Iraakse christenvluchtelingen in Jordanië hebben het zwaar. Hulp bereikt kerken in de regio niet altijd. En geestelijk leiders blijken drukker met de discussie over de status van Jeruzalem dan met hulp verlenen.
Christelijke vluchtelingen uit Irak hebben in Jordanië te maken met steeds terugkerende problemen. Ze zijn vaak niet in staat om in hun levensonderhoud te voorzien, leven zonder toegang tot de gezondheidszorg en kampen met trauma’s en depressies. Nu ook in Jordanië de winter is begonnen, moeten velen maar zien hoe ze de kou doorstaan.
De christelijke hulporganisatie Foundation for Relief and Reconciliation in the Middle East (FRRME) –opgericht door de anglicaanse priester Andrew White, die lange tijd in Bagdad werkte– luidde eind januari de noodklok over de situatie in Jordanië. Wegens geldgebrek kunnen christelijke organisaties en lokale kerken onvoldoende hulp bieden.
Getuigenissen
De onmacht van organisaties als FRRME blijkt dieper liggende oorzaken te hebben. In de eerste plaats bereikt internationale hulp de lokale kerken in Jordanië niet altijd. Bovendien zijn kerkleiders in het Midden-Oosten vaak druk met politiek, en steken ze nauwelijks de handen uit de mouwen.
Uit getuigenissen van christelijke vluchtelingen blijkt dat ze de vluchtelingenkampen van de VN mijden. Conflicten tussen bevolkingsgroepen die de aanleiding waren om te vluchten, blijken in de kampen voort te duren. Christenen zoeken hun toevlucht liever bij lokale kerken – die de toestroom meestal niet aankunnen.
Financiële hulp vanuit het Westen blijkt kerken en christelijke organisaties in de regio niet altijd te bereiken. Een voorbeeld vormt het Chaldeeuwse aartsbisdom in Erbil, de hoofdstad van de autonome Koerdische regio in Noord-Irak. Hier zijn tot nu toe de meeste Iraakse christenen opgevangen. De kerk heeft echter nooit een cent gekregen van bijvoorbeeld de 1,4 miljard dollar die alleen al de Verenigde Staten sinds 2014 schonken aan de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR. Specifieke projecten waarvoor het aartsbisdom bij de UNHCR om financiering vroeg, werden afgewezen.
Vicepresident
Om iets te doen aan het geldgebrek van lokale hulporganisaties in de regio besloot de Amerikaanse regering vorige maand buiten de VN om 55 miljoen dollar te doneren aan Iraakse christenen en jezidi’s. Het was de Amerikaanse vicepresident Pence die zich daarvoor inspande.
Pence bezocht vorige maand een aantal landen in het Midden-Oosten. Van tevoren had hij aangegeven dat hij kerkelijke leiders wilde ontmoeten. Daarmee wilde hij benadrukken dat Washington de christenen in de Arabische wereld niet vergeten is. Over de hele linie –van de koptische paus Tawadros tot de Libanese patriarch Rai– weigerden kerkelijke leiders Pence te ontvangen. Aanleiding daarvoor was hun woede over het Amerikaanse besluit om Jeruzalem te erkennen als hoofdstad van Israël. In Arabische media werden bovendien venijnige opmerkingen gemaakt over het persoonlijk geloof van Pence. Deze zou tot de stroming van het „christelijke zionisme” behoren. En dus zou hij in de stichting van de staat Israël de vervulling zien van een Bijbelse profetie. Munib Yunan, emeritus bisschop van de Evangelisch-Lutherse Kerk in Jordanië, noemde die zienswijze „een zieke ideologie.”
Arabische identiteit
In plaats van de Amerikaanse vicepresident te woord te staan, namen de Arabische kerkelijke leiders in Caïro deel aan een conferentie. Die was belegd door de Egyptische universiteit al-Azhar en had ”De Arabische identiteit van de Heilige Stad” als thema. De Libanese patriarch Rai sprak daar onder meer over het recht van de Palestijnen op een eigen staat, terwijl paus Tawadros de verplaatsing van de Amerikaanse ambassade naar Jeruzalem bekritiseerde.
Het lijden van de honderdduizenden christelijke vluchtelingen in de regio bleek opeens niemands prioriteit meer te zijn.