Via enquête wil Kamer leren van gemaakte fouten
Met het besluit een parlementaire enquête in te stellen naar de Groningse gaswinning zet de Kamer haar zwaarste wapen in. Dat kán leiden tot theater, tranen en terugtredende ministers. Drie vragen en antwoorden over dit bijzondere democratische instrument.
Wat is het nut van het houden van een parlementaire enquête naar de Groningse gaswinning?
Met een parlementaire enquête kiest de volksvertegenwoordiging voor het zwaarste instrument waarover zij beschikt om de regering te controleren. Enquêtes behelzen doorgaans langdurige en grondige onderzoeken naar het beleid van opeenvolgende kabinetten op een bepaald terrein. De kracht ervan zit vooral hierin dat een enquêtecommissie, bestaande uit een groepje van vijf tot acht Kamerleden, tal van getuigen –politici, bestuurders en andere verantwoordelijken– in het openbaar kan verhoren. Die zijn verplicht om voor de commissie te verschijnen. Ze staan bovendien onder ede, wat betekent dat zij gerechtelijk vervolgd kunnen worden voor meineed.
Dat laatste overkwam woningcorporatiebestuurder Hubert Möllenkamp, die in 2013 tegenover de enquêtecommissie woningcorporaties ontkende dat hij ooit steekpenningen had aangenomen. Voor dit misdrijf en deze leugen kreeg hij later drie jaar cel.
Hebben alle enquêtes zulke dramatische gevolgen?
Zeker niet. Wel gaan parlementaire enquêtes in het tv- en internettijdperk altijd gepaard met publiciteit en theater. Openbare verhoren kunnen door elke burger in zijn huiskamer worden gevolgd. Zo kon in 1999 iedereen zien hoe minister Maij-Weggen (Verkeer) in tranen uitbarstte tijdens een verhoor door de commissie die de Bijlmerramp onderzocht.
Het enquêterecht, ontstaan in 1851, werd door de Tweede Kamer in de 19e eeuw regelmatig gebruikt, maar raakte daarna in vergetelheid. In 1983 vond de Kamer het middel opnieuw uit toen zij een onderzoek instelde naar de ondergang van het scheepsbouwbedrijf Rijn-Schelde-Verolme, de zogeheten RSV-enquête. Minister Van Aardenne (Economische Zaken) hoefde naar aanleiding van de conclusies van de commissie weliswaar niet af te treden, maar raakte politiek wel zwaar beschadigd.
De enquête naar de zogeheten paspoortenaffaire leidde in 1988 wél tot het aftreden van bewindslieden, namelijk minister Van Eekelen (Defensie) en staatssecretaris Van der Linden (Buitenlandse Zaken). In 2002 ruimde minister Korthals (Defensie) het veld, vijf uur nadat de enquêtecommissie bouwnijverheid haar rapport had gepresenteerd.
Maar hoe zinvol is een onderzoek naar de gaswinning in Groningen, aangezien het kwaad al lang geschied is en veel verantwoordelijke bestuurders niet meer in functie zijn?
Het belangrijkste nut van een parlementaire enquête is de waarheid boven tafel halen. Alle enquêtes uit het verleden hebben nieuwe feiten aan het licht gebracht. Het gaat er bij dit soort onderzoeken niet alleen om misstanden aan de kaak te stellen en vast te stellen wie verantwoordelijk was, maar ook om het publiek verantwoording afleggen van door overheidspersonen en anderen gemaakte keuzes. Bovendien is het nadrukkelijk de bedoeling van begane fouten te leren.
Zo bezien heeft een onderzoek naar de gaswinning in Groningen zeker zijn nut. En: alleen al het besluit om deze commissie te gaan instellen, betekent voor de Groningers een zekere erkenning van het onrecht dat hun, sinds de vondst van het “onzichtbare goud” in 1959, is aangedaan.