Alexander Thomson: tolk, vertaler en docent van toekomstige predikanten
Hij onderwijst aankomende predikanten van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland in het Hebreeuws en Grieks. Talenwonder Alexander Thomson (38) is vanaf zijn vroegste jeugd met woorden in de weer. De Brit is door zijn huwelijk een beetje Nederlander geworden. „Ik kan mijn geboorteland beter hiervandaan dienen.”
Hij spreekt vloeiend Engels, Frans, Nederlands, Duits, Russisch, Georgisch en Schots Gaelic. In tal van landen maakt de vertaler zich gemakkelijk verstaanbaar in de lokale taal. Daarnaast heeft hij nog eens dertig tot veertig talen op zijn lijstje staan die voor vertaalwerk op niveau in aanmerking komen. „Het grappige is dat je na de eerste tien talen de volgende tien gemakkelijker weet te beheersen.”
Hoewel hij ooit afstudeerde in het chique Cambridge bleef Thomson zichzelf: eenvoudig en vriendelijk. Thomson is zeer belezen en formuleert bedachtzaam. Alleen als het over zijn geboorteland gaat, schiet hij even uit zijn slof. De geestelijke verloedering van Engeland doet hem veel pijn.
In zijn eerste levensjaar schreef zijn moeder de woordenschat van haar zoontje op papier. Ze had beide kanten nodig. Van enkele woordjes schakelde hij al snel over op hele zinnen en op zijn vierde leerde Alexander het Griekse en het Hebreeuwse alfabet uit zijn hoofd. „Vader geloofde me pas nadat ik het hem hardop had voorgezegd.”
Uit alles was zijn ouders duidelijk dat hun kind een meer dan gemiddelde begaafdheid bezat. Ze stuurden hem naar een privébasisschool en aansluitend naar een kostschool. „Mijn ouders wilden me hetzelfde klassieke en kwalitatief goede onderwijs laten geven als ze zelf hadden genoten. Daar was in mijn jeugd niet veel meer van over.” Financieel was het een forse last. „Ik was enig kind, anders had het niet gekund.” Zijn moeder was lerares Engels en later ambtenaar van de burgerlijke stand in Londen, vader was belastingconsultant. Zijn opa van moeders kant sprong bij.
Alexander Thomson werd geboren in Leicester. Hij groeide op in het district Bedford, ongeveer 80 kilometer ten noorden van de Engelse hoofdstad. „De omgeving waar ook John Bunyan woonde. Een gebied waarin –zeker toen nog– een grotere Bijbelgetrouwheid bestond dan elders. Daarom verhuisden mijn ouders daarnaartoe.”
Zijn vader was van Schotse afkomst. „Hij had het al in de jaren zeventig van de vorige eeuw moeilijk met de sterke achteruitgang van het geestelijk klimaat in Engeland. Als belastinginspecteur liep hij aan tegen de dubbele moraal in deze organisatie. Hij werd ertoe aangezet om niet altijd de waarheid te spreken. Omdat hij dat niet wilde, kwam hij niet hogerop en is uiteindelijk voor zichzelf begonnen.”
Zijn zoon deelt zijn afkeer van wat hij omschrijft als de hypocrisie in de politiek, wetenschap en in grote delen van de Engelse kerk. „Neem de brexit. Ik behoor tot de zwijgende minderheid die niets heeft met de Europese Unie. Maar de politieke klasse wil ten diepste niet uitstappen.” Fel: „Het zijn landverraders, die samen met de EU-bonzen neponderhandelingen voeren. Ze kopen tijd om achter de schermen de militaire integratie te voltooien.”
Na de kostschool volgde de universiteit. Welke en waarom?
„Ik ging op mijn 17e naar Cambridge, een jaar eerder dan mijn leeftijdgenoten. Een school voor een elitaire minderheid.” Glimlachend: „Het behaagde God om ook jongens uit een lagere klasse daar te plaatsen. In Engeland ga je naar een universiteit om intellectueel potentieel te ontwikkelen. Omdat ik al Grieks, Latijn en de moderne talen beheerste, koos ik voor de eigen oude talen: Schots-Keltisch en Angelsaksisch. Germaanse talen, die me later toegang tot het Nederlands verschaften. Helaas was de houding op de universiteit ten opzichte van het christendom heel negatief. Ik heb daarom afgezien van een academische carrière.”
U had er het verschil kunnen maken.
„Dat ligt me niet zo. Net zoals mijn vader de belastingdienst verliet en niet tegen een publieke organisatie ging vechten. Het zit in mijn karakter om in kleinere kringen te dienen.”
U wist niet precies wat u wilde gaan doen?
„Geruime tijd niet. Via een vriend kwam ik in aanraking met de IFES, de International Fellowship of Evangelical Students. Ik had al wel een dubbel gevoel bij de evangelische kant van de baptisten, maar hun werk sprak me aan omdat ze zich inzetten voor christenen in moeilijke omstandigheden. Zo ben ik een jaar in Georgië geweest. Als ‘tentenmaker’ gaf ik er ’s ochtends Engels en ’s middags en ’s avonds Bijbelstudies. Ik heb er Georgisch geleerd.”
Na dat jaar had u nog geen baan. Lastig?
„Terug in Engeland, ik was toen 21 jaar, heb ik enige tijd in een callcenter gewerkt, in het vertrouwen dat God me de weg zou wijzen. Mijn ouders steunden me. Het geeft niet met wat voor meisje je thuiskomt, als ze maar een christen is, zeiden ze. En ook niet wat voor werk je doet, als je maar dienstbaar bent in het Koninkrijk Gods.”
Toen belandde u bij de Engelse inlichtingendienst. Hoe kwam dat zo?
„Er werden mensen gevraagd met kennis van de Slavische talen. Ik wilde graag mijn talenten gebruiken en wist dat het werk van de inlichtingendiensten ook ten goede kwam aan vervolgde christenen. Een jaar lang duurde de veiligheidsprocedure, maar na 9/11 kwam alles in een stroomversnelling. De dreiging leidde tot een uitbreiding van de diensten en ik kon in oktober 2001 aan de slag. Ik heb er tot 2009 gewerkt. Over die periode zelf kan ik niets vertellen, dat is geheim.”
Wat was de reden voor uw vertrek bij de dienst?
„Ik zag, ondanks het feit dat ik er ook veel gelovigen ontmoette, een achteruitgang als het ging om opvattingen rondom seksualiteit, omgang met moslims en de bescherming van vervolgde christenen. Ik vroeg me af hoe ik me ooit nuttig zou kunnen maken. In die tijd kwam ik vaak over de vloer bij ds. Richard Mortimer. Die is getrouwd met een Nederlandse vrouw. In 2007 waren daar drie Nederlandse dames op bezoek. Ze kwamen er om hun Engels te verbeteren.” Een van hen was de 26-jarige Elena Dorst uit Tholen. Het contact kreeg een vervolg. „In 2009 heb ik een baan aanvaard als docent aan het Van Lodenstein College in Amersfoort. In 2011 zijn we getrouwd.”
U bent ook een echte muziekliefhebber. Nog steeds actief?
„Zingen en muziek maken hebben me altijd aangesproken. Ik was geruime tijd koorleider en speel orgel, piano, doedelzak en verschillende andere instrumenten. Ik heb er helaas op dit moment nauwelijks tijd voor. Alleen bij Sjosjanim in Amersfoort val ik nog wel eens in. Als trombonist.”
In Utrecht kerkte u bij zowel de gereformeerde gemeente en de oud gereformeerde gemeente. Een cultuurschok?
„De reformatorische gezindte was me niet helemaal onbekend. Ook via de IFES en in Cambridge kwam ik wel kerkelijke Nederlanders tegen. Dat waren meestal mensen afkomstig uit de kringen van de -inmiddels- PKN. Mijn vader wist van het bestaan van een groep die volgens hem vergelijkbaar was met ons als het om geloofsopvattingen ging. Maar er echt kennis van nemen is wat anders. De refozuil is echt een unicum. Ik denk dat het bestaan van gereformeerde gezindte ook te maken heeft met de specifieke Nederlandse situatie. In Engeland zijn de kerkleden veel individualistischer.”
Van baptist tot lid van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Een grote stap?
„Voor mij niet. Ik heb altijd het besef gehad dat de waarheid van het Woord van God belangrijker is dan een doopstandpunt. En overal geldt wat je vindt in Maleachi 3: elke behoudende kerk is een zuchtende kerk.”
Na uw huwelijk begon u een eigen vertaalbureau. Waarom?
„Ik heb daar rustig naartoe kunnen werken, de vertaalwereld verkend en me gaandeweg ook meer kunnen inzetten voor de Trinitarian Bible Society, die nauw samenwerkte met de Gereformeerde Bijbelstichting in Nederland. Nu ben ik voor 70 tot 80 procent bezig met vertalingen van academische en theologische boeken. Voor vertaalbureaus en voor privéklanten. We zijn in Dordrecht gaan wonen. We hebben hier een warme gemeente, niet al te ver van Schiphol en van Brussel en met Zeeland binnen handbereik. Anderzijds heeft mijn vertaalwerk thuis me de afgelopen jaren ook de mogelijkheid geboden om mijn vrouw bij te staan. Ze heeft een ingrijpende stamceltransplantatie ondergaan.”
Red Hands Translations heet het bedrijfje. Waar komt die naam vandaan?
„Dat is een oud Schots symbool voor getrouwheid. Het geeft tegelijkertijd vaderlandsliefde weer.”
Want in uw hart blijft u een echte Brit?
„Ja. De toestand van het vaderland roept steeds om aandacht.”
Ligt uw toekomst in Nederland?
„Zoals het er nu uitziet wel. We gaan niet verhuizen, tenzij de Heere ons duidelijk maakt dat dat moet. Ik kan Groot-Brittannië vanuit hier beter dienen dan daar en wil wat betekenen voor organisaties in de gereformeerde gezindte.”
Behalve vertaler bent u ook tolk. Dat is toch een heel ander vak?
„Er zijn maar weinig mensen die beide vakken beoefenen. Vertalen is echt monnikenwerk. Tolken is het tegenovergestelde. Je kunt de spreker niet bijhouden en moet idee voor idee overbrengen. Het is erg uitputtend. Als ik het doe op het hoogste niveau, bijvoorbeeld in Brussel, word je na twintig of dertig minuten vervangen. Een halfuur op, een halfuur af.”
Sinds enkele jaren geeft u les op de theologische opleiding van uw kerkverband. Hoe kwam dat zo?
„Ds. J. A. Weststrate heeft ons getrouwd. Student Van der Tang heeft mij als docent voorgedragen. De studenten zijn begaafde mannen, maar ze hebben wel een leeftijd dat het moeilijker wordt om andere talen te leren. Je leert hun ermee omgaan. Hebreeuws en Grieks zijn essentieel. Helaas weten veel mensen niet, ondanks de kanttekeningen, dat Grieks en Hebreeuws de grondtalen zijn. Het geeft aan hoe slecht het is gesteld met Bijbelonderzoek. We hebben momenteel helaas geen nieuwe lichting studenten die de talen studeren.”
Hoe staan de predikantenopleidingen ervoor?
„Het wordt steeds moeilijker om die in de reformatorische gezindte op niveau te houden. Je moet leren met behulp van de oude talen als het ware door de teksten heen te kruipen. Door de veracademisering bij verschillende kerkverbanden zie je dat er steeds nieuwe vakken worden bijgevoegd, die niet zo veel toevoegen maar wel nieuwe inzichten geven. Ik heb me er altijd over verbaasd. Nergens wordt door wetenschappers zo veel vrijheid genomen als bij de uitleg van de Bijbel.”
Hoe blikt u terug op uw komst naar Nederland?
„Als op een wonderlijke weg. Stap voor stap ben ik hiernaartoe geleid. Als ik nu optreed als tolk voor de TBS en de GBS zie ik hoe getrouw de Heere is geweest.”
Levensloop Alexander Thomson
Alexander C. Thomson werd in 1978 geboren in het Engelse Leicester, groeide op in Bedford en kerkte in een baptistengemeente. Al in zijn jeugd bleek hij een talenknobbel en bovengemiddelde begaafdheid te bezitten. De Brit studeerde in Cambridge, werkte in Georgië en voor de Engelse inlichtingendienst. Door zijn huwelijk met Elena Dorst uit Tholen kwam hij in Nederland terecht.
Thomson heeft een eigen tolk- en vertaalbureau, werkt regelmatig voor de GBS en de Engelse TBS en is docent aan de opleiding voor predikanten van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Het echtpaar woont in Dordrecht.