Rembrandt wist wat hij waard was
Rembrandt was een topetser, iemand die voordurend vernieuwde en de grenzen van zijn kunnen opzocht, zegt Peter van der Coelen, conservator prenten en tekeningen van het Rotterdamse museum, in een toelichting.
Hoe dat in zijn werk ging, is goed te zien. De eerste ets maakte Rembrandt toen hij een jaar of achttien was. „Prenten zijn op zichzelf niet altijd zeldzaam, want etsen kunnen meermaals worden afgedrukt”, zegt Van der Coelen. „Maar van deze eerste zijn maar drie exemplaren bekend. Hij is nog vrij grof, Rembrandt beheerste het etsen nog niet geheel. Het gaat om een Bijbelse voorstelling, de besnijdenis van Jezus in de tempel. Ook later was de Bijbel voor hem een belangrijke inspiratiebron.”
Als je naar het gedeelte van de expositie kijkt waar de ontwikkeling van Rembrandt wordt getoond, zie je de etsen steeds mooier worden. „Hij wist steeds beter zijn ideeën vorm te geven”, zegt Van der Coelen. „Opvallend is dat steeds duidelijker het contrast tussen licht en donker te zien is, dat hij bij zijn schilderijen ook vaak toepaste. Een mooi voorbeeld is de ”Opwekking van Lazarus” uit 1632, dat natuurlijk zwart-wit is maar toch ook ‘schilderachtig’ door de manier waarop hij grijstinten heeft weergegeven.”
Rembrandt heeft in totaal 300 etsen gemaakt. Van 200 heeft het Rotterdamse museum een prent.
Arceringen
Een ets heeft alleen lijnen. Die kunnen op twee manieren ontstaan. Het meest gebruikt is de techniek waarbij een etsplaat met was wordt ingesmeerd. In de was wordt een tekening gemaakt, waarbij de was tot de plaat wordt weggekrabd. Als het geheel daarna in zuur wordt ondergedompeld, etst het zuur van de plaat materiaal weg op de plek waar de was is weggekrabd. „Daarnaast had je de drogenaald- of burijntechniek. Daarbij wordt met een scherp etsmes direct in de plaat gesneden”, zegt Van der Coelen.
Omdat je met lijnen alleen in zwart en wit kunt werken, zocht Rembrandt naar methoden om tussentonen, grijstinten te maken. „Dat deed hij bijvoorbeeld door arceringen. Maar ook door technieken door elkaar te gebruiken. Bij de droge naald krijg je vaak wat zachtere lijnen, omdat er inkt blijft zitten op de braampjes die je bij het snijden in het metaal krijgt”, zegt Van der Coelen. „Je kunt dat mooi zien bij een van de grootste prenten die hij maakte, ”De drie kruisen” uit 1653. Opvallend is ook de manier waarop hij daar de figuren op de voorgrond etste. Ze zijn abstract, waardoor alle aandacht op vooral het middelste kruis valt. Dit doet denken aan werk van Piranesi, maar die leefde wel een eeuw later. Rembrandt was hier zijn tijd ver vooruit.”
Uitgemergeld
Zoals in zijn tijd gebruikelijk, had Rembrandt grote kunstenaars aan wie hij zich wilde spiegelen. „Bijvoorbeeld de etsers Dürer en Jan van Leyden”, zegt Van der Coelen. Hij laat zien hoe Rembrandt bij een ets van Jezus die de wisselaars uit de tempel jaagt, een ets van Dürer als voorbeeld nam. „Een nog grotere bewondering had hij voor de Vlaamse schilder Rubens. Op Rembrandts kruisaflegging heeft Jezus ongeveer dezelfde houding als bij Rubens’ beroemde schilderij uit de kathedraal van Antwerpen. Maar er zijn ook verschillen. Rembrandts Jezus ziet er natuurlijk uit, met een uitgemergeld lichaam dat geleden heeft. Rubens’ Jezus lijkt wel een gespierde bodybuilder.” Rembrandt inspireerde op zijn beurt ook weer andere kunstenaars, zoals een ets van zijn leerling Ferdinand Bol laat zien.
De grote meester experimenteerde niet alleen met etstechnieken, maar ook met het papier waarop hij de etsen afdrukte. „De meeste op gewoon wit papier, dat van lompen is gemaakt”, zegt Van der Coelen. „Prima kwaliteit, die niet verkleurt. Maar hij gebruikte ook veel duurder Japans papier, dat lichtgeel getint is. En een enkele keer gebruikte hij duur perkament, dat ook niet helemaal wit is.” Van der Coelen wijst op een prent die afgedrukt is op een soort pakpapier waarin kleine schilfertjes zitten.
Honderdguldenprent
Waarom gebruikte Rembrandt die verschillende soorten papier? „Waarschijnlijk om de prijs op te drijven. Dat zal ook de reden zijn dat hij met de droge naald werkte. Want daarmee kun je niet zulke grote oplagen drukken als met de andere techniek.”
Hoe succesvol Rembrandt daarmee was, bewijst de bijnaam van een prent van Jezus die mensen geneest, gebaseerd op Mattheüs 16. „Die heette ook wel ”Honderdguldenprent”. Dat was een enorm bedrag in die tijd. Prenten van Rubens kostten meestal niet meer dan een gulden of vijf, terwijl voor doorsneeprenten maar enkele stuivers werden betaald.”
Rembrandt drukte zijn prenten niet alleen zelf, de koperplaten konden ook later gebruikt worden. Van der Coelen wijst op enkele merkwaardige voorbeelden daarvan. „In de achttiende eeuw kwam iemand op het idee om rode prenten te drukken, iets wat Rembrandt nooit had gedaan. En in de negentiende eeuw ging iemand een ets ”verbeteren”.” De oorspronkelijke en de bijgewerkte prent hangen bij elkaar.
Laatmiddeleeuws
Dit is geen grote tentoonstelling. ”Klein maar fijn” is niet alleen van toepassing op deze presentatie van Rembrandt-etsen, tegelijkertijd herbergt het museum een mooie tentoonstelling van middeleeuws beeldhouwwerk. Die is afkomstig uit de collectie-Schoufour-Martin. Het gaat hier om een vermogend echtpaar dat zijn fortuin in de Rotterdamse haven heeft verdiend. Van 1977 tot ongeveer 2000 verzamelden ze laatmiddeleeuwse beelden, die aan het museum zijn geschonken. Een selectie van deze verzameling vult nu een van de zalen van Boijmans Van Beuningen.
”Virtuositeit en verbeeldingskracht. Rembrandt-etsen uit eigen collectie” is tot en met 14 januari 2018 te zien in het Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam. boijmans.nl