Hoe radio de reformatorisch kring bereikte
Na de eerste Nederlandse radiouitzending, afgelopen woensdag 100 jaar geleden, raakte de radio langzaam ingeburgerd. Maar niet direct in reformatorische kring. Waarom sloeg het medium in de gereformeerde gezindte aanvankelijk niet aan? En hoe zit dat anno 2019?
Dat luisteraars geen controle hebben op wat er op de radio wordt gezegd, is in reformatorische kring het principiële bezwaar tegen het medium, zegt Dolf Lok, radioman in hart en nieren. „Ten diepste komt er een onbekende de huiskamer binnen. En wat gaat die vreemde zeggen? Welke invloed heeft die vreemdeling? Je kunt het toestel uitzetten nadat er schuine taal is gebruikt.” Lok werkte voor de Evangelische Omroep (EO) en later voor de Reformatorische Omroep (RO) en is momenteel actief bij de plaatselijke zender Radio Perspectief van de cgk Nunspeet.
Ton van der Schans (61), kenner van de gereformeerde gezindte, beaamt dat bezwaar. „Ds. G.H. Kersten noemde het radiogeluid zelfs een „diabolisch gekrijs uit de afgrond.” Niet alleen predikanten keerden zich tegen het medium, ook cultuurwetenschapper Johan Huizinga waarschuwde in 1935 dat het apparaat oppervlakkigheid in de hand zou werken.” Van der Schans schetst het beeld van een riool. „Er werd en wordt geredeneerd: Hoe kan door één kanaal tegelijk schoon en vies water vloeien?”
Toch hadden naar verloop van tijd enkele reformatorische kerkgangers een radio, zegt de geschiedenisleraar aan het Driestarcollege in Gouda. „Veel boeren en vissers luisterden natuurlijk wel naar het nieuws en de weerberichten. De radio was dus aanwezig, maar functioneel.”
Pas aan het einde van de 20e eeuw raakte de radio in reformatorische kringen breder geaccepteerd, volgens Van der Schans. „De gezindte opende zich toentertijd langzaam voor de wereld. In het reformatorisch onderwijs speelde de discussie over begeleide confrontatie en mediaopvoeding. En naast het passieve radiogebruik, namelijk luisteren, kwam er meer ruimte om aan een uitzending mee te werken. Bijvoorbeeld om als SGP-politicus te reageren op de radio.”
Lok denkt dat er binnen christelijke kringen altijd behoefte aan een ‘goede’ radio is geweest. „Toen de Nederlandse Christelijke Radio Vereniging (NCRV) volgens bezwaarden steken liet vallen, kwam de EO met een aanbod dat weer bij die groep paste. Zo ging het ook bij de oprichting van de Reformatorische Omroep. Ik denk daarom dat het radio luisteren sterk verankerd ligt in christelijk Nederland, maar ook in reformatorische kring.”
De radio tegenhouden is onhoudbaar, aldus Van der Schans. Hij noemt dat een onwerkelijke situatie. „De smartphone was ook niet buiten de deur te houden. En met dat apparaat heeft iedereen de radio op zak. In praktische zin kun je wel stellen dat de radio onderdeel is geworden van het leven van de gezindte.” Toch zal het bezwaar tegen de radio als massamedium nooit verdwijnen, denkt Van der Schans. „Wel neemt het bezwaar in kracht af.”
Lok ziet toegevoegde waarde voor christelijke radio in Nederland. „De radio is een mooi evangelisatiemiddel voor de christelijke boodschap”, vindt hij. „Ik ben ontzettend blij dat de radio zoveel mogelijkheden heeft gegeven om het Evangelie te laten horen. Nederland is opnieuw zendingsland geworden en het publiek dat met de radio wordt bereikt, is nog steeds groot. Hoe zegenrijk is Trans World Radio wereldwijd bezig. En dat dankzij radio.”
De liefde voor het medium zit duidelijk diep bij Lok. „Het is een soort gesproken krant. Ik zie de radio als vriend van de mens die eenzaam in de auto zit en de behoefte heeft om goed na te denken en iets nieuws te horen.”
Hollandse radio viert 100e verjaardag
DEN HAAG. Radiopionier Hanso Idzerda schakelde op donderdagavond 6 november 1919 om 20.00 uur vanuit zijn woonhuis en instrumentmakerij aan de Beukstraat in Den Haag zijn zelfgebouwde radiozender in.
De Fries Idzerda, eigenaar van de Nederlandse Radio Unie, een fabrikant van radiotoestellen, kondigde deze eerste uitzending de dag ervoor aan in de Nieuwe Rotterdamse Courant. Het was voor het eerst dat een programma op dit medium van tevoren werd aangekondigd, zodat mensen erop konden afstemmen. Dat moment luidde het begin van de Nederlandse radio in.
Het allereerste liedje op de Nederlandse radio was een parademars. Daarna volgen honderden uitzendingen met muziek en gesproken woord, die vier keer per week werden uitgezonden.
Tot zijn faillissement op 11 september 1924. Daarna nam de Hilversumse Nederlandsche Seintoestellen Fabriek (NSF) de publieke omroeptaak over. Het begin van het omroepbedrijf was een feit.
De Algemene Vereniging Radio Omroep (AVRO) ontstond in 1927 en al snel volgden allerlei levensbeschouwelijke omroepen zoals de KRO, NCRV, VARA en VPRO.
„Thuis noemden we dr. Hiltermann ”Boontjes””
Wim Groen (65) uit Nunspeet
„Mijn vader wilde begin jaren 60 de radio in huis hebben voor het nieuws en de weerberichten. Het was een radio van Philips met een mooi bruingeel front en buislampen die je zag oplichten door de geperforeerde achterkant. Twee grote ronde batterijen achter de radio, zo’n vijftien centimeter hoog en een hele serie platte batterijen van het merk Witte Kat aan elkaar gesoldeerd in een kartonnen doos vormden de voeding. De krachtige ontvanger pikte bijna alle Europese stations op en vooral –afhankelijk van de golflengtes– veel hoge, piepende geluiden bij onnauwkeurige afstemming.
In spannende tijden zat mijn vader aan het apparaat gekluisterd, zoals bij de Cubacrisis in 1962. Wij beleefden de spanning mee, vader vreesde een derde wereldoorlog.
Na het nieuws op vaste tijden kwamen de ”Waterhoogten, meegedeeld door de Rijkswaterstaat”, waarbij ik de rij van Konstanz (waterstand 593, plus 14), Rheinfelden, Iffezheim et cetera op den duur volledig uit mijn hoofd kon opzeggen.
Onvergetelijk is voor mij ”De toestand in de wereld”, uitgesproken door mr. G. B. J. Hiltermann. Die kwam vaak na het nieuws, tijdens het middageten en wij noemden die man ”Boontjes”, omdat we ’s zomers vaak boontjes aten als hij aan het woord was. Uiteraard mocht er tijdens zijn populaire analyses van het wereldgebeuren absoluut niet gesproken worden.
Na het overlijden van mijn vader heeft de radio nog enkele jaren dienst gedaan, maar zo’n ouderwetse buizenradio op batterijen raakte uit zwang; als jochie had ik al een transistorradio. Een goede vriend wilde het apparaat graag als verzamelobject van ons overnemen en zo verdween dit meubelstuk uit ons huis.”
„In 2019 kun je nog prima zonder radio”
Vincent Erdin (63) uit Groningen
„In onze woonkamer hebben wij al jaren geen radiotoestel meer. In het verleden luisterde ik nog wel eens naar het radioprogramma ”Met het oog op morgen”. En met grote regelmaat luisterde ik naar de klassieke zender Radio 4.
De radio bekoort mij niet langer omdat ik in een rustige omgeving wil werken. Na onze reis naar Noorwegen in april 2013 realiseerde ik mij wat een weldaad rust en stilte is in een hectisch dagelijks leven.
Toen ging voor mij de knop om: geen radio meer om mij heen. De iPod die ik destijds net met muziek had gevuld heb ik nooit gebruikt.
Ook was ik het gewauwel op de radio meer dan zat. Bij Radio 4 leek het meer te gaan over wat er gezegd werd dan om de klassieke muziek. Muziekfragmenten duurden twee tot vier minuten en daarna volgde weer dat gepraat.
De Belgische klassieke zender Radio Klara kan aaneengesloten muziekfragmenten van twintig tot dertig minuten laten horen. Dat is al stukken beter dan Radio 4.
Toch gaf de rust uiteindelijk de doorslag. Ik zoek daarom ook niet langer naar een vervanger om alsnog klassieke muziek te luisteren. Ieder fragment op bijvoorbeeld YouTube wordt voorafgegaan door een reclameblok.
Ik mis de radio dus absoluut niet. Voor de nieuwsgaring hoef ik niet te luisteren. Daarvoor kijk ik op de website van het Reformatorisch Dagblad en een regionale krant.
Mijn vrouw luistert nog wel naar de radio. Zij hoort graag klassieke muziek, het nieuws en evangelische muziek. Ze doet dat bewust op die momenten wanneer ik er niet ben of in een andere kamer aan het werk ben.
Mijn stelling: ook in 2019 kun je nog prima zonder radio.”
„’s Avonds hoorden we van harde wind en springtij”
Ineke Oosten-Brunsveld (81) uit Zeist
„Omdat ik uit een synodaal gereformeerd gezin kom, was het bij ons geen punt om naar de radio te luisteren; het was gewoon een medium, net als de krant. Ik luisterde vooral naar de hoorspelen van de NCRV zoals ”De jeugd vliegt uit” en ”Ome Keesie”.
Mijn vader luisterde op zondag naar mr. G. B. J. Hiltermann na het nieuws van 13.00 uur. Ook hoorde je na het nieuws de waterhoogten zoals die bij de sluis bij Grave. Ook Godfried Bomans was regelmatig in onze woonkamer te horen, samen met programma’s als ”De bonte dinsdagavondtrein”, het hoorspel ”De familie doorsnee”, ”Een vast gezegde” en ”De pindakaas is op, Jo”.
Op de zaterdagavond werd de radio altijd in de zondagse kamer gezet. We luisterden op zondag voornamelijk het nieuws en mr. G. B. J. Hiltermann, maar soms ook een hoorspel. Alleen als daar tijd voor was. Per slot van rekening zit je die dag twee keer in de kerk.
De watersnoodramp van 1 februari 1953 heeft op mij de meeste indruk gemaakt. Ik was toen 15 jaar oud. Op de avond van 31 januari hoorden we al van de harde wind en het springtij. Zondagochtend in de kerk hoorden we hoe erg de ramp was geweest. Er werd voorbede gedaan. We hebben kinderen in huis gehad van een predikantsgezin uit Zeeland.
Mijn man zocht vroeger vaak buitenlandse zenders. Bijvoorbeeld in het voormalige Oost-Duitsland, waar Radio Sophia uitzond. Hij correspondeerde met mensen in verschillende landen, dat vond hij altijd mateloos interessant. Hij lag dan languit op de grond voor de radio te luisteren naar en mee te schrijven met het nieuws.
Vandaag de dag luister ik naar praatprogramma’s met Bijbelse onderwerpen, heb ik Classic FM wel eens aanstaan en ben ik donateur van de RO.”
„Orgelconcerten op de radio legendarisch”
Jan Koster (56) uit Genemuiden
„Mijn vader had al grote belangstelling voor alles wat met audio te maken had. In 1969 kocht hij een geluidsinstallatie met topklasse ontvanger, platenspeler en luidsprekers.
In de jaren 70 was er menig kabinetscrisis, die meestal in de late avonduren begon. Dan zaten we gekluisterd aan de radio. Als ds. G.H. Abma, destijds SGP-fractievoorzitter, het woord voerde in zo’n debat was het muisstil in onze huiskamer. Ook verkiezingsuitslagen werden nauwgezet gevolgd via de radio.
Net als mijn vader werd ik liefhebber van het orgel. Oftewel, we luisterden samen veelvuldig orgelconcerten voor de radio. De NCRV maakte met Piet van Egmond in de jaren 50 opnamen vanuit de Dom in Keulen. De uitvoering én de uitzendingen waren legendarisch. Jarenlang werd er over gesproken.
De NCRV beschikte na jaren over een goudmijn aan orgelopnamen. In de jaren 80 kwam er –slechts kort– maandelijks een programma met historische orgelopnamen.
Door allerlei ontwikkelingen zijn de radioprogramma’s met orgelconcerten beëindigd. In 2005 startte de NCRV wel met een prachtig online orgelconcertarchief. De stekker werd er tien jaar later uitgetrokken. Diep triest. Ik beschouw dit als een culturele misdaad. Al die klassieke orgelopnamen van de NCRV gingen daarmee voorgoed de kast in.
Of ik mij nog een speciaal radioconcert herinner? Ja: na een restauratie werd in december 1975 het orgel van de Bovenkerk in Kampen opgeleverd. Organist Feike Asma maakte voor de EO-microfoon een opname van het gerestaureerde orgel met werken van Krebs en Psalm 42 van Asma. Die opname werd laat op een zaterdagavond uitgezonden. Ik mocht opblijven van mijn ouders.”