„Wat heb ik meer nodig dan genoeg?”
Hij groeide op in een gezin met een laag inkomen. Zijn ouders leefden sober; nieuwe meubels kochten ze niet, maar kregen ze van familie. Het stempelde het leven van Gerrit Haverhals uit Kaatsheuvel. „Wat heb ik meer nodig dan genoeg?”
Meer dan veertig jaar werkte Haverhals (65) bij de Rabobank. Hij begon er in 1969 als jongste bediende en werd uiteindelijk manager bedrijfsvoering in Sprang-Capelle. In 2010 eindigde zijn loopbaan bij de bank; via een non-activiteitsregeling stopte hij met werken, met behoud van een deel van het salaris.
Het werken bij de bank beïnvloedde zijn mening over geld en goed niet. „Wel heb ik gezien hoe makkelijk het mis kan gaan op financieel gebied.” Reden te over voor Haverhals en zijn vrouw om tegen hun elf kinderen –van wie er nog één thuiswoont– open te zijn over de gezinsfinanciën. „Onze kinderen weten wat ik verdiende en hoeveel geld er naar goede doelen gaat. Het is belangrijk dat ze leren een huishoudboekje bij te houden. Aan de eettafel komen financiële kwesties regelmatig ter sprake.”
Het echtpaar Haverhals probeert een sobere levensstijl mee te geven aan hun kinderen. „Die kast hebben we al zolang we getrouwd zijn”, aldus Haverhals, wijzend naar de buffetkast in de huiskamer. „En dit bankstel is ook pas het tweede in ons bijna veertigjarig huwelijk.”
Er heerst vaak een taboe op spreken over inkomen en geldbesteding, vindt Haverhals – diaken in de gereformeerde gemeente in Nederland in Sprang-Capelle en betrokken bij verschillende plaatselijke initiatieven rond zorg en armoede. „Armen schamen zich vaak voor hun situatie.” Haverhals volgde recent een cursus om armoede te herkennen. „Ik ben erg gecharmeerd van stichting Hulp in Praktijk.” HIP is een netwerk van christenen die in hun eigen buurt vrijwillig hulp bieden aan mensen in nood. „We moeten in onze wijk oog hebben voor mensen die het financieel moeilijk hebben. En dan niet alleen voor de ‘huisgenoten des geloofs’. Vooral alleenstaande moeders met kinderen hebben het vaak niet makkelijk.”
Bakkersknecht
Niet alleen de sobere levensstijl van zijn ouders vormde het leven van Haverhals, ook zijn ervaringen als jonge bakkersknecht waren leerzaam. „Toen ik een jaar of acht was, liep ik mee in een bakkerswijk. Veel klanten hadden een krediet bij de bakker; net als bij de slager en de kruidenier. Soms liepen gezinnen pas in op het krediet als de oudste kinderen gingen werken.”
Schulden hebben is niet zo erg, als je geen geld hebt voor noodzakelijke dingen en sober leeft, vindt Haverhals. „Een wasmachine werd vroeger bijvoorbeeld op afbetaling gekocht. Elke week kwam de leverancier een rijksdaalder halen. Als de schuld was afgelost, moest het apparaat soms weer vervangen worden. Ik adviseer jonge gezinnen een flinke, betaalbare hypotheek te nemen. Dan worden ze gedwongen om af te lossen en kunnen ze minder uitgeven aan luxe artikelen.”
We hechten vaak te veel waarde aan geld en goed, aldus Haverhals. „Ik zie om me heen dat mensen hun zekerheid zoeken in het saldo op de spaarrekening. Als het zicht op dood en eeuwigheid wegebt, houd je alleen het hier en nu over. Ik moet vaak denken aan het gebed van Agur: ”Armoede of rijkdom geef mij niet, voed mij met het brood van het mij bescheiden deel”. Want bij overvloed hebben we God snel niet meer nodig. Ik merk dat ook bij mezelf.”
Uit de enquête van het Reformatorisch Dagblad blijkt dat 43 procent van de respondenten het Bijbelse begrip tienden hanteert als richtlijn voor giften; in 1997 was dat slechts 19 procent (zie grafiek). Haverhals: „Wat mij betreft is het besteden van tien procent van het inkomen aan goede doelen eerder een minimum dan een streefbedrag. Natuurlijk onder voorwaarde dat het inkomen wel boven het bestaansminimum moet zijn.”
Haverhals probeert zich aan de tienden te houden. „Ik zie giften als onderdeel van onze vaste lasten; we moeten niet geven van wat we over houden. In het huwelijksformulier staat niet voor niets dat het doel van werken ook is om de nooddruftigen iets te geven.”
Buitenkant
Uit de enquête blijkt ook dat de ondervraagden kritisch zijn op de levenstijl van anderen, maar niet op die van zichzelf. Dat verbaast Haverhals niet. Met nadruk: „Laten we minder op anderen letten. Vaak leidt dat ertoe dat we een kwaad gerucht van de ander voortbrengen. We zien echter meestal alleen de buitenkant. We kennen de afwegingen niet die mensen hebben bij de aanschaf van artikelen. Toen wij onze vrijstaande woning bouwden, zei iemand: „U hebt zeker veel geld.” Hij zag alleen ons huis, er hangt geen hypotheekoverzicht op de voordeur. Elkaar afrekenen op de buitenkant is een veel voorkomend kwaad in de kerk.”