‘Pop-up IS’ zaait dood en verderf in Sri Lanka
De afgelopen jaren zijn er steeds meer signalen dat Islamitische Staat (IS) erin is geslaagd om voet aan de grond te krijgen in Sri Lanka. Dat stelt de Indiase terrorismekenner Animesh Roul in een analyse van de rol van IS in Sri Lanka. Roul is directeur van de Indiase denktank ”Society for the Study of Peace and Conflict” (SSPC), in New Delhi.
Een eyeopener voor de Srilankaanse regering was het nieuws dat twee Srilankanen in Syrië en Irak aan de kant van IS vochten. Dat bericht kwam in juli 2015 naarbuiten: een man van half de dertig, Muhsin Sharfaz Nilam, bleek te zijn omgekomen bij een luchtaanval door de Amerikaanse luchtmacht boven de stad Raqqa.
Direct daarna gaf Srilankaanse regering opdracht tot onderzoek naar de precieze invloed van IS in Sri Lanka, en naar de mate waarin de moslimminderheid van het land was geradicaliseerd.
De dood van Nilam werd door een andere Srilankaan gemeld, Thauqeer Ahmed Thajudeen, en ook van hem werd bekend dat hij in Irak en Syrië had gevochten. In 2015 werd in het novembernummer van Dabiq –het tijdschrift van IS– de dood van Nilam gemeld.
Nilam kwam uit Warallagama in Kandy. Hij genoot in Pakistan een opleiding tot rechtsgeleerde in de sharia, werd daarna leraar Urdu aan de Universiteit van Colombo, en later hoofd van een school in Galewala, in Kandy. Nilam was daarnaast bekend als karateleraar aan diverse scholen.
Eind december 2014 verhuist hij met zijn gezin en familie (zes kinderen, zijn vrouw en zijn ouders) naar Turkije. Zelf zei hij op pelgrimstocht naar Mekka te gaan, maar vanuit IS werd gemeld dat Nilam leiding gaf aan 16 Srilankanen, inclusief zijn eigen familie, om een hijrah, een migratie, naar het IS-kalifaat in Iran en Syrië te ondernemen.
Op Facebook laat Nilam daarna geen twijfel bestaan over zijn motieven. Op 3 juli 2015 stelt hij dat „Amerika, Iran, Syrië, Arabische landen en 70 andere landen tegen IS vechten, maar Sri Lanka zit daar niet bij.” Daaruit volgt volgens hem dat IS „een product is van Sri Lanka.”
Nog dezelfde dag plaatst hij een bericht met de tekst: „We vermoorden iedere man, vrouw, kind, iedere Shia, Soenniet, Zoroaster, iedere Koerd en ieder christen.”
Volgens Dabiq, was Nilam actief in “dawah” (het rekruteren van strijders), maar streed hij ook mee aan het front.
Nilams en Thajudeens activiteiten leidden in Sri Lanka tot debat over de vraag of IS voet aan de grond had gekregen in Sri Lanka, en of lokale aanhangers van IS bezig waren om strijders te rekruteren. Twee jaar terug meldde de regering dat 32 Srilankaanse moslims zich bij IS hadden aangesloten.
De Srilankaanse veiligheidsdienst vreesde voor het bestaan van een IS-netwerk in het land en dat veel meer Srilankanen vochten in Irak en Syrië.
Op sociale media waren de afgelegen jaren tal van Srilankanen en Srilankaanse moslimgroepen actief die beweerden nauwe banden te hebben met de jihadistische groepen in Syrië en Irak, groepen die voornamelijk met IS waren gelinkt. Onder hen waren de “Seylan Muslims in Shaam”; leden van deze groep spoorden via sociale media Srilankanen aan –ongeacht of ze Tamils, Singalezen of moslims waren– om op „de rijdende trein van de jihad” te springen.
„O volk van Sri Lanka”, zo luidde een van de boodschappen, „wij moslims van de Shaam, met onze wortels in Sailaan (Sri Lanka) sturen u deze wake up call met de meest oprechte bedoelingen. Wij roepen u op: keer die corrupte regering de rug toe.”
Moslims in Sri Lanka werden opgeroepen „te ontwaken” uit hun slaap en „onder ogen te zien hoe ze werden vernederd, zonder dat ook maar een enkele leider u te hulp schoot. Dat deden ze zelfs niet toen uw moskeeën werden vernield, en u door extremisten werd vervolgd.”
Terwijl de regering van Sri Lanka onderzoek deed naar de groeiende invloed van IS, verklaarden diverse moslimgeestelijken, waaronder de ”All Ceylon Jamiyyathul Ulama” (ACJU) dat ze de gewelddadige agenda van de jihadisten verwierpen. Ze veroordeelden ook iedereen die zich aan IS verbond.
Radicalisering van moslimjongeren in Sri Lanka direct gekoppeld aan de vele gewelddadige confrontaties tussen Srilankaanse moslims en militante boeddhistische groepen, waaronder de Bodhu Bala Sena. In 2014 was sprake van ernstige confrontatie in Kalutara.
Anti-boeddhistische gevoelens leven sterk onder een deel van de moslimbevolking van Sri Lanka, maar moslims zijn ook gevoelig voor pogingen van salafistische groeperingen als de Sri Lanka Thaweed Jammaat (SLTJ) die sectarische verdeeldheid binnen de islam zaait, en ook islamitische sekten als die van Shia en de Ahmadiya’s verkettert.
IS spint garen bij die verdeeldheid; het vergemakkelijkt het ronselen van aanhangers. Al eerder repten de inlichtingendienst van de opkomst van een „pop-up-IS” in landen met moslimgemeenschappen: IS-cellen die met hulp vanbuiten aanslagen plegen en weer verdwijnen.
De extremistische organisatie die ervan wordt verdacht de aanslagen van zondag te hebben gepleegd, is de National Thowheet Jamaath, de NTJ. Zahran Hashim, een van de zelfmoordenaars bij de aanslagen van zondag, zou de groep in 2014 hebben opgericht.
De NTJ zag in 2014 het licht in Kattankudy, een stad in het oosten van Sri Lanka, waar moslims in de meerderheid zijn. De groep had al eerder steun uitgesproken voor IS in Syrië en Irak. Vorig jaar kwam de NTJ voor het eerst in het nieuws vanwege het bekladden van boeddha-beelden.
Dit jaar vroeg IS de beweging kennelijk om een grotere misdaad, niet gericht tegen boeddhisten, of hindoes, maar tegen vertegenwoordigers van het Westen: toeristen in dure hotels, en christenen in kerken.