Angst voor dodelijke drones
Met een muisklik de vijand aan de overkant van de oceaan vernietigen. Zeker Defensie en inlichtingendiensten in Amerika zetten volop militaire drones in. Vorige week nog werd daarmee de Pakistaanse talibanleider Mullah Fazlullah omgebracht. Kunnen drones door de beugel? En wat als terroristen ze in handen krijgen?
Grote psychische problemen kunnen dronepiloten krijgen als ze met een paar tikken op het toetsenbord de vijand uitschakelen, zegt mr. dr. Lambèr Royakkers (50), universitair hoofddocent ethiek van de techniek aan de Technische Universiteit Eindhoven. „Natuurlijk komen militairen ook van een echt slagveld vaak getraumatiseerd terug. Toch is het raar dat dronepiloten, bijvoorbeeld in Amerika, een soort kantoorbaan hebben. Tussen 9 en 5 moeten ze vanachter hun computerscherm mensen in Afghanistan doden. Na 5 uur leggen ze wiskunde uit aan hun zoontje. Dat wringt. Een aantal Amerikaanse dronepiloten verklaarde het werk als videospel te zien. Angstaanjagend als er zo wordt gesproken over leven en dood.”
Bezwaren
Met enige tegenzin erkent hij dat de inzet van militaire drones voordelen biedt. De onbemande machines kunnen in vijandelijk gebied precisieverkenningen uitvoeren en gericht doelen uitschakelen. Zonder het risico op verlies van eigen mensen.
Maar duidelijk overheersen zijn bezwaren. Zo zet het gebruik van drones kwaad bloed bij de tegenstander, zegt Royakkers, medeauteur van ”Just Ordinary Robots: Automation from Love to War” (2016). In dat boek over robotisering legt hij de vinger bij ethische vragen rond de inzet van militaire drones. „Dat veel burgers in Pakistan en Afghanistan Amerika haten, heeft voor een belangrijk deel te maken met de inzet door de VS van drones. Die burgers spreken van laffe oorlogvoering. Er heerst angst onder de bevolking. Je hoort die drones zoemen, ze zouden een bom kunnen afwerpen.”
De drone kan te lichtvaardig worden ingezet, zegt Royakkers. „Amerika heeft met drones buitenrechtelijke executies uitgevoerd. Niet te controleren valt of de slachtoffers werkelijk de terroristen waren die de Amerikanen op het oog hadden.”
Grote zorgen heeft Royakkers over autonome militaire drones. Die worden niet meer bestuurd door een piloot op de grond, maar zoeken zelf een doel. „Zo’n drone speurt via geolocatietechniek naar de smartphone van een terrorist. Is die in beeld, dan vuurt de drone een raket af op de drager van de telefoon. Maar is dan de terrorist uitgeschakeld? Of liep zijn zoontje met zijn telefoon rond? Weliswaar pleiten ook militairen voor zogeheten „betekenisvolle menselijke controle” bij de inzet van autonome drones. Vaag blijft wat daar precies mee wordt bedoeld.”
Veel meer dan in de VS leeft er in Europa scepsis over autonome drones voor oorlogvoering, schetst de ethicus. „De ontwikkelingen op het terrein van kunstmatige intelligentie gaan razendsnel. Onder meer de Amerikaanse defensie broedt op plannen om rond 2050 een volledig autonoom leger in te zetten. Daarom mogen we niet achteroverleunen. Nú moeten we, bijvoorbeeld in VN-verband, pleiten voor een verbod op autonome militaire drones. Het is nog geen gelopen race. We hebben ook een verbod op chemische wapens bewerkstelligd.”
Boemerang
Inzet van oorlogsdrones kan zich „als een boemerang” tegen de westerse samenleving keren. „Barbaarse staten of terreurgroepen kunnen de beschikking krijgen over hoogwaardige dronetechnologie. In 2011 haalde Iran een Amerikaanse drone, de RQ-170 Sentinel, uit de lucht. Die spionagedrone had stealth technologie waardoor het toestel buiten de radar bleef. Je kunt ervan uitgaan dat de Iraniërs die onderschepte drone minutieus hebben onderzocht en nagebouwd. Stel dat terroristen die kennis hebben. Die zullen er niet voor terugdeinzen met een drone bommen te gooien op massa’s onschuldige burgers. Angstaanjagend.”