De Poolse partij Recht en Rechtvaardigheid (PiS) staat zondag voor een tweede overwinning. In West-Europa maken velen zich zorgen over wat deze „ultraconservatieve” regering aanricht.
PiS haalde in 2015 37,6 procent van de stemmen. Die uitslag vertaalde zich in meer dan de helft van de zetels in het parlement (235 van de 460).
Dat was voldoende om vier jaar lang zonder effectieve tegenspraak te regeren. De grootste oppositiepartij had slechts 166 zetels. Te weinig om serieus rekening mee te houden. Als je de arrogantie van de macht in de praktijk wilt zien, moet je naar Warschau kijken.
De PiS-regering draaide direct de geldkraan open. Een belangrijk staaltje was de invoering van 500-plus-maatregel; een gezin krijgt per kind 500 zloty (115 euro). Dat heeft de koopkracht van arme gezinnen sterk geholpen. Een regering die zoveel geld kan uitgeven zonder tegen acute tekorten aan te lopen, staat er bij de verkiezingen goed voor. Volgens de peilingen kan PiS rekenen op meer dan 40 procent.
Tegenwerking kwam er echter toch. De Europese Commissie vertrouwde de hervorming van de rechterlijke macht in Polen niet. Er zou te veel politieke controle op de benoeming van rechters zijn. Nog deze week heeft eurocommissaris Frans Timmermans op dit punt stappen aangekondigd.
Zeer terecht maakt de Europese Commissie een groot punt van deze kwestie. De onafhankelijkheid van de rechterlijke macht is het fundament van de democratische rechtsstaat. Zonder een rechter die –net als onlangs in Groot-Brittannië– de regering op de vingers kan tikken, kun je verkiezingen houden wat je wilt, maar kan de burger nooit zijn recht halen. Gevolg: de zogenaamd democratische overheid zal vroeg of laat de burger gaan onderdrukken.
Toch heb ik de indruk dat tussen Polen en West-Europa meer aan de hand is. Er is niet alleen een technisch-bestuurlijk debat over de rechtsstaat, er is een ook een wederzijds onbegrip over de herkomst van onze waarden. PiS wil als katholieke partij putten uit de christelijke traditie en uit de Poolse identiteit. Vijftig jaar geleden zou dat misschien in West-Europa niet zo vreemd hebben geklonken, maar vandaag valt dat totaal verkeerd.
Deze week schreef de Engelse krant The Guardian in een commentaar dat PiS een „dogmatische preoccupatie” heeft tegen homorechten. PiS-leider Kaczynski noemde deze zomer de Gay Pride een „reizend theater” dat overal opduikt en vervolgens „zielig gaat doen.” In het conservatieve Polen levert zoiets applaus op. Vergeet niet: geweld tegen homo’s is in Oost-Europa geen uitzondering.
Misschien heeft PiS inderdaad een obsessie tegen homo’s, maar het omgekeerde geldt ook. Het is beslist niet alleen The Guardian die lhbt-rechten neemt als de graadmeter van alle mensenrechten.
Daarnaast speelt nog iets anders. Groepen die zich profileren, hebben graag een vijand tegen wie ze zich afzetten. De politisering van de homoseksualiteit in West-Europa speelt een gezinspartij als PiS perfect in de kaart. Maar progressieve bewegingen gebruiken PiS weer als het ideale schrikbeeld. Hier botsen twee tegengestelde wereldbeelden. Inhoudelijk valt dit niet op te lossen. Behalve dat beide partijen zich matigen. Maar in een politieke cultuur die steeds meer in een permanente campagne verkeert, lijkt de kans daarop klein.