„De minst verstrekkende kerkorde geldt.” In de discussie over vrouwelijke ambtsdragers in christelijke gereformeerde samenwerkingsgemeenten komen deze woorden vaak terug. Dit keer was het de generale synode die erover sprak.
In de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) hebben enkele samenwerkingsgemeenten vrouwelijke ambtsdragers bevestigd. Of ze zijn van plan dat te doen. Deze kerken vormen één gemeente met een vrijgemaakt gereformeerde of Nederlands gereformeerde kerk. In die kerkverbanden zijn vrouwelijke predikanten, ouderlingen en diakenen wel toegestaan. Welke kerkorde geldt er dan?
Tegenstanders van de vrouw in het ambt wijzen onder meer op een besluit van de CGK-synode uit 2016, waarin staat dat in samenwerkingsgemeenten „de minst verstrekkende kerkorde” geldt. In dit geval is dat de kerkorde van de CGK, die geen ruimte biedt aan vrouwelijke ambtsdragers.
Samenwerkingsgemeenten wijzen vaak op de samenwerkingsovereenkomst die de generale synode van de CGK in 2013 goedkeurde. Daarin staat onder meer: „Bij onderlinge strijdigheid zoekt de kerkenraad een weg die de opbouw en eenheid van de gemeente dient, en die zoveel mogelijk recht doet aan de bedoeling van alle besluiten.”
Het ging vrijdag in Nunspeet niet over de inhoud van de woorden „minst verstrekkend.” De bespreking richtte zich vooral op de verhouding tussen de twee synodestukken uit 2013 en 2016, die met elkaar in strijd lijken te zijn.Wat bleek? Bij het vaststellen van de regel dat in samenwerkingsgemeenten de minst verstrekkende kerkorde geldt, is niet meer gedacht aan het eerdere besluit van 2013. Een „foutje” noemden verschillende synodeleden dat.
Dat foutje is nu gerepareerd. De synode verklaarde de uitspraak over de minst vertrekkende kerkorde uit 2016 ”de iure” nietig. Er kan dus geen recht aan worden ontleend.
Het besluit uit 2013 blijft staan, maar wordt vanwege allerlei nieuwe ontwikkelingen opnieuw onder een vergrootglas gelegd. Dat gebeurt later als de synode over kerkelijke eenheid spreekt. Ondertussen blijft de lijn van het minst verstrekkende kerkorde gehandhaafd, omdat die ook vóór 2016 al gold.
Dat betekent onder meer dat gemeenten nog steeds geen vrouwelijke ambtsdragers mogen bevestigen. De synode hoefde daar vrijdag niet over te spreken, want het rapport uit 2013 bevat namelijk een uitzonderingsregel: „Vrouwelijke leden van de gemeente hebben geen passief kiesrecht wanneer één van de kerkverbanden van de samenwerkingsgemeente daarvoor niet de ruimte geeft.”
Het besluit van vrijdag moet vooral worden gezien als een „tussenstap”, zoals synodepreses ds. J. G. Schenau het formuleerde. Want de vragen rond samenwerkingsgemeenten wachten nog op een definitief antwoord.