Stille armoede: weduwe komt elke maand 200 euro tekort
Als íemand weet hoe het is om rood te staan, dan is het Mieneke van Lienden (64) wel. Ze moet alles op alles zetten om rond te komen van amper 1000 euro per maand. Dat lukt echter niet. Sinds enkele jaren krijgt ze eten van de voedselbank.
Een stuk grenenhout ligt op de buffetkast in de huiskamer. „Beterschap oma”, is erin gebrand. De twee woorden zijn verbonden met een hart. „Gekregen van mijn kleinzoon”, zegt mevrouw Van Lienden. „Zoiets doet je goed, hè?”
Van Lienden is ziek. Darmkanker, met uitzaaiingen naar de lever. Chemokuren zijn nodig. „De plekken worden gelukkig niet groter; daar mag ik dankbaar voor zijn”, zegt ze. Van werken is echter geen sprake.
Al jaren is ze weduwe. „Mijn man had ook kanker en is overleden toen hij begin 50 was. Toen stond ik naast hem, nu treft de ziekte mezelf.” Even zucht ze. „Ik leef bij de dag.”
Dat heeft niet alleen met haar gezondheid te maken. Financiële zorgen kwamen toen haar jongste zoon 18 jaar werd. Haar nabestaandenuitkering (anw) verviel, waardoor ze in de bijstand terechtkwam. Na ongeveer twee jaar kreeg ze de anw-uitkering weer terug. „En een uitkering van een jaar met terugwerkende kracht. Maar ik moest wel de bijstand terugbetalen. Gelukkig mocht dat in termijnen. Als het goed is, betaal ik deze maand de laatste termijn.”
Rood staan was ondertussen meer regel dan uitzondering voor de weduwe. Ze sprak daarom de afgelopen jaren haar spaargeld aan. „Dat had ik weggelegd om straks de begrafenis te kunnen betalen.” Eerlijk zet Van Lienden haar financiële toestand uiteen. Zo’n 700 euro komt uit de anw. Dan zijn er nog drie pensioenpotjes van haar man. Al met al amper 1000 euro per maand. Haar eenvoudige huurwoning kost haar maandelijks 700 euro. Op huurtoeslag heeft ze geen recht omdat haar zoon thuis woont.
Bidden
„Na enkele jaren heb ik alles op een rij gezet. Toen bleek dat ik structureel 200 euro per maand tekortkom. Toen wist ik het niet meer. Ik kon alleen nog bidden: „Heere, U wilt toch een Man van de weduwen zijn?” Kort daarna las ik iets over het sociale dorpsteam, dat mensen helpt. „Een aardige vrouw kwam langs en heeft alles voor me op een rij gezet. Zij trok dezelfde conclusie: elke maand 200 euro tekort. Ze wezen me op de mogelijkheid om eten te halen bij de voedselbank.”
Dit laatste woord blijft even hangen in de kamer. De voedselbank. Bijna een synoniem voor stille armoede. En dat hier, in deze middenwoning. Bij de bewoonster is echter geen sprake van doffe berusting. „Natuurlijk is er schaamte. Rood staan is vreselijk. In die zin snap ik de uitkomsten van het RD-onderzoek. Hulp zoeken doe je niet zomaar. Toch ben ik dankbaar dat de voedselbank er is. Elke vrijdag ga ik ernaartoe.”
Dit betekent niet dat Van Lienden nooit meer boodschappen hoeft te doen. „De ene keer krijg ik voor de hele week groenten, de andere keer moet ik wel degelijk naar de supermarkt.” Met een lach: „Mijn zoon en ik eten de meest bijzondere dingen. Vorige week hadden we nog gele bietjes. Ik had er nog nooit van gehoord, maar ze smaakten prima.”
Diaconie
Bij de diaconie van haar kerkelijke gemeente durft Van Lienden niet aan te kloppen voor hulp. „Van andere weduwen hoor ik hetzelfde. Het zou goed zijn als diaconieën dit beseffen. De verantwoordelijkheid om hulp te vragen, zou niet bij ons moeten liggen.”
Mevrouw Van Lienden is moeder van twaalf kinderen. Die wonen op behoorlijke afstand van het ouderlijk huis. De weduwe heeft nog een oud autootje waardoor ze toch naar de (klein)kinderen kan. Het ding heeft onderhoud nodig, maar geld is er niet voor.
Haar kinderen zijn volgens Van Lienden goed voor haar. Toch wil ze niet te veel op hen steunen. „Ze hebben hun eigen zorgen. Daarnaast wil ik geen belemmering zijn in hun ontwikkeling.”
Vooral weet Van Lienden zich verzorgd door de Heere. Een zegen die meer waard is dan geld. „Een tijdje geleden moest ik de huur weer betalen. Ik wist echt niet hoe het moest. Via internet ging ik naar de betaalrekening. Daar stond het: 1700 euro. Ik wist niet waar het vandaan kwam, heb er ook niet naar gezocht.”
Verwondering klinkt in de woorden door. Ook als ze vertelt dat er weleens een envelopje met geld op de mat ligt. En dat de buurvrouw het Reformatorisch Dagblad voor haar bewaart.
Vooruitkijken is voor de zieke weduwe moeilijk. „Als ik 67 mag worden, krijg ik AOW. Dan wordt het financieel gezien misschien wat ruimer. Maar ach, drie jaar is voor mij een lange tijd. Misschien wel te lang.”
De naam Van Lienden is gefingeerd. De echte naam is bij de redactie bekend.
serie Materialisme
Is de reformatorische gezindte materialistischer geworden in de afgelopen jaren? Het RD deed, net als in 1997, onderzoek. Deel 2 in een serie interviews naar aanleiding van de resultaten.