Kerk & religie

Rubriek Ter plekke: Klein Jantje en de dominee van Schiedam

Dominee François Haverschmidt, oftewel Piet Paaltjens (1835-1894), was zeer literair en zeer vrijzinnig. Hij begon zijn dienst als hervormd predikant in het Friese Foudgum (1859), daarna stond hij in Den Helder (1862) en vervolgens was hij dertig jaar predikant in Schiedam.

Jan van der Graaf
23 April 2019 14:38Gewijzigd op 16 November 2020 15:50
De kansel van de Grote Kerk in Schiedam. beeld RD, Anton Dommerholt
De kansel van de Grote Kerk in Schiedam. beeld RD, Anton Dommerholt

Toen hij 25 jaar in Schiedam stond, zei hij in een jubileumpreek: „Mijn bestemming was, om eerst drie jaren op een kale kleiterp, daarna twee tegen een winderige zeedijk, en eindelijk alvast 25 jaren te slijten tusschen honderden jeneverfabrieken.” In een lang gedicht ”Oud Schiedam” uit 1880 luidt een van de strofen:

„Den drank, die van ons Hollandsch volk / Het nakroost van stoere reuzen / Nog eenmaal, zegt men, een bende maakt / van louter jeneverneuzen.”

François kon ook zuchten over de ”richtingenstrijd”, waarvan hijzelf deel uitmaakte. Toen hij in het naburige Maassluis zou preken, riep de kerkenraad de leden der gemeente op de Grote Kerk te mijden. Zelfs de collectanten kwamen niet. De koster haalde het geld op bij de enkele kerkganger. De volgende keer moest hij onder begeleiding naar de kansel. Hij moest zich losrukken en „stoof de kansel op” (Herman Noordegraaf in ”Haverschmidt en Schiedam”, 1994).

Hij verhaalt over zijn ouderlijk huis, over „den goeden ouden tijd, toen men nog dominee kon zijn en over wat anders dan richtingen praten en verkiezingen.” In genoemde jubileumpreek zei hij, dat hij in de pastorie van zijn grootvader –hij telde gedurende twee eeuwen twaalf predikanten in het voorgeslacht van zijn moeder– de wens bij zich voelde opkomen om predikant te worden in „een landelijk lustoord waar een niet al te groote kudde, eendrachtig om haar herder geschaard, zich met hem zou verkwikken aan gedachten van liefde, hope en blijdschap.”

Nee dus. Het werd: dominee worden in een tijd waarin het predikantschap in de Hervormde Kerk vanwege ‘gisting’, die volgens sommigen tot totale ontbinding zou leiden, alle aantrekkelijkheid had verloren.

Maar dan vertelt hij over ”kleine Bob.” Die had nog geen benul van welke richting „de lui die hij voorbij zag gaan” waren. „Of ze tot de orthodoxen of tot de modernen of tot de gematigde middenpartij behoorden.” De ”kleine Bob” had „hoegenaamd niets vermoed van de toch zéér gewichtige redenen die de verschillende families in de stad hadden om elkaar nooit te zien.” Zelf had Haverschmidt een zoontje Nico van twee jaar verloren. Vandaar!

Maar nu ”klein Jantje”, de latere SDAP-voorman in Schiedam: Piet de Bruin, die toen hij drie jaar was zijn vader verloor. Dominee ontfermde zich over het gezin van zijn moeder, in bittere armoede: twee kwartjes per week van de uitkering, mits ze naar de kerk zouden gaan. En dominee had altijd een ogenblik voor ”klein Jantje” over. In het felicitatiealbum voor de dominee stond later ook weduwe P. de Bruin vermeld.

Twee conclusies: Het is maar goed dat ”kleine Bob’ ook vandaag nog onwetend is van alle kerkelijk rumoer. En gelukkig is ”klein Jantje” als ook vandaag de dominee oog voor hem heeft. ”Klein Jantje” mag dan zelfs ook in geestelijk overdrachtelijke zin worden geduid.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer