Het cultuurchristendom van FVD en PVV schiet als politiek concept tekort. Toch kan de SGP prima gebruik maken van resten van onze christelijke cultuur om daarin haar boodschap te verpakken.
Sympathieke lui, die Baudet en Wilders! Zij delen tenminste de gedachte dat Nederland zuinig moet zijn op z’n joods-christelijke wortels. Niet?
Zeker. Tegelijk passen reserves. Nee, niet primair vanwege de instrumentele visie van FVD en PVV op het geloof. Dat het bij cultuurchristenen niet draait om het bestaan van God, en al helemaal niet om verzoening door Jezus’ bloed, maar slechts om het positieve effect van het geloof op individu en maatschappij; dat is bekend. „Ík geloof niet”, zegt de cultuurchristen, „maar ik vind het wel fijn en wenselijk dat ú gelooft.”
Problematisch wordt het pas als we zien dat veel cultuurchristenen zo’n ruime definitie hanteren van het christendom. Voor Baudet en Wilders behoren renaissance en humanisme, verlichting en modern gelijkheidsdenken allemaal tot de zo bejubelde joods-christelijke en humanistische traditie.
Dáár zitten gevaarlijke kanten aan. Bijvoorbeeld wanneer FVD werk gaat maken van de door haar bepleite Wet bescherming Nederlandse waarden; moderne, emancipatorische waarden die door allerlei instanties, ook scholen en kerken, op straffe van boetes onderschreven zouden moeten worden. Of wanneer de PVV zich een net zo fanatiek voorstander van het homohuwelijk toont als D66 en GroenLinks.
Dat alles neemt niet weg dat het feit dat er in Nederland nog altijd restanten van een christelijke cultuur bestaan, positief gewaardeerd kan worden. Een partij als de SGP maakt van dat gegeven de laatste jaren opvallend vaak gebruik om haar boodschap in het parlement en in de samenleving nog enigszins te doen landen.
Voorbeelden? Van der Staaij die met een Rembrandtbijbel naar het spreekgestoelte loopt en daaruit gaat voorlezen. Achterliggende gedachte: „Misschien hebt u, minister of parlementariër, niets met het christelijk geloof. Dat zou kunnen. Maar hopelijk hebt u wél iets met ons gezamenlijke verleden en met een onzer nationale beroemdheden, de christelijk geïnspireerde schilder Rembrandt.”
Eenzelfde gedachte school achter het cadeau dat de 100-jarige SGP dit jaar aan de Tweede Kamer aanbood: een in roodwitblauw uitgevoerd kunstwerk met daarin ondermeer het zesde couplet van het Wilhelmus. Een christelijke boodschap (”Mijn schild ende betrouwen...”), verpakt in cultuurhistorisch ‘cadeaupapier’.
Nee, deze voorbeelden zijn geen toevallige incidenten. Want waarmee leidde SGP-senator Schalk dit jaar bij de Algemene Politieke Beschouwingen zijn stichtelijke slotwoord in? Inderdaad, met een verwijzing naar de fontein op het Binnenhof, die, in het Latijn, een tekst uit Psalm 22 bevat: „U bent mijn enige hoop, Heer”.
Misschien zegt iemand: Maar maakt de SGP zich op deze wijze niet eveneens schuldig aan het instrumenteel gebruiken van het christelijk geloof? Juist niet. Hier moeten we even heel precies zijn. Baudet beroept zich op het christendom om bepaalde, soms nauwelijks aan de Bijbel te relateren politieke doelen bereiken. Van der Staaij gebruikt de christelijke cultuur en geschiedenis als voertuig en appetizer om zo af ten toe toch nog een expliciet christelijk getuigenis kwijt te kunnen.
Dat is iets heel anders.