Antiwitwasrichtlijn treft ook kerken
De plicht van bedrijven en organisaties om vanaf januari 2020 aan de overheid gegevens te verstrekken voor het zogenoemde UBO-register heeft ook gevolgen voor kerken.
Ondernemingen en rechtspersonen zijn vanaf 2020 verplicht om de namen van hun (in)directe eigenaren te laten opnemen in het UBO-register. UBO staat voor ”ultimate beneficial owner” (uiteindelijke belanghebbende). Doel van deze Europese richtlijn is het tegengaan van witwaspraktijken en terrorismefinanciering, door helderheid te verschaffen over wie achter de schermen van een onderneming aan de touwtjes trekt. Een wetsvoorstel om deze richtlijn in te voeren, ligt bij de Tweede Kamer.
Namen, woonstaat en geboortemaand en -jaar van de geregistreerden zullen straks openbaar zijn. Voor kerkgenootschappen, waaronder alle religieuze gemeenschappen in Nederland vallen, geldt een uitzondering wat betreft deze openbaarmaking. Wel moeten zij persoonsgegevens van hoger leidinggevend personeel (bestuurders) gaan bijhouden: burgerservicenummer, geboortedag, -land en -plaats, woonadres, een afschrift van een geldig identiteitsdocument en van documenten waaruit de aard en omvang van het economisch belang blijkt.
Wie in de kerk als bestuurder geldt, is volgens belastingadviseur Wilbert van Vliet van HVK Stevens Belastingadvies nog onduidelijk. „Gaat het om de hele kerkenraad, de kerkrentmeesters? En in de Rooms-Katholieke Kerk om de bisschop?”
Bezwaarlijker vindt hij dat de scheiding tussen kerk in staat in het geding zou kunnen komen.
Gelet op een nota van minister Hoekstra van Financiën is het nog maar de vraag of kerken hun uitzonderingspositie blijven behouden. De minister schrijft: „Bij concrete signalen dat deze wetgeving leidt tot misbruik van kerkgenootschappen zal dit (de uitzonderingspositie, red.) heroverwogen worden.”
Van Vliet: „Voor christenen lijkt openbaarmaking van de persoonsgegevens in deze maatschappij niet zo erg. Maar wat als je geloof onder vuur komt te liggen? We hebben nu juist met elkaar afgesproken dat de overheid niets te maken heeft met iemands geloofsovertuiging.”