Bijbelse spanning bij de Erskines
Alle hoorders van het Evangelie hebben recht op het gebruik van de beloften. Maar de beloften worden alleen vervuld in de uitverkorenen. Is dat een tegenstrijdigheid? Nee, zei ds. C. Harinck donderdag in Lunteren, hier is sprake van „een gelukkige, gezonde en vooral bijbelse inconsequentie.”
Ds. Harinck, emeritus predikant van de Gereformeerde Gemeenten, hield de eerste Lunterse lezing van dit jaar over het thema ”De Erskines. Een gelukkige inconsequentie.” De Schotse broers Ralph en Ebenezer Erskine wilden zich niet laten vangen in een menselijk schema, zei hij, maar hebben beiden personele verkiezing en algemene beloften gepredikt.
De preken van de Erskines voorzagen in een behoefte aan zielenvoedsel die onder het kerkvolk leefde, zo typeerde de predikant het klimaat waarbinnen de Erskines opgang maakten in Nederland. „In het algemeen heerste er in de Nederlandse kerken van de achttiende eeuw een geest van tolerantie. De prediking ging meestal uit van een algemene liefde van God tot alle mensen. Bij de rechtzinnige predikers vond een tegenreactie plaats die een zekere verstarring in de hand werkte. Uit vrees voor tolerant of remonstrants te worden aangezien, durfde men Christus niet vrij te prediken. Men stelde allerlei eisen aan hen die in Christus wilden geloven.”
De prediking neigde daardoor sterk naar een „voorwaardelijk Evangelie.” In dit klimaat voorzagen de preken van de Erskines in een behoefte die onder de vromen leefde. „Zij zochten voedsel voor hun hart en vonden die in de geschriften van de Erskines. In hun preken werd geleerd dat wij nooit geschikt zijn voor Jezus, maar dat Christus geschikt is voor ons.”
De preken van de Erskines zijn tijdloos, aldus ds. Harinck, „omdat zij handelen over zielenvragen die alle eeuwen hetzelfde zijn. De Erskines wisten welk een onvruchtbare beklemming er op de zielen van de hoorders wordt gelegd wanneer de evangelieprediking overschaduwd wordt door de allersoverheersende vraag: Behoor ik tot Gods uitverkorenen? Zij wisten hoe moedbenemend de boodschap van geschiktmakende genade is voor een verslagen hart, dat in zichzelf niets dan zonde en verderf kan vinden. Zij zagen het als hun roeping die verstarring te doorbreken en de gemeente Gods genade in Christus ruim en onverdiend te verkondigen.”
Het spreken van de Erskines beweegt zich tussen zonde en genade, Wet en Evangelie. „De diepe val en verdorvenheid van de mens, de overtreding van Gods Wet en het geschonden recht van God vormen de donkere achtergrond van hun genadeprediking.” Hun prediking was vooral Christusprediking en belofteprediking.
„Wie de preken van de Erskines leest, merkt dat zij voortdurend het heil in Christus centraal stellen. Het gaat steeds over Christus en Zijn weldaden. Zij stallen Christus uit in Zijn heerlijkheid en volheid en bieden hem de gemeente aan als een gewillige en volkomen Zaligmaker. Hun prediking was verder ook belofteprediking. Wie de belofte omhelst, omhelst Christus. Het heil komt tot ons in de vorm van een belofte, namelijk dat ieder die in de gekruisigde Christus gelooft niet zal verderven maar het eeuwige leven zal hebben.”
De Erskines achten de wedergeboorte van beslissende betekenis. Toch staat de wedergeboorte niet centraal in hun prediking, aldus ds. Harinck. „Het gaat bij hen over geloven of niet geloven in Christus. Daar valt de beslissing. Wie gelooft, wordt zalig, wie niet gelooft, zal verdoemd worden. Alleen in Christus en in Gods beloften vindt het verslagen hart zijn rust en vrede.”
De evangeliebediening van de Erskines koerst tussen twee gevaarlijke klippen heen, aldus de spreker. „Aan de ene kant was daar het zogenaamde hypercalvinisme met zijn overtrokken aandacht voor de leer van de dubbele predestinatie. Daardoor werd in de prediking de vrijheid van het evangelieaanbod beperkt tot hen die tekenen van uitverkiezing vertoonden. Aan de andere kant was daar het neonomianisme, waardoor het Evangelie tot een nieuwe wet werd gemaakt. Daarbij moest de mens zelf aan de voorwaarden van het Evangelie voldoen, zich voor de genade en voor Christus geschikt maken en daardoor de zaligheid zien te verwerven.”
Dit zorgt ervoor dat de prediking van de Erskines steeds een gezonde en bijbelse spanning bevat. „Het is geen voorspelbare prediking, maar het gaat om spanning tussen belofte en verkiezing. Er is een recht van gebruik van de beloften voor alle hoorders van het Evangelie, zelfs een recht van aanspraak. Ieder mag op grond van de belofte de genade die men nodig heeft, van God opeisen. Maar aan de ander kant stellen zij: De beloften worden vervuld in de uitverkorenen. Alleen door het geloof krijg je een recht van bezit op de beloften. Geloof is geen vrucht van menselijke inspanning, maar van de verkiezende liefde van God. Zij hebben gepredikt dat niets kan redden dan het geloof in Jezus en dat de zondaar voor zijn redding niets anders nodig heeft, dan zich aan Christus toe te vertrouwen. Zij hebben tegelijk de merktekenen van de kinderen God gepredikt als de bewijzen van het ware geloof. Een gelukkige, gezonde en vooral bijbelse inconsequentie.”