Het werk van conciërges is in de loop van de jaren maar weinig veranderd. De leerlingen zijn wel veranderd. „Als het onderwijsondersteunend personeel er een dag niet is, komen er problemen”, zegt conciërge D. van Vliet van het Van Lodenstein College in Hoevelaken.
Een oranje slang, die juist verveld is, ligt weggekropen onder strooisel. Iets verderop zitten witte muizen met piepkleine roze jongen in een kooi. „Een leerling die een levende jonge muis aan een slang moest voeren, stond in tweestrijd of ze zou kiezen voor het muisje of voor de slang”, zegt Dirk van Vliet (32) uit Kootwijkerbroek. Hij is sinds begin dit jaar hoofdconciërge van het Van Lodenstein College in Hoevelaken, waar jongeren terechtkunnen voor de klassen 3 en 4 van het vmbo. Je kijkt je ogen uit bij de profielen techniek, economie, zorg, groen en gtl.
Van Vliet loopt lokaal in, lokaal uit, wijst van alles aan, wordt de ene keer aangeklampt door iemand die hem een sleutel geeft en een volgende keer door een collega-conciërge die vragen stelt over bestrijdingsmiddelen. „Het is geen moment rustig in mijn werk. Dat maakt het zo boeiend. Ik vind het fijn om lekker bezig te zijn en onverwachte dingen tegen te komen.”
Calamiteit
Het gesprek heeft niet plaats in zijn kamer naast de receptie maar in een andere ruimte. „Op mijn kantoor komt iedereen binnenlopen, daar kunnen we niet rustig praten”, zegt de conciërge. Tijdens het interview worden we een keer gestoord door de portofoon die Van Vliet altijd bij zich heeft. „Als er een calamiteit is, horen we het direct en gaan we er zo snel mogelijk op af. Het ging dit keer niet om een calamiteit.”
Dan gaat het bijvoorbeeld om een jongen die zich in zijn duim gezaagd heeft of om een vechtpartij. „De sfeer is hier goed, dus er zijn gelukkig niet veel vechtpartijen. Als het gebeurt, zijn we er snel bij.”
In de kamer zit ook Wim van Breenen (56) uit Barneveld. Hij loopt hier al sinds 1988 rond en was tot voor kort hoofdconciërge. Door lichamelijke beperkingen kan hij dat werk niet meer doen en nu houdt hij zich bezig met het absentenbeheer. Op de vraag wat hij vond van het werk als conciërge antwoordt hij: „Ik deed het supergraag.” Hetzelfde geldt voor Van Vliet. Wat hen zo boeit zijn vooral de afwisseling van het werk en het omgaan met mensen.
Volgens beiden is de conciërge de spin in het web van de dagelijkse gang van zaken op school. Hij houdt zich niet alleen bezig met leerlingen die te laat komen, de aansturing van de schoonmakers en het kantinebeheer, maar ook met het tuinonderhoud, de inkoop en problemen met apparaten. En als er ongelukken gebeuren, zijn de conciërges de aangewezen personen om het op te lossen. „Als wij er een dag niet zijn, komen er problemen”, meent Van Vliet.
Digitalisering
Het werk is in grote lijnen hetzelfde gebleven. De grootste verandering betreft de digitalisering. Daarvan was nog geen sprake toen Van Breenen als conciërge op de school kwam. „Mijn schooldag begon met de telaatkomers. Ik moest goed opletten. De fietsers kwamen door een andere ingang naar binnen dan de leerlingen die met de bus kwamen. Als de fietsers te laat waren, keken ze of er een bus te laat was en probeerden ze gewoon tussen de busleerlingen de school in te gaan. Meestal hadden we dat door.
De namen van de telaatkomers noteerden we op een briefje. Tegenwoordig worden ze opgeslagen in een digitaal systeem en volgen de sancties automatisch. Bij vijf keer te laat komen komt de leerplichtambtenaar van de gemeente in zicht.”
Van Vliet geeft een ander voorbeeld. „Als ik dingen moet bestellen bij een technische leverancier, hoef ik niets op te schrijven. Ik scan het nummer van de desbetreffende doos, druk op de app voor verzenden en klaar is Kees. Het gaat allemaal veel sneller.”
Blij gezicht
De leerlingen zijn wel veranderd. Van Breenen herinnert zich dat heel wat leerlingen die vroeger voor het eerst op school kwamen, nogal bedremmeld keken. „Het gebeurde wel dat een leerling op de gang liep te huilen omdat hij of zij het lokaal niet kon vinden. Dan hielp ik en zag ik een blij gezicht.” Van Vliet voegt eraan toe dat het tegenwoordig anders is omdat leerlingen op de locatie Hoevelaken pas vanaf de derde klas vmbo instromen.
Van Breenen vindt dat de leerlingen over het algemeen mondiger geworden zijn en dat een klein aantal brutaal is. „Vroeger was er meer ontzag voor het gezag. Als ze te laat kwamen, waren ze onder de indruk. Dat is er nu niet meer bij. Leerlingen zijn gemakkelijker in verhoudingen.”
Van Vliet zegt dat hij vooral een leerlingvriendelijke conciërge wil zijn. Hij geeft regelmatig leerlingen met een lekke band een reparatiesetje en helpt hen zo nodig met het dichten van de band. Als het nodig is, wordt er vervoer geregeld.
De hoofdconciërge noemt verder het voorval van een jongen die een scheur in zijn broek had. „Het was een jongen van de afdeling techniek. Hij vroeg om naald en draad en wilde zelf de scheur dichtnaaien. Ik ben met hem meegegaan naar het lokaal voor beeldende vorming, waar hij de spullen kreeg. Hij heeft de broek gerepareerd en alles weer netjes teruggebracht.”
Smartphones
Het gesprek komt op het gedrag van de leerlingen tijdens de pauzes. Beide conciërges zijn het erover eens dat er het een en ander is veranderd. „Vroeger stonden er in de zitkuil twee tafeltennistafels”, zegt Van Breenen. „De leerlingen waren er in de pauzes snel bij om te tennissen met een grote groep. Nu zijn deze tafels weggehaald omdat ze niet meer gebruikt worden en vervangen door houten banken om te zitten.”
Van Vliet: „Nu gaan de jongeren liever ergens hangen en zijn ze in de pauzes vaak bezig met hun smartphones. Er wordt wel veel gebruikgemaakt van een voetbalkooi die er sinds kort is.”
Tijdens de lessen zijn smartphones verboden, maar in de pauze mogen ze wel gebruikt worden. Beiden zijn niet voor een algeheel verbod, zoals dat mogelijk op het Calvijn College in Zeeland wordt doorgevoerd. „Het gebruik van de smartphone is algemeen geaccepteerd”, vindt Van Breenen. „Het is niet meer uit te bannen.”
„Het kan makkelijk zijn om tijdens de pauze even contact te hebben met thuis”, meent Van Breenen. „Er kan thuis een zieke zijn. Of ze willen iets doorgeven. Na de zomervakantie komt er bezinning over smartphonegebruik op school. We zien wel wat de uitkomst wordt. Het is verboden om filmpjes van dingen die op school gebeuren te maken en op internet te zetten. Dat zal wel zo blijven. Je moet er toch niet aan denken dat een leerling een vechtpartijtje filmt en dat breed verspreidt?”
Christen-zijn
Beide mannen proberen in hun werk iets van hun christen-zijn uit te stralen. Van Vliet: „De leerlingen dagen je uit en houden je scherp. Het gebeurt weleens dat een leerling bluetoothspeakers aan heeft staan met verkeerde muziek. Ik probeer dan een gesprek aan te knopen, bijvoorbeeld door te vragen: „Weet je waarom deze muziek niet goed is?” Je kunt beter door vragen een gesprek beginnen dan autoritair je mening opleggen. Je wilt toch dat ze er zelf dieper over nadenken?”
Van Breenen: „Als ik een leerling een grof woord hoor zeggen, spreek ik hem of haar daarop aan en leg ik uit wat er verkeerd aan is. Soms ontstaat daaruit een gesprek.”
Na afloop van het interview lopen we langs een aantal werkstukken beeldende vorming. „Kijk”, zegt Van Vliet. „Zie je dit werkstuk? Er staan allemaal foto’s van geweld op. Draai je het om, dan zie je een zwart pak. Dat pak is geen garantie voor een christelijk leven. Het is nodig dat een leerling merkt dat er vanuit Christus geleefd wordt en dat alles in het licht staat van de eeuwigheid. Het geeft een grote verantwoordelijkheid maar ook een gelegenheid om de leerlingen dat mee te geven in de tijd dat ze hier op school zitten.”
serie
Generaties in gesprek
Senior en junior over school en studie, vroeger en nu. Deel 3.