Refojongere krijgt weinig regels rond mediagebruik
Reformatorische jongeren praten gemiddeld veel minder met hun ouders over hun mediagedrag dan hun seculiere leeftijdsgenoten. Ook krijgen ze minder regels opgelegd vanuit huis.
Dat blijkt uit een woensdag gepubliceerd onderzoek naar reformatorische jongeren en hun mediagedrag. Het rapport werd in opdracht van internetprovider Kliksafe opgesteld. Vorig jaar deed het Nunspeetse bedrijf eenzelfde onderzoek onder Nederlandse jongeren in het algemeen. Nu zijn, in samenwerking met de Universiteit van Amsterdam, bijna 700 jongeren in de leeftijd van 12 tot 18 jaar uit het reformatorisch onderwijs bevraagd.
Rapport Onderzoek media Kliksafe 2018 by RD on Scribd
Het is opvallend dat de kloof tussen ouders en hun kinderen in de reformatorische gezindte groter lijkt dan die daarbuiten. Nemen seculiere jongeren in bijna 70 procent van de gevallen hun ouders in vertrouwen als er iets vervelends is gebeurd op mediagebied, refojongeren doen dat in nog geen 46 procent. In het algemeen praten ze ook minder over media met hun ouders (zie grafiek).
Zo’n 38 procent van de ondervraagde refojongeren zegt dat er afspraken zijn gemaakt over de hoeveelheid tijd die besteed mag worden aan media. Bij seculiere jongeren is dat ruim 44 procent. Beide groepen geven aan dat er in ongeveer 80 procent van de gevallen regels zijn over telefoongebruik aan tafel. Welke apps er worden gebruikt (23 procent) en met welke mensen jongeren contact mogen zoeken (24 procent), zijn onderwerpen waarover bij refojongeren minder regels zijn dan bij seculiere jongeren (respectievelijk 38 en 41 procent).
De uitkomsten in het rapport zijn zorgelijk, zegt Jeroen van der Laan. Hij is werkzaam als practor digitale didactiek en mediawijsheid aan het Hoornbeeck College, maar schreef dit onderzoek op persoonlijke titel.
Ontsporingen
Van der Laan benadrukt dat ouders met hun kinderen moeten blijven praten over mediagebruik. „Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat hoe minder er gesproken wordt over mediagebruik, hoe groter de ontsporingen zijn op dit gebied.” Denk aan sexting, het verspreiden van seksueel getinte afbeeldingen en teksten via sociale media.
Voor een goed gesprek tussen ouders en jongeren is kennis nodig, stelt het rapport. „En áls je als ouder niet begrijpt waar het over gaat, uit dat onbegrip dan liever op een positieve en geïnteresseerde manier („Vertel eens, hoe werkt dit nu eigenlijk?”) dan op een negatieve en afkeurende manier („Hou toch op met dat WotsUp, of hoe het ook heet...”).
Als het om het mediagebruik gaat, verschillen refojongeren nauwelijks van hun seculiere leeftijdsgenoten. Zo wordt de videodienst Netflix door zo’n 30 procent van de jongeren vaak gebruikt, in beide groepen. Het gebruik van WhatsApp (zo’n 88 procent) en Instagram (rond de 60 procent) is ook nagenoeg gelijk. Bij het kijken van video’s op YouTube is er wel een verschil te zien: refojongeren doen dat vaker dan niet-christelijke jongeren.
En dat terwijl deze jongeren volgens Van der Laan „een Bijbelse boodschap krijgen. Thuis, op school en in de kerk. Blijkbaar landt die niet altijd.” Tegelijk realiseert hij zich dat christelijke jongeren geen haar beter zijn dan niet-christelijke jongeren. „Dat hoor je elke zondag, maar als het zwart-op wit-staat, schrik je toch altijd weer.”
Bemoedigend
Henrieke Hoogendijk-van Dam, mediapedagoog en onderzoeker bij Driestar educatief, ziet ondanks de zorgelijke kant ook iets bemoedigends in het rapport. „Ouders zijn nog altijd belangrijk voor jongeren. Je kunt de percentages vergelijken met die van seculiere leeftijdsgenoten, maar nog altijd de helft van de jongeren gaat naar de ouders toe om een vervelende situatie te bespreken. Dat geeft ouders de gelegenheid om Bijbelse kaders mee te geven.”
Kliksafe deed in 2017 onderzoek naar internetveiligheid en Nederlandse jongeren. „Een belangrijk onderdeel van onze missie is om klanten van goede informatie te voorzien en tips te geven die bijdragen aan hun onlineveiligheid”, licht directeur Bert Jan Peters het waarom van het onderzoek toe. „Daarnaast is het van belang om te weten hoe gebruikers met internet omgaan, zodat wij beter begrijpen welke mate van veiligheid nodig is.”