Diverse instanties hebben steken laten vallen bij het overplaatsen en toekennen van vrijheden aan Michael P., de man die in 2017 Anne Faber vermoordde. Daarmee is het risico voor de samenleving van zijn overplaatsing van de gevangenis naar de kliniek in Den Dolder niet goed ingeschat. Dat concluderen de Inspectie Justitie en Veiligheid en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd in een gezamenlijk rapport.
In de gevangenis in Vught kwam P. terecht op de psychiatrische afdeling. Die afdeling had advies moeten inwinnen bij het Openbaar Ministerie over meer vrijheden voor P. „Het PPC heeft ten onrechte niet expliciet om advies gevraagd”, schrijven de Inspecties.
Ook in FPA Roosenburg, de forensische kliniek waarnaar hij werd overgeplaatst, is onvoldoende gekeken wat voor risico’s voor de maatschappij er waren als P. meer vrijheden zou krijgen. De inspecties rekenen dat niet alleen de kliniek, maar ook de PPC Vught en de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) aan.
De inspecties keken specifiek naar de zaak van Michael P., maar benadrukken dat er „uit zijn detentieverloop meer algemene lessen te trekken” zijn. Alle regels en procedures rond overplaatsing en het verlenen van vrijheden zijn ingewikkeld.
In de kliniek FPA Roosenburg werd P.’s doen en laten maar beperkt gecontroleerd. „Omdat er geen validering plaatsvindt, is niet bekend of P. zijn afspraken echt nakomt.” De inspecties concluderen dat „FPA Roosenburg geen gestructureerde werkwijze kent om te beoordelen of uitbreiding van vrijheden wenselijk is.” Ook voldoen de gedragsrapportages die de kliniek opstelde „niet aan de minimale vereisten van de DJI”.
De gevangenis in Vught en de kliniek vroegen niet expliciet de mening van de reclassering, toen ze overwogen P. meer vrijheden toe te kennen. De inspecties wijzen erop dat de rol van de reclassering in het proces ook niet is geformaliseerd.