De wetgeving bij de Sinaï is een van de meest invloedrijke gebeurtenissen in het Joodse volksbestaan. Deze historische gebeurtenis werd zondag herdacht tijdens Sjavoeot, het Wekenfeest.
Sjavoeot is een van de drie Bijbelse pelgrimsfeesten (Deuteronomium 16:16). Het feest heeft in het Oude Testament nog een sterk agrarische achtergrond. Pelgrims reisden naar Jeruzalem om daar het beste van de oogst als uiting van dank aan God te geven. Vijftig dagen eerder al, tijdens Pesach, werden de zogeheten eerstelingen van de oogst aan God gewijd (Leviticus 23:10).
Omer
Het is de gave van de eersteling die geldt als startschot voor de zogenoemde Omer-telling. Tijdens de Omer-periode, de tijd tussen Pesach en Sjavoeot, wordt er door (streng)religieuze Joden niet gehuwd, scheren mannen zich niet en wordt er evenmin naar instrumentale muziek geluisterd. Sjavoeot maakt een einde aan deze onthoudingen en krijgt daarmee een feestelijk karakter.
Na verloop van tijd kreeg het Wekenfeest een extra invulling: een herinnering aan de wetgeving op de Sinaï. De wetgeving vond immers ook vijftig dagen na Pesach plaats (Deuteronomium 16:9-11). Het is dit element dat tegenwoordig de boventoon voert tijdens Sjavoeot.
Orthodoxe Joden hebben de gewoonte om tijdens Sjavoeot een nacht studerend door te brengen in de synagoge. Deze is voor de gelegenheid versierd met bloemen.
Verder zijn er natuurlijk de gebruikelijke diensten. Dan worden niet alleen de Tien Geboden voorgedragen, maar leest men ook het Bijbelboek Ruth. De daarin beschreven geschiedenis speelt zich namelijk min of meer tijdens dezelfde periode af. Anderen stellen dat dit ook is vanwege de aantrekkelijkheid van Gods wet, zoals die naar voren komt in het Bijbelboek. De heidense Ruth belijdt immers tot het Joodse volk te willen behoren en God te willen dienen (Ruth 1:16).
Pinksteren
Het Wekenfeest komen we onder de noemer van Pinksteren (”pentacosta”, vijftigste) ook tegen in het Nieuwe Testament. Er zijn enkele treffende details in Handelingen 2 die dat onderstrepen.
Zo is het opvallend dat de volgelingen van Jezus al vroeg in de morgen „eensgezind bijeen” zijn (Handelingen 2:1). Dit vers vormt volgens kenners een van de oudste aanwijzingen dat het al aan het begin van de christelijke jaartelling gebruikelijk was om de avond voor het Wekenfeest studerend door te brengen. En waar het Woord opengaat, werkt God met Zijn Geest.
Opvallend zijn verder de overeenkomstige natuurverschijnselen. Zoals bij de wetgeving op de Sinaï God Zich openbaarde in vuur, wind en donder, is het tijdens Pinksteren de Geest Die Zich openbaart in vuur, wind en Evangelie.
Treffend is tenslotte het verschil in uitwerking op de aanwezigen. De wet stelt schuldig. Dat komt aan de voet van de Sinaï al meteen aan het licht. Zo’n 3000 Israëlieten worden gedood na de zonde met het gouden kalf (Exodus 32:28). Op de eerste dag van het Pinksterfeest is het anders. Er komen zo’n 3000 mensen tot geloof (Handelingen 2:41). God maakt Zijn belofte waar; Hij Zelf zal de wet in het hart schrijven (Jeremia 31:33). Dat maakt verschil voor Jood én heiden.
De auteur werkt in Jeruzalem, als Israëlconsulent voor het Centrum voor Israëlstudies (hetcis.nl). Een jaar lang schrijft hij op elke Joodse feestdag een bijdrage voor het Reformatorisch Dagblad. Deel 13: Sjavoeot.