De verdwenen kerken van Den Haag
Aan de Händellaan in de Haagse wijk Bohemen staat de Bethelkerk. De kerk is al jaren overbodig, maar staat er nog steeds, onverzettelijk. De buurt wil de kerk niet kwijt, wil Bethel niet inruilen voor een flatgebouw met zeven woonlagen. „Vroeger noemde je dit een villakerk.”
Ds. Henk Onderstal (80) woont vlak in de buurt. Hij heeft in de jaren 90 regelmatig in de hervormde Bethelkerk gepreekt. Vanaf een afstand staat hij een beetje treurig naar het leegstaande gebouw te kijken. Hij wijst op een bordje dat aan de achterdeur is geschroefd: ”Bewaakt & bewoont”. „Kijk, ”bewoont”, ook nog met een t. Ik ben benieuwd wat er met de kerk gaat gebeuren. De buurt heeft wel plannen, maar het gebouw moet zeven ton opbrengen.”
Naast de Bethelkerk bevindt zich nog de voormalige kosterswoning. In de kerktuin woekert onkruid. De kerk raakt al wat in verval. De wijzers van de torenklok zijn alvast stil gaan staan. „Maar dit blijft toch een gebouw met allure.”
Inburgeringscursus
Henk Onderstal woonde tot zijn twintigste jaar in Den Haag en was al vroeg kerkelijk betrokken. De meeste gesloten kerkgebouwen kent hij wel.
In 1967 werd hij predikant van de vrije evangelische gemeente in Franeker, vervolgens legerpredikant in Steenwijk en pastoraal medewerker in pastoraal centrum De Hezenberg in Hattem. Na wat hij noemt „een inburgeringscursus” ging hij in 1976 over naar de Nederlandse Hervormde Kerk en werd hij predikant in Rotterdam-Overschie, daarna in Den Haag-Loosduinen. In 2002 ging ds. Onderstal om gezondheidsredenen met vervroegd emeritaat.
Sinds zijn emeritering verdiept ds. Onderstal zich in de geschiedenis van de kerken in Den Haag. De vele kerksluitingen van de afgelopen 25 jaar gaan hem aan het hart. Hij verzamelt foto’s van kerken die er niet meer zijn, heeft nauwkeurig nageplozen wat ermee is gebeurd, of ze zijn gesloopt of verbouwd tot moskee, buurthuis of supermarkt. „Van de veertig kerken die gesloten zijn, konden er een tiental worden verkocht aan andere kerkgenootschappen. En dan hebben we het alleen nog maar over gebouwen van de protestantse gemeente ’s-Gravenhage. Veertig verdwenen kerken. Daar word je niet blij van.”
Bij het totstandkomen van de Protestantse Kerk in Nederland in 2004 raakten veel kerken overbodig. De secularisatie en de ontvolking van het stadscentrum deden er nog een grote schep bovenop. „Als voorbeeld: in Den Haag-Loosduinen had de protestantse gemeente ’s-Gravenhage drie kerken in gebruik. Die zaten vroeger allemaal vol: de Ontmoetingskerk, de Bethelkerk en de Abdijkerk. De Ontmoetingskerk is al gesloten. De Bethelkerk wacht op de dingen die komen gaan. En er wordt nu alleen nog gekerkt in de Abdijkerk en in de Bosbeskapel. En die zitten op zondag dan nog niet eens helemaal vol.”
Pijn en verdriet
Kerksluiting is per definitie een negatief proces, zegt ds. Onderstal. „Het veroorzaakt altijd pijn, doet mensen verdriet. Er is echter niet aan te ontkomen. Het geloof is nu eenmaal niet populair meer.”
In plakboeken en ringbanden spaart de emeritus predikant krantenknipsels en aantekeningen over kerken die verdwenen of buiten gebruik zijn geraakt. Eén voor één wijst hij ze aan, vaak grote, monumentale kerken met grote preekstoelen en uit de kluiten gewassen orgels: de neogotische Oosterkerk aan de Oranjebuitensingel, de Zuiderkerk in de Schilderswijk, de Willemskerk aan de Nassaulaan, waarvan alleen de façade is blijven staan. „De hervormde Zuiderkerk werd overbodig doordat de arbeiders in de Schilderswijk teleurgesteld raakten in de kerk. In de Willemskerk was wel plaats voor tweeduizend mensen, en die zaten er dan op zondag ook, zeker bij jeugddiensten. Het was een echte preekkerk, een bankenpakhuis.”
De reeks Haagse kerken die geen kerk meer zijn, is eindeloos. De Julianakerk aan de Kempstraat, waar vroeger Jan van Weelden organist was, is nu een buurthuis. De Laakkerk werd in de jaren zestig door brandstichting getroffen, maar werd weer opgebouwd. Ook deze kerk werd in 2000 overbodig.
Historisch erfgoed
De oudpredikant heeft vragen, niet bij het feit dat er kerken werden gesloten, maar wel bij de vraag welke kerken er dicht moesten. In veel gevallen is er volgens hem een onjuiste keuze gemaakt. Als Hagenaar moest hij tot zijn verdriet constateren dat er vaak kerken van historische waarde zijn gesloten.
„Den Haag gaat slordig om met zijn kerken. In Amsterdam zijn ze er veel zuiniger op. Daar proberen ze tenminste nog de kerken te behouden, door ze te verbouwen, kleiner te maken of een andere, passende bestemming te geven. In Den Haag is er te weinig respect voor de kerkelijke historie van de stad. Men breekt hier te gemakkelijk af.”
De kerken die overbodig werden maar toch bewaard zijn gebleven, kwamen nogal eens in handen van pinkstergemeenten en evangelische gemeenten, zoals de Cypreskerk aan de Raaphorststraat, de Vredekerk aan de Maartensdijklaan, de Adventkerk aan de Hengelolaan en de Exoduskerk aan de Beresteinlaan.
Al bladerend door zijn plakboeken: „Deze hobby is nooit af. Natuurlijk, er zal toch wel een keer een einde komen aan deze afbraak, maar dan zal ik er wel niet meer zijn. De glorietijd van de kerkbouw is voorbij. Maar hopelijk zal de kerk als Gods kerk ook in de stad blijven bestaan.”