Huldrych Zwingli is geen vechtersbaas. Toch moet de reformator ten strijde trekken. Zijn leger verliest de slag bij het Kappeler klooster. Tegenstanders verbranden Zwingli’s lichaam ter plekke. Maar zijn boodschap wordt vol ijver verder verspreid.
Noodgedwongen maakt de Zwitserse hervormer verschillende oorlogen mee. Hij moet wel. De burgerplicht om stad en land te verdedigen geldt immers voor alle volwassen mannen, predikant of niet. Daar komt bij dat veel Zwitserse mannen tegen betaling vechten voor verschillende vorsten. Zwingli heeft een afkeer van die huurlegers sinds hij als veldprediker het bloedbad bij Marignano heeft meegemaakt. Het moet maar eens afgelopen zijn met al dat bloedvergieten.
Zwingli is in 1515 priester in Glarus, een dorpje op een dagreis afstand van zijn geboorteplaats Wildhaus, waar hij opgroeide in een rijk boerengezin en als priester werd gewijd. Hij verruilt zijn priesterambt in de gemeente al snel voor een verblijf in het klooster van Einsiedeln. Daar komt hij in aanraking met het gedachtegoed van Erasmus en Luther. De ideeën van de humanist uit Rotterdam spreken hem in eerste instantie het meest aan. Met het Griekse Nieuwe Testament uit 1516 kan Zwingli de grondtekst gaan bestuderen. Studeren doet de jonge twintiger graag. Op zijn cv prijken de namen van de universiteiten van Bern, Wenen en Basel.
Eind 1518 neemt Zwingli het beroep aan dat de stadsraad van Zürich op hem heeft uitgebracht. Hij verbindt zich als predikant aan de Grossmünster, de grootste kerk van de stad. Op 1 januari 1519 begint Zwingli daar niet alleen een nieuw kalender- en levensjaar, maar ook met een nieuwe manier van preken. Hij breekt met de traditie van het bepreken van perikopen, vaste Bijbelgedeelten in bepaalde periodes van het kerkelijk jaar, en gaat preken volgens het principe van de ”lectio continua”, ofwel: de doorgaande lezing. Hij start bij Mattheüs 1.
Worst
Controversieel wordt Zwingli’s positie in het voorjaar van 1522 na een voorval in het huis van boekdrukker Froschauer. Daar eet een groep mensen worst tijdens de vastentijd. Als de stadsbestuurders daar weet van krijgen, keuren zij die praktijk resoluut af. Maar Zwingli? Díé stelt vanaf de kansel dat de mens mag kiezen wat hij wil eten. Het stadsbestuur onderneemt geen actie, tot ergernis van de bisschop.
Zwingli heeft meer ideeën die niet goed vallen bij de gevestigde geestelijke orde. Zo vindt hij dat geestelijken moeten kunnen trouwen. Het celibaat is volgens Zwingli de oorzaak van veel kerkelijke misstanden. Zelf leeft hij sinds 1522 in het geheim samen met weduwe Anna Reinhard. Hun huwelijk wordt in 1524 openbaar bevestigd.
Onder voorzitterschap van burgemeester Röist, die Zwingli welgezind is, worden in Zürich godsdienstgesprekken gehouden. Die disputaties zijn geen kleinschalige aangelegenheden; zo nemen er op 29 januari 1523 zo’n 600 mensen aan deel. Zwingli zoekt telkens de verbinding met de overheid. De predikant doet voorstellen en het is aan de politiek om daarover een besluit te nemen.
De wederdopers, met wie Zwingli disputeert, moeten daar echter niets van hebben. Toch roept de reformator de overheid er wel toe op om niet al te hard tegen de wederdopers op te treden. Ondanks dat loopt het conflict tussen de wederdopers en de stadsraad steeds verder uit de hand. In januari 1527 wordt wederdoper Felix Manz veroordeeld tot de verdrinkingsdood vanwege meineed. In de decennia die volgen worden nog vijf wederdopers in Zürich ter dood gebracht.
Dreiging
In 1529 neemt de militaire dreiging vanuit Centraal-Zwitserland toe. Nadat de Züricher predikant Jakob Kaiser in het kanton Schwyz is verbrand, breekt de Eerste Kappeleroorlog uit. Grootschalig bloedvergieten wordt ternauwernood voorkomen door het sluiten van een vredesverdrag. Toch zit dat Zwingli niet lekker; hij heeft het voorgevoel dat de troepen uit het binnenland terugkomen zodra ze sterk genoeg zijn.
Hij krijgt gelijk. Zürich wordt in het najaar van 1531 overvallen door een grote legermacht uit Centraal-Zwitserland. De Züricher soldaten staan er alleen voor. De tegenpartij weet zich daarentegen gesteund door omvangrijke troepen van de rooms-katholieke Habsburgers.
De nederlaag van Zürich is onvermijdelijk. Op het slagveld bij het klooster van Kappel am Albis komen 400 soldaten uit de stad om het leven. Onder hen is Zwingli, de man die zelf altijd heeft geloofd dat het Evangelie niet met geweld moet worden verspreid. Als de tegenstanders erachter komen dat ze de reformator van Zürich gedood hebben, vierendelen ze zijn lichaam om het vervolgens te verbranden.
Ironisch
Het bericht van het overlijden van Zwingli komt hard aan bij Heinrich Bullinger, de opvolger van de Züricher reformator. Het is haast ironisch dat de vriendschap tussen Bullinger en de twintig jaar oudere Zwingli juist in Kappel versterkt is geworden. Bullinger was in 1523 naar het klooster gekomen nadat hem gevraagd was prefect (hoofd) te worden. Met enige aarzeling had hij daarin toegestemd. Hij wilde namelijk geen kloosterling worden. Het bekleden van een geestelijk ambt, het deelnemen aan de mis en het dragen van een pij waren er voor hem niet bij. De docent werd in 1527 een leerling, toen hij zijn studieverlof gebruikte om enkele maanden Zwingli’s predikantenopleiding, de ”Prophezei”, te volgen.
De verloren slag bij Kappel in 1531 heeft nog meer vérstrekkende gevolgen voor de 27-jarige predikant uit Bremgarten: in het vredesverdrag wordt bepaald dat zijn dorp opnieuw rooms-katholiek zal worden. Hij moet daarom zijn gemeente verlaten.
De steden Basel, Bern en Zürich grijpen hun kans om Bullinger te beroepen. Hij besluit naar Zürich te gaan, op voorwaarde dat hij het hele Evangelie mag verkondigen. Dus ook die passages waarin gesproken wordt over Gods toorn. Hij vergelijkt zijn relatie ten opzichte van de overheid met die van de profeet Nathan tegenover koning David. De stadsraad is gewaarschuwd: deze predikant schuwt niet de overheid aan te spreken op haar handelen.
Gematigder toon
In de praktijk bezigt Bullinger echter een gematigder toon dan Zwingli. De verhouding met de Duitse reformator Maarten Luther zal ondanks dat nooit wat worden. Wel lukt het Bullinger om relatief goede contacten met Luthers rechterhand Philipp Melanchthon te leggen. De beste samenwerking komt echter tot stand met Johannes Calvijn, die zich vanaf 1536 in Genève vestigt. Die stad is met steun van Bern onafhankelijk geworden van het rooms-katholieke Savoie.
De vriendschappelijke verhoudingen tussen Bullinger en Calvijn worden versterkt door hun gezamenlijke verzet tegen de avondmaalsopvatting van Luther. De twee Zwitserse reformatoren verschillen op dit gebied echter wel onderling van mening. In 1549 lukt het hen om over dit thema de ”Consensus Tigurinus” (Overeenstemming van Zürich) op te stellen. De meeste Zwitserse steden in het kamp van de Reformatie tekenen het document. De zwinglianen en de calvinisten komen op deze manier dichter bij elkaar, terwijl de afstand tot de lutheranen groter wordt dan ooit.
Calvijn en Bullinger ontmoeten elkaar vijf keer in Zürich. Dat geeft iets aan van de belangrijke positie die de stad aan de Limmat heeft in het zestiende-eeuwse Zwitserland. Niet Genève maar Zürich vormt dan het centrum van de Reformatie. Al betekent dat niet dat er buiten Zürich niets gebeurt. Zo verschijnt in 1536 de eerste editie van Calvijns ”Institutie” in Basel, de stad waar de Fransman kort ervoor tijdelijk verbleef. De tweede druk verschijnt in Straatsburg, een Franse vertaling in Genève. Die vertaalde versie wordt breed verspreid, onder meer via colportage bij de gewone man aan huis. De ”Institutie” zoals die nu bekend is, komt in 1559 in het Latijn uit en een jaar later in het Frans.
Calvijn heeft ook goede banden met andere hoofdrolspelers in de Zwitserse Reformatie. Bijvoorbeeld met Martin Bucer, de hervormer van Straatsburg. Guillaume Farel, die in 1532 predikant te Genève werd, weet Calvijn over te halen om in Genève te blijven. Na een strijd over de opvatting van het heilig avondmaal worden Calvijn en Farel allebei uit Genève verbannen. Calvijn zou er terugkeren, Farel niet.
Pest
Bullinger overleeft dus zowel Calvijn als Farel. Ook in zijn gezin krijgt de Züricher predikant zware verliezen te verwerken; terwijl hij zelf ernstig ziek op bed ligt –de pest is uitgebroken– sterven zijn vrouw en zeven kinderen. Bullinger zelf worden echter nog enkele jaren van leven gegeven. Daarin verschijnt de publicatie waardoor hij de meeste bekendheid heeft verworven: de Tweede Helvetische Confessie.
Dit belijdenisgeschrift, dat is genoemd naar de Latijnse naam van Zwitserland (Helvetia), verschijnt in 1566 in Zürich. Bullinger heeft het document enkele jaren daarvoor opgesteld en aan de stadsraad van Zürich overhandigd. Keurvorst Frederik III van de Palts heeft het document ook toegestuurd gekregen. Met uitzondering van Basel ondertekenen alle gereformeerde kerken in het Duitstalige gedeelte van Zwitserland de belijdenis. In de confessie zijn elementen opgenomen uit Eerste Helvetische Belijdenis uit 1536. Ook is het document sterk beïnvloed door de Apostolische Geloofsbelijdenis uit de Vroege Kerk.
De Tweede Helvetische Belijdenis zal niet alleen in de Zwitserse kantons, maar ook in Oostenrijk en Hongarije van groot belang zijn in de eeuwen die volgen. In de negentiende eeuw boet de belijdenis echter aan betekenis in, als ze officieel wordt afgeschaft als belijdenisgeschrift van de Zwitserse gereformeerde kerk. Pogingen tot herinvoering van welk belijdenisgeschrift dan ook, zijn tot op heden niet geslaagd.
De belijdenis heeft letterlijk tot het einde van Bullingers leven een grote rol gespeeld. Als hij op 17 september 1575 op zijn sterfbed ligt, spreekt hij nog voor de laatste maal de woorden van de twaalf artikelen van het Apostolicum uit. De laatste opdracht die de reformator geeft aan zijn collega’s en hoogleraren, luidt als volgt: „Houd u aan de Helvetische belijdenis.”