Burgh Liebaert, een denkbeeldige inwoner van Dordrecht in de jaren 1618-1619, houdt een „synodael journael” bij waarin hij beschrijft wat hem opvalt rond de Nationale Synode (die op 13 november 1618 –400 jaar geleden– begon).
Woensdag 31 oktober 1618. De synode zou morgen beginnen en de organisatoren zijn er klaar voor. Maar nog lang niet alle deelnemers zijn gearriveerd.
Het was toch nog haastwerk, de laatste weken, om de synodezaal gereed te maken en logeeradressen voor de deelnemers te regelen. In de Kloveniersdoelen is hard gewerkt. Af en toe was het gezaag en getimmer tot in mijn huis te horen. Ik woon er immers vlakbij en houd alles goed in de gaten.
Gisteren hoorde ik dat er inmiddels zeven buitenlandse afgevaardigden in Dordrecht zijn gearriveerd. Ze komen uit Emden, Bremen en Heidelberg. Vanmiddag deed ik een ommetje bij het Groothoofd. En ziedaar, een heel gezelschap Zwitsers en Paltsers zette voet aan wal. Ze waren in opperbeste stemming. De lange Rijnreis was hun kennelijk goed bevallen.
De professoren hadden een paar studenten bij zich en nog enkele vrienden die wel zin hadden om een tijdje in Holland te zijn. Aan wal stonden een paar stadsbestuurders klaar om hen welkom te heten. Ondertussen was de Keulse schipper druk bezig de bagage te lossen. Koffers vol boeken, leek het wel. Ik zag de stoet door de poort naar de Wijnstraat lopen. In herberg De Pauw zorgden de waard en waardin voor een vorstelijke maaltijd.
Het gerucht gaat dat de Engelse theologen al op Walcheren zijn aangeland. Ze mochten meevaren met een Nederlands oorlogsschip. Maar als ze het al redden om morgen in Dordrecht te zijn, kan de synode nog niet beginnen. De Staten-Generaal hebben de opening dan ook uitgesteld. Ze denken nu aan donderdag 8 november. Er moeten nog synodeleden uit Nassau, Hessen, Genève en Frankrijk komen. Ook laten heel wat predikanten uit Nederland op zich wachten. Dat komt doordat de provinciale synodes in Delft en Enkhuizen nog niet zijn afgerond. Daar moeten de afgevaardigden naar de nationale synode zelfs nog worden aangewezen.
Die voorbereidende synodes hebben het al druk met de behandeling van censuurprocedures tegen remonstranten. De contraremonstranten kunnen niet wachten. Eindelijk zijn de rollen in Holland omgekeerd. Niemand twijfelt eraan of de vijf artikelen waarmee de arminianen al acht jaar het kerkelijk leven verstieren, zullen straks officieel worden weerlegd en afgewezen.
De remonstranten zijn danig in verwarring. Johannes Uyttenbogaert, de hofprediker van prins Maurits, is zelfs op de vlucht geslagen. Hij mag blij zijn dat hij niet net als Johan van Oldenbarnevelt en Hugo de Groot is gearresteerd. Nu hebben die oproerkraaiers nog maar één aanvoerder over. Dat is Simon Episcopius, hoogleraar in Leiden. Hij wordt door de Staten van Holland afgevaardigd naar de synode. De vraag is of hij daadwerkelijk zal komen opdagen.
Gelukkig is ook professor Franciscus Gomarus al in de stad gesignaleerd. Hij zal de synode bijwonen namens de universiteit van Groningen, waar hij nog maar pas is benoemd. Destijds was hij het gedoe in Leiden zo zat dat hij naar Middelburg verhuisde en daarna zelfs naar Saumur in Frankrijk. Hij is met gemengde gevoelens in de Drechtstreek, want niet lang geleden heeft hij hier zijn enige dochter en vervolgens zijn schoonzoon verloren. Zijn eenjarige kleindochter groeit op in een Dordts gastgezin. Toch zal Gomarus zijn gedachten op theologische zaken moeten zetten.