Organisaties als Kerk in Nood en Open Doors signaleren een toename van religieus-nationalistisch geweld tegenover christenen. Het lijkt dat deze conflicten alleen over religie gaan, omdat ze godsdienstige groepen tegenover elkaar stelt. Maar er speelt meer een rol.
Bijna wekelijks bedreigen hindoenationalisten in India christenen of staan hen zelfs naar het leven. Want elke Indiër hoort hindoe te zijn, zo menen zij.
De ceremonie Ghar Whapsi (”terug naar huis”), een terugkeer van bekeerlingen naar de veronderstelde hindoe-oorsprong van India, wordt vaak met geweld opgelegd. In oktober 2019 dwongen hindoenationalisten 500 christenen een eed af te leggen aan de god Shiva, een van de belangrijkste goden uit het hindoeïsme. Ook moesten zij aan de goden te offeren, trouw zweren aan het hindoeïsme en beloven niet meer naar de kerk te gaan, aldus Sajan K. George, directeur van het Global Council of Indian Christians (GCIC) recent tegen nieuwsdienst Asia News.
De radicale hindoe Darsanapu Srinivas die de herbekeringsceremonie leidde, noemde het christendom een „vreemde religie.” „We mogen niet toestaan dat onze rijke cultuur, erfgoed en religieuze gebruiken door buitenlandse religies worden binnengevallen voor tijdelijke winst”, zo tekende de nieuwsdienst op.
De vijandige houding tegenover religieuze minderheden is zodanig toegenomen dat er volgens de organisaties Kerk in Nood en Open Doors gesproken kan worden van ultranationalisme. Volgens Dennis Peters van de rooms-katholieke hulporganisatie Kerk in Nood wil dat zeggen dat het nationalisme „extreme vormen” aanneemt. Nationalisme op zich hoeft volgens hem geen probleem te zijn. „Maar we zien in veel landen dat het nationalisme zo groot is, dat het grote negatieve impact heeft op minderheden.”
Christenen zijn opvallend vaak het slachtoffer. „Zij zijn in veel landen een minderheid. Het nationalisme richt zich dus vaak op christenen”, verklaart Peters.
Volgens de medewerker van Kerk in Nood zijn deze ontwikkelingen niet nieuw, maar nemen ze wel toe. Tijdens een bezoek aan India in 2001 ontmoette hij verschillende christenen die toen al aangaven dat ze lokaal veel tegenwerking kregen van de hindoenationalistische Bharatiya Janata Partij (BJP). „Nu president Modi met de BJP het land regeert, hij heeft in het congres de macht, is het nog moeilijker geworden. Het is een proces dat al eerder is ingezet en hand over hand toeneemt.”
Het zijn vooral christenen in Zuid- en Oost-Azië die volgens Kerk in Nood te maken hebben met groeiend nationalistisch populisme en regimes die hier op inspelen (zie: Zuid- en Oost-Azie: hotspot van vervolging). Toch is Peters terughoudend om landen aan te wijzen waar religieus nationalisme de grootste oorzaak van christenvervolging is. „Christenvervolging kun je nooit loszien van macht, economische belangen en politiek geweld. Wij maken geen ranglijst, maar signaleren meer.”
Daarbij kijkt Kerk in Nood niet alleen naar de wetgeving in een land, maar ook naar het aantal daadwerkelijke incidenten. De praktijk blijkt namelijk soms weerbarstiger dan de theorie. „Sommige landen hebben wel degelijk in de grondwet opgenomen dat mensen vrij zijn om te geloven wat ze willen, maar kijkt de staat bij geweld tegen christenen weg”, aldus Peters.
Zo kent Pakistan een zekere mate van godsdienstvrijheid. In de Pakistaanse grondwet zijn echter ook blasfemiewetten opgenomen; je mag de Koran en Mohammed niet beledigen, legt de medewerker van Kerk in Nood uit. „Christenen worden opgesloten en niet door de politie beschermd tegen volkswoede. Het vermoeden bestaat dat zelfs agenten daar bij betrokken zijn.”
Ook India is daar volgens Peters op lokaal niveau een voorbeeld van. „De overheid doet te weinig om minderheden en christenen te beschermen.”
Overheid
De identificatie van de staat met één geloof –of geen geloof, denk aan China en Noord-Korea– heeft ertoe geleid dat regimes minderheden met vijandigheid bezien. Kerk in Nood signaleert in haar rapport uit 2019 „een toenemende verwevenheid tussen religieus-nationalistische groepen en overheden.”
Een overheid heeft namelijk baat bij deze vorm van religieus nationalisme. Een staat moet eenheid creëren. Dat is echter lastig omdat een land altijd bestaat uit een meerderheid en minderheden, zegt Lucien van Liere, universitair hoofddocent aan de Universiteit Utrecht. Hij onderzoekt de rol van religie bij conflicten. Religie leent zich volgens hem juist goed om een gedeelde identiteit te vormen. Ultranationalisten schilderen religieuze minderheden die buiten de gedeelde identiteit vallen af als vreemdelingen en vijanden van de staat.
Ook de hoofddocent ziet een „zekere toename” van religieus nationalisme. „Religie speelt een steeds sterkere rol in politieke spelletjes. De politiek lijkt zich goed bewust te zijn van radicale en godsdienstige groepen die makkelijk te mobiliseren zijn. In Indonesië ontstaan er daardoor rare samenwerkingsverbanden tussen politieke leiders en radicale islamitische geestelijken.”
Tegelijkertijd is het volgens Van Liere een heel complexe ontwikkeling. Hij vindt het lastig om te zeggen dat groeiende christenvervolging direct voortkomt uit toenemend religieus nationalisme. „Werd gouverneur Ahok van Jakarta veroordeeld vanwege zijn christenzijn, vanwege zijn Chinese etniciteit of omdat hij buitenstaander was van het establishment? In de berichtgeving wordt de kaart gespeeld van religieuze identiteit, maar de werkelijkheid is veel complexer.”
Volgens Van Liere is het „heel belangrijk” om te beseffen dat ieder land zijn eigen geschiedenis heeft. „Elk land kent zijn eigen situatie met eigen religieuze minderheden en de zorg om een nationale staat te formeren. Pakistan is een heel andere situatie dan Egypte of Indonesië. In Indonesië heeft religieus nationalisme een ander gelaat en dient het andere belangen.”
Toch is er vaak wel een gedeelde oorzaak te benoemen. Angst is een grote dynamiek achter religieus nationalistisch geweld, aldus Van Liere. Zo worden christenen in onder meer Pakistan gezien als een voorhoede van het Westen. Ondanks dat christenen een extreem kleine minderheid vormen, ontstaat het beeld van een staat die bedreigd wordt door een veel grotere macht: de westerse ideologie. „De angst dat de ander de ruimte inneemt en het gevoel dat ik hier niet meer mag zijn, is vaak de kern waar het over gaat.”
Ondanks dat christenen in Egypte in de minderheid zijn, gaat het in de Egyptische roddelpers vaak over moslimvrouwen die bekeerd worden tot het christendom, zegt Van Liere. „De gedachte wordt gewekt: de christenen pakken onze vrouwen af! Dit heeft niks met de inhoud van religie te maken, maar met angst voor de macht van de ander. Het gaat er niet zozeer om dat christenen in de opstanding van Christus geloven.”
De Amerikaanse hoogleraar Mark Juergensmeyer, directeur van het Orfalea Center for Global and International Studies aan de universiteit van Californië, ziet in veel etnische en religieuze bewegingen een directe reactie op de toenemende mondialisering. „Deze groepen zijn vuurbang voor het verlies van identiteit en geprivilegieerde status in een samenleving die steeds meer multicultureel wordt.”
Volgens de hoogleraar is de wereld niet bezig steeds religieuzer te worden. „Religieus nationalisme is niet hetzelfde als vroomheid. Sommige van de meest gewelddadige aanslagen tegen minderheden zijn gepleegd door mensen die totaal niet vroom leefden.” Juist de loyaliteit aan de eigen gemeenschap is bepalend, aldus Juergensmeyer.
Drijfveer
Bij ogenschijnlijk religieuze conflicten spelen ook economische en sociale posities en etniciteit een rol, zegt Van Liere. „Het is een complex van factoren waar op een gegeven moment een spanningsvolle situatie uit voortkomt.”
Als voorbeeld noemt de hoofddocent Nigeria. In de centrale gebieden van dat land spelen er conflicten tussen christenen en moslims. De economische positie van de moslims is een van de drijfveren achter het geweld, zegt hij. „Zij hebben het gevoel achtergesteld te worden en verzetten zich daarom tegen de christelijk elite. Het gaat hier om het gevoel dat de ander je kwaad zou willen doen. Bijvoorbeeld dat de bronnen waar jij je dieren uit laat drinken, vervuild zijn door de ander. Het eigenlijke conflict gaat soms over heel banale sociale problematiek.”
Dat uiteindelijke conflicten toch via religieuze lijnen worden uitgevochten, heeft er volgens Van Liere mee te maken dat religie vaak een dominant onderdeel van de samenleving is. Confrontaties worden dan ook snel in religieuze taal begrepen en maken het makkelijk om een conflict te duiden. „Religieuze identiteit is wat groepen duidelijk van elkaar kan onderscheiden.”
Wanneer spanningen oplopen en het conflict kan worden gedefinieerd, trekken leiders een conflict naar zich toe, zegt Van Liere. „Zij gebruiken dan taal als: het zijn kruisvaarders, ze zijn uit op onze bekering. Dan definieer je een confrontatie binnen een religieuze identiteit. Andere aspecten verdwijnen dan naar de achtergrond. Dat is een truc die heel goed werkt in landen waar religie een belangrijke plaats heeft.”
Zuid- en Oost-Azie: hotspot van vervolging
De situatie voor christenen is het meest verslechterd in het zuiden en het oosten van Azië, aldus het rapport ”Persecuted and Forgotten?” van de rooms-katholieke hulporganisatie Kerk in Nood uit 2019.
De organisatie noemt de regio de „hotspot” van christenvervolging. Religieus nationalisme speelt hierbij een grote rol. In diverse Aziatische landen zijn overheden en regimes aan de macht die grote nadruk leggen op de religieuze identiteit.
Het aantal gemelde incidenten in India van begin 2017 tot maart 2019 komt uit op meer dan duizend. Zeker honderd kerken zijn gesloten vanwege aanvallen van extremisten of op last van de autoriteiten.
Bisschoppen en andere kerkleiders brengen de toename van het geweld in verband met de opkomst van Narendra Modi, leider van de Bharatiya Janata Partij (BJP) en lid van de hindoe-nationalistische organisatie Rashtriya Swayamsevak Sangh (RSS).
Rohingya’s, een islamitische minderheid in Myanmar, hebben zwaar te lijden onder boeddhistische overheid. Ook christenen in het land hebben het moeilijk. Kerken worden gesloopt of de overheid geeft geen bouwvergunningen af.
Groeiend religieus nationalisme is ook duidelijk in Sri Lanka, waar opnieuw de staat, maar ook andere actoren meer druk op christenen hebben uitgeoefend. Hier zijn het Sinhalese boeddhistische extremisten die het christendom als een bedreiging voor de nationale identiteit zien.
Ook in Bhutan en Nepal zien overheden dat zij, door een beroep op de nationale religieuze identiteit te doen, hun eigen macht met name in de landelijke gebieden makkelijk kunnen vergroten.
In Pakistan komt de dreiging voor christenen en andere minderheden vanuit de overheid en volkswoede. Ondanks de vrijlating van Asia Bibi faalt de overheid in de aanpak van een groeiend klimaat van intolerantie tegenover minderheden, aldus Kerk in Nood.
Tendensen van religieus nationalisme zijn echter niet alleen voorbehouden aan Zuid- en Oost-Azië. Zo wakkert volgens Open Doors in Turkije president Recep Tayyip Erdogan al geruime tijd ultranationalistische sentimenten aan. In Somalië wordt het christendom gezien als een bedreiging voor de cultuur. Imams leren dat een Somaliër geboren wordt als moslim en sterft als moslim, aldus de organisatie.