoverheersende ”consumerist identity”. De consument in mij kan zó sterk zijn, dat mijn christen-zijn van kleur verschiet.
Precies dit is wat studies naar consumentisme en kerk-zijn in soms pijnlijk detail laten zien. Consumentengedrag is doorgedrongen tot in de haarvaten van het kerkelijk leven. Daarmee doel ik niet alleen op dure auto’s op het parkeerterrein van de kerk; ik doel op consumentisme dat de drempel van het kerkgebouw allang voorbij is. ”Shoppen” is een gangbare term geworden voor christenen die (soms met de beste bedoelingen) op zoek gaan naar een gemeente die bij hen past. Deze hoop op een kerkelijk product dat beantwoordt aan eigen voorkeuren leeft echter veel breder.
De socioloog Alan Aldridge ontwaart haar in liturgische twisten over vertalingen, berijmingen en muziekstijlen – alsof de ”worship experience” op zondag net zo perfect zou moeten zijn als de ”holiday experience” tijdens de wintersport. Christenen die op een doordeweekse avond een extra dienst beluisteren, kunnen de consument in zichzelf tegenkomen als ze vaststellen dat hun eigen predikant en organist het niet halen bij al het moois dat op internet te vinden is. Zelfs Godsverlangen, stellen de theologen Vincent Miller en Bernd Wannenwetsch, kan op consumentenverlangen gaan lijken, bijvoorbeeld als christenen van God vooral verwachten dat Hij hier en nu zegenend aanwezig is. Wie dag in dag uit wordt aangesproken als consument (”klik hier en ervaar het zelf”), zal zich steeds moeilijker kunnen voorstellen wat het betekent te leven in een karakteristieke spanning tussen ”reeds” en ”nog niet”. Eschatologische hoop is geen consumenteneigenschap.
Als ik secularisatie in een beeld zou willen vangen, zou ik daarom kiezen voor het beeld van ”shoppen in advent”. Het beeld verwijst naar een winkelstraat in december, met vrolijk verlichte etalages die ”Christmas sales” verkondigen. Hier wordt de consument in mij getriggerd, zelfs als ik louter cadeautjes voor anderen koop. Maar opeens klinkt boven mijn hoofd, uit het carillon van de stadhuistoren, een oud, Engels adventslied: „God rest you merry, gentlemen.” Dit lied appelleert aan een heel ander zelf: dat van een christen die verlangend uitziet naar Gods koninkrijk.
Hoopvol
Secularisatie anno 2020 voltrekt zich tussen shoppen en advent. Shoppen staat symbool voor gewoonten en praktijken die onze aandacht gericht houden op wat Augustinus het ”saeculum” noemt: het hier en nu. Advent daarentegen is de crux van wat de socioloog Peter Berger deseculariserende tegenkrachten noemt: preken, liederen en gebeden die ons toeroepen dat wij onderweg zijn naar Gods toekomst.
Shoppen in advent is een concreet beeld, dicht bij de alledaagse werkelijkheid. Het is een beeld vol spanning, tussen een adventsverwachting die het christelijke leven kenmerkt en een adventsvergetelheid die het leven van consumenten typeert. Het is, tot slot, ook een hoopvol beeld. Zelfs als wijzelf de verscheurdheid van ons leven in het ”saeculum” niet te boven kunnen komen, we leven van wat komt – alle dagen van het jaar.
De auteur is hoogleraar geschiedenis aan de Universiteit Leiden. Op 17 januari neemt hij afscheid als bijzonder hoogleraar secularisatiestudies aan de Rijksuniversiteit Groningen. Bij deze gelegenheid presenteert hij in De Wittenberg in Zeist zijn nieuwe boek, ”Shoppen in advent: een kleine theorie van secularisatie”. Meer informatie: www.izb.nl. Volgende week donderdag verschijnt in Kruispunt een interview met prof. dr. H. J. Paul.