De kerk is dé plaats die open dient te zijn, het liefst de hele week, maar zéker op zondag, als het Evangelie, de blijde boodschap, verkondigd wordt, reageert Jurjen ten Brinke.
Wat een uiterst pijnlijk scenario werd er geschetst in het verslag ”Veiligheid belangrijk item voor kerken” (RD 11-6): de meeste van de 250 aanwezigen op een kostersdag reageren bevestigend op de stelling dat „tijdens de kerkdienst de kerkdeuren niet van buitenaf zijn te openen.” Met daarbij een nog verdrietiger citaat over een verwarde man die eens op de deur bonsde, waaruit maar weer bleek hoe fijn het was dat de deur op slot zat.
Laat duidelijk zijn dat ik waardering heb voor het vele dienende en ook vaak vrijwillige werk van kosters. Maar beleidsmatig begrijp ik hier helemaal niets van. In de gemeente die ik mag dienen, gevestigd in Amsterdam, staan de deuren altijd wagenwijd open. Er is in dertien jaar tijd nog geen jas gestolen. En als dat wel zo is, dan kopen we met elkaar een nieuwe, toch?
In de zomer staat ook de nooduitgang open. Er komen geregeld verwarde mensen (en toeristen) binnen. Of daklozen (vluchtelingen, maar ook Nederlanders).
Diverse keren hebben we mensen mogen dopen nadat ze bléven komen, geraakt door het Woord en de liefde die ze ervoeren, die ene keer dat ze ‘toevallig’ binnenkwamen omdat de deuren openstonden.
Wij hebben als gemeente een paar keer een bommelding gehad („als jullie weer ex-moslims dopen, ontploft er een bom”) en we hebben ook elke keer contact met de politie over deze zaken. Dit heeft ons als gemeente afhankelijker van God gemaakt (Psalm 121: onze Wachter zal niet sluimeren noch slapen), maar níet angstiger. En toen tijdens het kinderkerstfeest iemand zijn roes in de kerk kwam uitslapen, konden alle kinderen zien hoe je als christen met zoiets omgaat. Met koffie is hij wakker gehouden, er kon met hem gebeden worden en het Evangelie werd hem uitgelegd. Een beter kerstverhaal is er bijna niet
De kostersdag stond onder meer in het teken van veiligheid. Ik ben de eerste die toegeeft dat we geen gevaar moeten opzoeken. Maar wat is er aan de hand in ons luxueuze Westen, waar we niet meer weten om te gaan met het ”lijden om Christus’ wil”? Waar we verwend zijn met prachtige kerken waarin het ordelijk en rustig toe gaat, omdat er ‘gelukkig’ geen verwarde of andersdenkende mensen binnen kunnen komen... We zijn toch overal in gevaar. Denk aan een ongeluk in het verkeer of een schietpartij in een winkelcentrum.
De kerk is dé plaats die open dient te zijn, het liefst de hele week, maar zéker op zondag, als het Evangelie, de blijde boodschap, verkondigd wordt. 1 Joh. 4:18 is er duidelijk over: „Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees buiten; want de vrees heeft pijn, en die vreest, is niet volmaakt in de liefde.” Denk aan de geschiedenis over de bezetene van Gardara. Stel je voor dat de Heere Jezus zich met Zijn discipelen in een spelonk had verstopt, omdat er een enge man op hen afkwam.
We hebben onze vijanden lief te hebben en treden hen in Gods kracht tegemoet. Oók als ze ons veilige leventje verstoren. Nóóit zal ik het Evangelie vrijwillig verkondigen achter een gesloten deur of op een plek waar de hekken gesloten zijn. Mogelijk is de lijdende kerk, die samenkomt op plekken waar dat van overheidswege verboden is, de enige uitzondering op die regel
De auteur is evangelist in Hoop voor Noord (cgk Amsterdam-Noord) en ambassadeur van Tear.