Vijf jaar nieuw Liedboek: een balans
In Monnickendam werd vijf jaar geleden het nieuwe interkerkelijke Liedboek gepresenteerd. Bij het eerste lustrum is het tijd om de balans op te maken. Er wordt al breed gezongen uit de oecumenische bundel. Maar er valt ook nog het nodige te winnen.
Dat is de boodschap van de Liedboekdag die zaterdag 26 mei in de Bergkerk in Amersfoort plaatshad. Ruim 200 mensen kwamen af op de dag, die was georganiseerd door de Interkerkelijke Stichting voor het Kerklied (ISK).
Het gaat deze dag niet zozeer om de vraag waar het ”Liedboek. Zingen en bidden in huis en kerk”, zoals het officieel heet, geland is en gebruikt wordt (zie: ”Wie zijn de gebruikers van de bundel?”). In Amersfoort staat vooral de vraag centraal hoe het gaat met het gebruik van de bundel en wat daaraan verbeterd kan worden.
En daarom wordt er deze zaterdag veel gezongen uit de bundel, die destijds in het Reformatorisch Dagblad vanwege de veelkleurigheid aan teksten en melodieën is gekarakteriseerd als klassiek én postmodern.
Alle mogelijke zangvormen komen langs tijdens het plenaire gedeelte ’s ochtends, bij de workshops ’s middags en in de afsluitende vesperviering. Een lied van Paul Gerhardt –”Laten wij zingend deze dag beginnen”– vierstemmig door de hele kerkzaal. De Geneefse Psalm 33 naast een eigentijdse ballade over Naäman. De verschillende onderdelen –Kyrie, Gloria et cetera– van een ordinarium (de vaste onderdelen van de liturgie). Een luchtig kinderlied bij Palmpasen en een ritmisch vers over Bethlehem met kinderkoor en pianobegeleiding.
Tijdens de workshop over nieuwe liederen, verzorgd door Anje de Heer en Catrien Posthumus Meyjes, blijkt dat veel teksten en melodieën die in 2013 nieuw waren na vijf jaar nog altijd onbekend zijn. Het boek telt dan ook 1016 nummers en –alle varianten meegeteld– zo’n 1400 liederen.
In veel gevallen blijkt even oefenen onder leiding van een dirigent voldoende voor de workshopdeelnemers om een lied onder de knie te krijgen. Maar een melodie als van lied 945 (”Ja, het liefst zou ook ik”) is dermate ingewikkeld voor een doorsneegemeentelid dat je je afvraagt waarom een componist die uit z’n pen laat vloeien. En het ritme van de volksmelodie uit Jamaica bij lied 386 (”Vier met alles wat in je is”) zal ook niet zomaar door iedereen opgepikt worden.
Schoen wringt
In de wandelgangen is te beluisteren dat gemeenten nogal eens het nieuwe Liedboek hebben ingevoerd, maar vervolgens eigenlijk alleen de liederen zingen die al bekend waren vanuit het oude Liedboek voor de kerken (1973) of vanuit bundels zoals ”Opwekking” en ”Op Toonhoogte”.
Dat is precies waar Klaas Holwerda, secretaris van de ISK en predikant in Amsterdam, ’s ochtends de vinger bij legt. Volgens hem kent het Liedboek –dat „geen gesloten canon” is, maar „grenzen verkent en horizonten aftast”– verschillende taalvelden en verschillende klankwerelden, die naast elkaar staan.
Holwerda noemt dat de „kracht en rijkdom” van het boek. Maar tegelijk vormt het ook de „kwetsbaarheid” van de bundel. „Want die verscheidenheid aan materiaal en aan mogelijkheden vraagt wel om een oordeelkundig gebruik. En daarmee om onderscheidingsvermogen. En juist daar wringt nog weleens de schoen.”
Want, stelt de ISK-secretaris, „verschillen in liturgische praktijken hangen toch grosso modo samen met verschillende vormen van spiritualiteit. Stap je van de ene naar de andere over, dan brengt dat een vorm van omdenken met zich mee en ook zoiets als geduldig ingroeien en affiniteit ontwikkelen.”
„Daar mag je natuurlijk best mee spelen”, stelt Holwerda. „Zolang je tenminste weet wat je doet, maar liever niet, hoezeer ook te goeder trouw, maar wat aanrommelt. En eerlijk gezegd denk ik weleens dat de acht kerkgenootschappen die ons vroegen dit boek te maken, juist dit punt zwaar onderschatten en onvoldoende investeren in de vorming en toerusting van voorgangers, voorzangers en speellieden op dit aangelegen punt.”
Klok en klepel
Holwerda schetst de ontwikkeling. De calvinistisch georiënteerde liturgische traditie in ons land was in vergelijking met die van de wereldkerk altijd een beetje „een buitenbeentje”, volgens de ISK-secretaris. Een heroriëntatie kon volgens hem dan ook „bijna niet achterwege blijven”, gezien de toegenomen globalisering.
Dat gebeurde rond 1973 bij de komst van het oude Liedboek, waardoor de cantorijpraktijk een „enorme impuls” kreeg. Ook was er toen volgens Holwerda „een zekere omarming” van het oecumenisch ordinarium. „Anders gezegd: een oriëntatie op gemeenschappelijke voorreformatorische bronnen als het gaat om het vieren van de liturgie. Bronnen die in de lutherse en de anglicaanse tradities veel beter bewaard zijn.” Hij spreekt bewust van „een zekere omarming.” Holwerda: „Want al te vaak bleef het toch steken in een vorm van de klok hebben horen luiden zonder precies te weten waar de klepel hangt.”
Met name op dat punt wil de ISK de komende tijd aan de slag. „We willen die ontwikkeling van herontdekking –back to basics, zogezegd– nader faciliteren en stimuleren”, aldus Holwerda. „Je zou dat een ontwikkeling kunnen noemen van zingen in de liturgie –gechargeerd gezegd: losse psalmversjes ter verpozing in een sterk verbaal gebeuren– naar gezongen liturgie.”
----
Wie zijn de gebruikers van de bundel?
Hoe breed is de verspreiding van het ”Liedboek. Zingen en bidden in huis en kerk” en wie zijn de gebruikers?
Volgens Nico de Waal van de BV Liedboek, die de bundel uitgeeft, zijn er van de papieren editie inmiddels 320.000 exemplaren verkocht. Daarnaast zijn er meer dan duizend gemeenten die een abonnement op het beamerpakket van de bundel hebben genomen.
De Interkerkelijke Stichting voor het Kerklied (ISK) kreeg in 2007 van een viertal kerken de opdracht om een nieuw liedboek te maken: de Protestantse Kerk in Nederland (PKN), de Algemene Doopsgezinde Sociëteit, de Remonstrantse Broederschap en de Vrijzinnige Geloofsgemeenschap NPB. Later sloten ook de Nederlands Gereformeerde Kerken (2008), de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (2009), de Verenigde Protestantse Kerk in België (2010) en de Evangelisch-Lutherse Kerk in België (2011) zich bij het project aan.
Volgens De Waal zijn de gebruikers vooral te vinden in de deelnemende kerken, met de PKN als centraal kerkverband. Bij de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV), waar het nieuwe Liedboek in 2014 door de synode werd vrijgegeven, kwam de ontwikkeling iets later op gang. „Vorig jaar heeft het Liedboek daar een bredere verspreiding gekregen. Dat zie je aan de bestellingen.”
De Nederlands Gereformeerde Kerken (NGK) hebben de nieuwe bundel toegevoegd aan de uitgaven die in de gemeenten gebruikt kunnen worden. De Waal vermoedt dat het Liedboek vooral in de wat meer kerkelijke stroming („het CDA-milieu”) gebruikt wordt. Gemeenten die behoren tot wat hij noemt de meer evangelicale stroming („het CU-milieu”) zingen volgens hem meer uit het oude Liedboek voor de kerken of een evangelische bundel als ”Hemelhoog”.
Verscheidenheid
Binnen de PKN is er veel verscheidenheid op het punt van het kerklied. De middenorthodoxie heeft het nieuwe Liedboek goeddeels omarmd, vermoedt De Waal. Binnen de confessionele richting is een deel blijven zingen uit het oude Liedboek, terwijl een ander deel wel is overgegaan. „Dat merk je als gemeenten hun oude liedboeken gratis aanbieden. Overigens wordt hier en daar ook de hervormde zangbundel van 1938 nog gebruikt. De komst van een nieuwe bundel betekent geen verbod op de oude.”
Binnen de kring van de Gereformeerde Bond lijkt het nieuwe Liedboek (nog) geen ingang gevonden te hebben. „Ik ken geen voorbeelden”, zegt De Waal. „Ik zie wel dat daar vanaf ongeveer 2000 de ontvankelijkheid voor het oude Liedboek is gegroeid. Die bundel is ook nog lang niet uitgewerkt.”
Wat de reden is dat het nieuwe Liedboek tot nog toe aan de GB-kring is voorbijgegaan? De Waal: „Het lijkt buiten het aandachtsgebied gebleven te zijn. Men ervaart niet de behoefte om een stap te zetten. Bovendien zijn sommige kerkenraden, bijvoorbeeld in de grote steden, druk met de bezinning op andere zaken, zoals de vrouw in het ambt. De prioriteiten liggen elders.”
Kan het Liedboek ook inhoudelijk problematisch zijn? De Waal: „Dat zou kunnen. Maar daarvoor is de inhoud van de bundel te omvangrijk en nog te onbekend in deze kring om daar met hardheid een verklaring aan te ontlenen.”
Hij signaleert wel een „groeiende acceptatie” van andere liederen dan de psalmen in GB-kring. „Denk aan de selectie-uitgaven als de jongerenbundel ”Op Toonhoogte” en de bundel ”Weerklank” uit 2016. Deze ontwikkeling krijgt steeds breder beslag.”
Oefening
Het nieuwe Liedboek zal voor de kring van de GB veelal ook muzikaal een brug te ver zijn. Veel nieuwe liederen of zangvormen vragen om een cantor en een cantorij, een praktijk die vanouds in dit deel van de kerk niet bestaat.
Het zingen uit een nieuw Liedboek is sowieso gediend met goede oefening, zegt De Waal. „Toen het Liedboek van 1973 was verschenen, werd er jaarlijks een Liedboekdag georganiseerd. Dat zou de ISK wat mij betreft weer op moeten pakken. Het nieuwe Liedboek is vanwege de omvang en de ingewikkelde opbouw redelijk ondoorzichtig voor wie er zomaar doorheen bladert. Zo’n boek vraagt om een handleiding, en om inwijding.”