De Europese hoornaar is terug van weggeweest. Vóór de oorlog was de reuzenwesp redelijk algemeen in Nederland. In de jaren 50 kwam de klad erin en pas na 1980 begonnen de aantallen weer toe te nemen, tot een recordhoogte vorig jaar. Een eenduidige verklaring is er volgens bijen- en wespenkenner Jan Smit niet.
Aan een honderd jaar oude eik op een boerenerf bij Barneveld hangt een pimpelmezenkast. Pimpelmezen laten zich echter niet zien, het huisje is gekaapt door een hoornaarkoningin die hier een bescheiden volkje heeft gesticht. Bij de vliegopening zit een hoornaarwerkster de ingang nog wat bij te werken, tegelijkertijd het nest bewakend. Het is een enorm zwart-geel-rood beest; de hoornaar is verreweg onze grootste wespensoort.
„Oorspronkelijk nestelen ze in holle bomen”, vertelt Smit. „Nu ook wel in gebouwen en bijvoorbeeld nestkasten.”
De entomoloog (insectenkenner) was tot zijn pensioen biologiedocent op een natuureducatiecentrum. Toen hem gevraagd werd een cursus te geven over de relatie tussen planten en insecten ging hij zich verdiepen in bloemenbestuivers zoals bijen en wespen. Nu wordt hij regelmatig ingehuurd door EIS Kenniscentrum Insecten.
Bestuiving
„Zestig tot zeventig procent van de bestuiving gebeurt door hommels. Ook solitaire bijen hebben een belangrijk aandeel; honingbijen veel minder.”
Wespen leveren eveneens hun bijdrage; soms rechtstreeks, als ze energierijke nectar of eiwitrijk stuifmeel zoeken, soms indirect als ze voor hun larven op jacht zijn naar insecten. „Een bloeischerm van gewone berenklauw zat vol met insecten. Toen kwam er een wesp aanvliegen. In paniek vloog het hele stel op en streek neer op een volgend bloeischerm, het stuifmeel namen ze mee.”
Hoornaars doen hetzelfde. In tegenstelling tot bijen leggen papierwespen, waar hoornaars en gewone wespen toe behoren, geen voedselvoorraad aan. Het grootste deel van het voedsel van de gewone hoornaar bestaat uit vliegen, aangevuld met andere wespen en bijen.
Hoe de hoornaar zijn prooi vangt, heeft de wespenkenner meermalen gezien. „Ze steken de prooi, maar dat gaat zo snel dat je het niet ziet. Dan gaan ze aan twee poten of, meestal, aan één poot hangen, vaak aan een bloem. Vervolgens knagen ze kop, poten en achterlijf –waar de spijsvertering en dat soort rommel in zit– van de prooi af. Met het gespierde borststuk vliegen ze naar het nest om het aan de larven te voeren. Je wil niet weten hoeveel ongedierte ze zo opruimen.”
Bestrijding
Smit is dan ook geen voorstander van bestrijding, ook wat andere wespensoorten betreft. „Dat begrijp je vanuit mijn standpunt, hè? Leg liever wat rottend fruit in een achterafhoekje van de tuin, dan heb je er bij huis geen last van.”
Wel is hij betrokken bij de –vanuit de Europese Unie verplichte– bestrijding van de Aziatische hoornaar, een invasieve exoot die honingbijen eet. Vorig jaar werden er drie nesten gevonden en opgeruimd, maar de laatste, in Pernis, pas toen er al tientallen koninginnen waren uitgevlogen. „Volgens de Fransen verspreidt hij zich met zo’n 90 kilometer per jaar”, vertelt Smit. „Dus wie weet hoeveel nesten er dit jaar zijn. Alleen nog niet gevonden. Overigens vangt hij voor 30 tot 70 procent andere insecten dan honingbijen.”
Gruwelverhalen
Over hoornaarsteken doen gruwelverhalen de ronde. Denk aan de Kanaänieten die door hoornaars (horzels) werden achtervolgd (Jozua 24:12). Die Oriëntaalse hoornaar is echter agressiever dan de Europese. „Alleen als ik tegen deze nestkast tik, dan moeten we rennen”, zegt de entomoloog terwijl hij op 1,5 meter van het vogelhuisje staat en door de hoornaars straal genegeerd wordt.
Alleen door een Aziatische hoornaar die hij gevangen had is hij een keer gestoken. „Dat voelde als een gewone wespensteek.” Een steek van de Europese hoornaar schijnt pijnlijker te zijn, maar het gif is minder krachtig.
Doordat er vroeger minder mensen op letten is het niet duidelijk hoeveel hoornaars er vóór 1950 waren, maar dat er toen een dip volgde is zeker; gebruik van de insectenverdelger DDT kan een rol hebben gespeeld. Mogelijk zijn warme zomers gunstig; vorig jaar was een topjaar. Dit jaar veel minder.
Zon en regenbuien wisselen elkaar af. De hoornaars blijven vliegen. „Ze worden gestuurd door de hongerige larven”, weet de wespenkenner. De paartijd is begonnen, mannetjes zijn op zoek naar jonge koningen. Na de paring blijven de darren –en de werksters– in leven zo lang het warm genoeg is, terwijl de bevruchte koninginnen een veilig plekje zoeken om het volgende voorjaar af te wachten.
Papierwesp
Hoornaars behoren tot de papierwespen, die een omhulsel om hun nest bouwen. Niet alle wespensoorten vertonen dezelfde toename als de hoornaars, vertelt bijen- en wespendeskundige Jan Smit. Van de papierwespen doen de Saksische en de boswesp het vermoedelijk aardig, Duitse en gewone wesp minder en Noorse en rode wesp slecht. Ook met koekoekswespen gaat het slecht, de gewone en de boskoekoekswesp zijn mogelijk zelfs verdwenen.
serie
Successoorten
Wekelijks verschijnen er berichten over planten- en diersoorten die het zwaar hebben. In deze serie soorten waar het wél goed mee gaat. Deel 2: de Europese hoornaar.