In de DDR hadden christenen de wind altijd tegen
De universiteit in het Duitse Jena gaat onderzoeken of christenen een aparte slachtoffergroep van discriminatie vormden in de Duitse Democratische Republiek (DDR). Het onderzoek komt na jarenlange kritiek op de rood-groene deelstaatregering van Thüringen.
In de Duitse deelstaat is het een zeldzaamheid dat de kerk zich kritisch uitlaat over de regering, maar toen in 2016 een financieringsaanvraag van de universiteit van Erfurt voor onderzoek naar de positie van christenen in de DDR werd afgewezen, lieten kerkleiders hun ongenoegen duidelijk blijken. In een gezamenlijke verklaring deelden de rooms-katholieke bisschop Ulrich Neymeyr en de protestantse bisschop Ilse Junkermann mee de afwijzing als „overheidsfalen” en een „gemiste kans” te beschouwen.
Volgens onderzoeksleider Christoph Spehr van de universiteit van Jena is de omgang van de deelstaatregering met het DDR-verleden al jarenlang moeizaam. „In 2016 beweerde de staatssecretaris van Thüringen, Babette Winter, nog dat christenen geen prominente slachtoffergroep waren in de DDR. Dat leverde een nieuwe storm van kritiek op.”
Spehr is verheugd dat ‘zijn’ universiteit het onderzoek nu toch mag gaan doen, laat hij desgevraagd weten. Hij is ervan overtuigd dat op de universiteit van Jena alle middelen aanwezig zijn om het onderzoek tot een succes te maken. „Verschillende Jena-historici hebben al projecten in deze richting gedaan en door de samenwerking met individuele onderzoeksinstellingen is er een uitgebreid historisch onderzoeksveld met veel expertise. Bovendien waren er in Jena veel christenen die kritisch waren over het DDR-regime. „We zijn nu al bezig die christenen te interviewen ter voorbereiding op het onderzoek. Aan het einde van dit jaar hopen we de eerste resultaten van het onderzoek te presenteren.”
Discriminatie
Het DDR-regime ontstond in 1949 in het door de Sovjet-Unie bezette deel van Oost-Duitsland. De geest van Karl Marx waaide in de gure beginjaren van het regime nog volop rond: religie zou opium van het volk zijn en kapitalisten en kerk waren de natuurlijke vijanden van het communisme.
Prof. dr. Beatrice de Graaf, hoogleraar aan de Universiteit Utrecht, promoveerde in 2004 op de DDR, de Nederlandse kerken en de vredesbeweging. Bovendien deed zij in de jaren negentig als een van de eersten uitgebreid onderzoek naar de openbaar geworden Stasi-archieven.
Volgens De Graaf werden christenen vanaf de oprichting van de DDR in 1949 „stelselmatig onderdrukt en gediscrimineerd.” Van fysieke christenvervólging is daarentegen minder sprake geweest, stelt de hoogleraar. „Het kwam zelden voor dat een christen om zijn geloof gevangengezet, gefolterd of vermoord werd. Zeker niet nadat de hoogtijdagen van het stalinisme in de DDR voorbij waren. In 1949 was 92 procent van de Oost-Duitsers aanvankelijk lid van de Evangelische Kirche in Deutschland (EKD), die kun je natuurlijk niet allemaal gevangenzetten.”
Het ministerie van Staatsveiligheid (Stasi) en de Sozialistische Einheitspartei Deutschlands (SED) gingen veel geraffineerder te werk om christenen en kerken te ondermijnen, meent de hoogleraar. Een voorbeeld van die geslepen aanpak is het kopiëren van de belijdenis die christelijke kinderen rond hun veertiende levensjaar afleggen in Duitsland. De Graaf: „De SED ziet dat de zogenoemde ”Konfirmation” erg belangrijk is voor christenen en begint haar eigen, seculiere variant van het ‘belijdenis doen’: de „Jugendweihe”. Na die ‘belijdenis’ krijgen kinderen een diploma en allerlei cadeautjes. Kinderen die de Konfirmation toch verkiezen boven de Jugendweihe vallen op en in de klas worden zij door de onderwijzer belachelijk gemaakt. Zoiets legt een enorme druk op pubers. ”
De SED en Stasi vermoeden dat door systematische tegenwerking en discriminatie de kerk vanzelf zal uitsterven. Als actief lid van een kerk, kon je een carrière wel vergeten en als openlijk christen had je altijd de wind tegen, aldus De Graaf. Daarentegen was het voor christenen die zich gedeisd hielden en zich niet activistisch opstelden veel leefbaarder. „De huidige Bondskanselier Angela Merkel is dochter van een dominee en haar moeder was zeer actief in de kerk, maar Merkel kon gewoon studeren.”
Hoewel de Stasi alles controleerde en probeerde te beïnvloeden, had de inlichtingendienst volgens De Graaf niet door dat de geest van hoop, verbroedering en eenheid niet met geweld te onderdrukken is. Het was die christelijk geïnspireerde eenheidsgeest die een belangrijke rol heeft gespeeld bij het ontstaan van Die Wende (de vreedzame revolutie die leidde tot de val van de Berlijnse Muur), weet de hoogleraar. „Het gedachtegoed, de symboliek, de gebeden en de teksten van de vreedzame revolutie kwamen voor het overgrote deel uit de kerk.”
De val van de Muur betekende een einde aan de onderdrukking van christenen. Toch zijn de sporen van het DDR-regime nog steeds te zien. In Oost-Duitsland is het percentage mensen dat gelooft in een persoonlijke God enorm afgenomen. In 1989 was het teruggelopen van 90 naar 40 procent en inmiddels is dat percentage ook gehalveerd. Een „wrang succes van het regime”, meent De Graaf. „De kerk als instituut werd dan niet vervolgd, maar wel monddood gemaakt. Christenen waren tweederangs burgers. Dat is fnuikend voor het geloof van opgroeiende generaties.”
Overeenkomsten
Voor christenen nu zou de geschiedenis van de DDR tot nadenken moeten stemmen, vindt de hoogleraar. Ze ziet overeenkomsten tussen de DDR en seculier Nederland als het gaat om de houding naar gelovigen. „Geloven was in de DDR iets van achter de voordeur geworden. Dat zie je nu ook. Als je naar de kerk wilt, wordt dat niet verboden, maar het wordt wel steeds vreemder gevonden. Je mag in Nederland gelukkig best gelovig zijn, maar het is lastig dat geloof in het publieke debat in te zetten als valide argument.”
Het antigodsdienstige klimaat in de DDR zorgde voor een „snelkookpan van secularisatie”, aldus De Graaf. „Je bent dan misschien zelf wel overtuigd christen, maar hoe houden je kinderen zich staande in een veelal seculiere omgeving? Ik woon in een grote stad, maar onze kinderen sturen we wel naar een school waar ze gelijkgezinden tegenkomen. Dat vind ik belangrijk, want het is soms best lastig om er in je eentje voor uit te komen dat je naar de kerk gaat als kind.”
Er wordt te vaak en te makkelijk gedacht dat christenen wel standhouden in het geloof, betoogt de hoogleraar. „Bisschop Albert Schönherr, de voorzitter van de Oost-Duitse protestantse kerken, zei tijdens het DDR-bewind nogal zelfbewust: „Uns weht ein kalte Wind im Gesicht.” Hij meende dat die koude wind het kaf van het koren zou scheiden onder christenen en dat het de gelovigen zou stalen. Dat is achteraf een zeer misplaatste opmerking geweest. We staan als christenen tegenover de geseculariseerde wereld, maar we maken er ook helemaal deel van uit. Wij, en onze kinderen, zijn net zo goed in de ban van status, geld, een goede baan of een leuk huis. Onderdrukking heeft effect, omdat ook christenen maar zwakke mensen zijn.”
Afleveren en maken dat je weg bent
In welke situatie verkeerden christenen in de DDR? Dat is de vraag waarover de onderzoekers van de Jena-universiteit zich gaan buigen. Dick van den Noort, oud-voorzitter van de stichting Kom over en help, had in die tijd veelvuldig contact met christenen achter het IJzeren Gordijn. Tussen 1975 en 1989 ging hij regelmatig mee op geheime transporten naar Oost-Europa en de voormalige DDR.
De ladingen bestonden uit Bijbels en stichtelijke lectuur. Van den Noort vindt het goed dat er onderzoek wordt gedaan naar de positie van christenen in de DDR. „Christenen werden met argusogen bekeken.”
Bij een geheim transport gingen de zes kinderen van de oud-voorzitter ook vaak mee. „Zij waren een uitstekende dekmantel. Onderweg maakten ze er een troep van in de auto. Als we bij de grens kwamen en de douaniers zagen de rommel, hadden ze geen zin om de auto te doorzoeken en konden we doorrijden.”
De voorbereiding op de transporten was cruciaal en werd minutieus voorbereid. Voor de reis kregen teams een situatieschets mee, zodat ze niet voor verrassingen kwamen te staan. Die schets moest uit het hoofd geleerd worden en voor de grens vernietigd zijn. De overige instructies bestonden uit informatieavonden en geestelijke voorbereiding. Die geestelijke voorbereiding was erg belangrijk, meent Van den Noort. „We vroegen dan bijvoorbeeld aan een teamlid: Wat zeg je als een douanier aan je vraagt of je Bijbels bij je hebt? Er waren teams die koste wat het kost niet wilden liegen.”
Ook de ontvangers van de ladingen werden ruim van tevoren geïnstrueerd. „Twee maanden van tevoren stuurden we een ansichtkaart met datum. De afspraak was dat twee maanden en twee dagen daarna de levering kwam.” Hoewel alles goed was voorbereid, bleef de overdracht van het transport altijd spannend. „Dat gebeurde vaak op een donkere avond in een achterafsteegje. En daarna maken dat je weg bent.”
Van den Noort herinnert zich een situatie waarbij een ietwat onervaren team een stapel zwarte pakken had meegenomen voor dominees ter plaatse. „Dat wekte argwaan bij de douaniers en bij de grens werden ze eruit gepikt. De hele lading werd in beslag genomen en er volgde een hoge boete.”
Hoewel het spannende klussen waren, had hij ook genoegen in het werk. „Het klinkt een beetje werelds, maar na een paar geslaagde pogingen krijg je de smaak te pakken.” Dat had ook met zijn karakter en instelling te maken, denkt hij. „Niet iedereen is geschikt voor dit werk, je hebt wel een beetje avonturierszin nodig. Die had ik wel. Maar het belangrijkste is het besef dat je het van de Heere moet verwachten.”
Openbaar geloof belijden was er voor christenen in de DDR niet bij, weet Van den Noort. „Het sentiment tegen christenen in de DDR was niet zo erbarmelijk als in de Sovjet-Unie, maar christenen werden wel met argusogen bekeken. Alleen binnen de muren van de kerk was er ruimte voor Gods Woord, maar zelfs daar zaten regelmatig functionarissen van de overheid om mee te luisteren. Het zat soms vol met verklikkers die luisterden of de preek niet gepolitiseerd was.”