De generale synode van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) heeft zaterdag tijdens een extra vergadering uitgebreid van gedachten gewisseld over de positie van nieuwe kerkplekken en het ambt. Ook werden concrete besluiten genomen over de invulling van het begrip ”kerngemeente”.
De generale synode was zaterdag op Nieuw Hydepark in Doorn bijeen voor een extra vergadering over de notitie ”Mozaïek van kerkplekken”. Synodepreses (voorzitter) ds. S. van Meggelen was ’s morgens aanwezig, maar kon vanwege haar gezondheidssituatie de vergadering niet leiden. Ze vertelde in een korte toespraak hoe ze in de afgelopen maanden tweemaal te kampen had met een longontsteking. „Iedereen kan ziek worden, ook een preses. Ik had gedacht dat ik voor de zomervakantie niet meer aan het werk zou kunnen. Maar nu ben ik toch al aan het reïntegreren. Een lange synodedag is echter nog teveel voor mij.”
De discussie spitste zich zaterdagmorgen vooral toe op de positie van kleine gemeenten. Ds. J. P. Eijgenraam (Arnhem) merkte op dat het niet makkelijk is om op dit terrein in algemeenheden te spreken. „Arnhem is op papier een grote gemeente, met nu nog zes kerkgebouwen. Onlangs heeft iemand belijdenis gedaan. De vorige keer dat dat gebeurde, was drie jaar geleden. We hebben veel zeventigers en tachtigers in ons ledenbestand.”
Instituten
De synodeleden werden geprikkeld door een stelling van ds. R. Stigter (Delfgauw), die valt in de leeftijdscategorie van de dertigers en veertigers. Volgens ds. Stigter heeft die generatie „een hekel” aan instituten. Ouderling E. R. Fledderus (Woerden) –„ik hoor zelf gelukkig ook nog tot die generatie”– wees erop dat vergaderen er gewoon bij hoort in de kerk, die ook de jongere generaties faciliteert.
Ouderling H. B. T. Kronemeijer (Beetsterzwaag) stelde dat jongeren graag de eigen kerk blijven bezoeken. Ze haalde de woorden aan die in april door het Friesch Dagblad werden opgetekend uit de mond van ds. W. Beekman uit Koudum: „De jeugd zat er niet op te wachten om bij de buurkerk naar de kerk te gaan. „Dat is niet ons thuis”, zeiden ze dan.” Ouderling Kronemeijer wilde er maar mee zeggen dat allerlei bovenplaatselijke initiatieven niet altijd de oplossing zijn.
Karikatuur
Ds. P. Vroegindeweij (Lexmond) –„net de veertig gepasseerd”– sloot zich aan bij een pleidooi dat eerder in de vergadering klonk, om geen karikatuur te maken van de generatie dertigers en veertigers. „Ook in de praktijk blijkt dat dertigers de structuur goed geregeld willen hebben.” Ds. Stigter: „Ik ben ooit per ongeluk mede-auteur geweest van het manifest ”Dominee 2.0”. We waren een hype, maar na een jaar waren we weg. Dat kwam omdat we geen structuur hadden. Dat heb ik er ook wel van geleerd.”
M. R. J. Westerduin, adviseur vanuit het bestuur van de dienstenorganisatie, wees er in dat verband op dat 30 procent van de Nederlanders op zoek is naar structuur. Terwijl een andere groep, de pragmatici, alle vernieuwingen juist heerlijk vindt. „De groep plichtsgetrouwen, die nog automatisch respect heeft voor de burgemeester en de dominee, krimpt jaarlijks.” Zijn advies: „Probeer er geen strik omheen te krijgen. Soms werkt samenwerken wel, maar soms ook helemaal niet. Dat verschilt per context.”
Prof. dr. H. de Roest (adviseur namens de Protestantse Theologische Universiteit, PThU) constateerde dat studenten zich volop bewust zijn van de missionaire discussie. „Er is sprake van een hernieuwde bezinning op missionair kerk-zijn.” Ds. Stigter stelde dat er dan wel iets verbeterd is in de afgelopen jaren. „Maar het is wel een uitdaging voor predikanten om dicht bij de werkelijkheid te blijven staan.”
Ds. M. van Dam (Baarn) wilde onderstrepen wat prof. De Roest had gezegd. „Ik ben als predikant heel praktisch ingesteld. Ik spreek elke week meer jongeren dan ouderen. Dat vind ik ook heel leuk om te doen. Maar ik denk ook dat iemand als ouderling Van Heijningen, kerkelijk werker in Dorkwerd die aan het begin van de vergadering een inleiding heeft gehouden, prima kan preken.”
Oudjes
Ds. H. van Ark (clustermanager ”kerk en werk” en plaatsvervangend directeur van de dienstenorganisatie) benoemde dat het ziekteverzuim van beginnende predikanten relatief hoog ligt. Ds. Eijgenraam reageerde daarop: „Wij oudjes doen het dus nog best goed. Maar dat de jongeren het relatief moeilijker lijken te hebben, kan ook liggen aan iets anders dan de opleiding. In mijn tijd was de opleiding namelijk nog een stuk minder praktisch. Ik heb de praktijk nog moeten leren toen ik net predikant was.”
In het middaggedeelte ging het over de besluitvorming over de notitie ”Mozaïek van kerkplekken”. Daarover was in april al vergaderd, maar toen bleek de synode veel vragen te hebben over zowel de positie van kleine gemeenten als de consequenties voor het ambt. De besluitvorming over het ambt is nu op de lange baan geschoven. Dr. De Reuver stelde dat een werkgroep die zich met dit thema zal bezighouden, in november van dit jaar met een voortgangsrapportage komt en pas in november 2020 met een eindvoorstel.
De amendementen die zaterdag werden ingediend, gingen vooral over de concrete invulling van de ”kerngemeenten”. Uiteindelijk gaf de synode het moderamen de opdracht om uit te werken hoe de kerngemeente moet voldoen aan de kerkordelijke taken en verplichtingen. Zo’n uitwerking komt er in ieder geval concreet op neer dat een kerngemeente, die een missionair karakter heeft en vijf tot vijftien jaar bestaat, een ”kernraad” heeft waarvan minimaal een ouderling, een diaken en een ouderling-kerkrentmeester deel uitmaken. Daarnaast wordt van de kerngemeente verwacht dat zij ten minste minimaal tien doop- of belijdende leden telt.