Meester W. J. Karels bracht de Boodschap aan zijn leerlingen
Een van de eerste keren dat ds. W. J. Karels in Capelle aan den IJssel-West kwam preken, ontmoette Elsemiek van Os-Oudshoorn hem bij de kerk. „Ha, meester!” zei ze enthousiast. Naast haar merkte iemand op: „Hij is nu dominee, hoor.”
Goed twintig jaar later staat Van Os met een bos bloemen aan de deur van de pastorie van de gereformeerde gemeente in Hardinxveld-Giessendam, waar haar vroegere onderwijzer woont. „Een meester bij wie je met je duim in je mond naar verhalen kon luisteren, zó goed kon hij vertellen.”
Die duim, dat was wel een probleem. „Ik ging al bijna naar de middelbare school”, zegt de oud-leerlinge van de Ds. Johannes Bogermanschool in Capelle-West. „Dat geduim moest maar eens afgelopen zijn, vond mijn vader. Hij had meester Karels gevraagd om er iets aan te doen. De meester liep vaak door de klas als hij vertelde. En stilletjes, zonder dat andere kinderen er veel van merkten, tikte hij dan de duim uit mijn mond.”
Vertellen deed Karels graag tijdens zijn negentienjarige onderwijsloopbaan. Van Os: „Alva stond gewoon voor ons en we streden met z’n allen om ’s-Hertogenbosch. De geschiedenis kwam echt tot leven.” En al was de meester in Rotterdam opgegroeid, hij zag de schoonheid van de plattelandsnatuur. „Aan de hand van een grote plaat vertelde u erover”, zegt de leerlinge van toen tegen hem. „Dan gingen we naar buiten en keken we over het schoolhek naar wat er allemaal in de sloot te zien was.”
Bijbelverhaal
Het Bijbelverhaal over koning David die Uria liet doden, bleef Elsemiek van Os ook bij. „U zei dat we allemaal zover konden komen. Dat geloofde ik niet. Ik kwam thuis en zei dat ik nooit iemand zou kunnen vermoorden. Maar mijn vader legde uit dat de meester gelijk had.”
„Alle zaden van boosheid liggen in ons hart”, zegt ds. Karels. Het vertellen van Bijbelverhalen vond hij een voorrecht. „Te wijzen op de noodzaak en de mogelijkheid van de wedergeboorte. Maar het was altijd gebrekkig, altijd met schuld en tekort. Het grootste zou zijn als de Heere het onderwijs heeft gezegend. Dáárvoor hebben we eigen scholen. Zoals regen en sneeuw langzaam in de aarde zakken, kan het Woord ook na lange tijd nog vrucht dragen.”
Vijftig leerlingen
Op 12 juni 1973 haalde Karels zijn akte op de Driestar in Gouda. „De volgende dag ging ik op de Johannes Calvijnschool in Krimpen aan den IJssel aan het werk. Ik hielp in een combinatieklas die wel vijftig leerlingen telde. Daarna gaf ik twee weken les aan de Koelmanschool, ook in Krimpen, waar nu overigens net mijn kleindochter Mariëlle van der Ham als leerkracht is benoemd. Toen ging ik terug naar de Calvijnschool.”
In totaal stond Karels 8,5 jaar in Krimpen aan den IJssel voor de klas. Vervolgens was hij ruim tien jaar hoofd van de Bogermanschool in Capelle aan den IJssel. Maar hij bleef ook onderwijzer. „Ik was één morgen ambulant. Later werd dat een hele dag, wat een luxe. Pas kwam ik op de Calvijnschool terug, op een opa-en-omamorgen, want er zitten daar zes kleinkinderen. Toen hoorde ik van de directeur dat hij helemaal geen klas meer heeft. Zelf had ik het lesgeven niet willen missen.”
Kat Binkie
De klas van Elsemiek Oudshoorn was maar klein. „Twee jongens en tien meisjes. We vormden in klas 6 een combinatie met de helft van klas 5, omdat die te groot was. Halverwege ons een na laatste schooljaar, in februari 1982, kwam meester Karels naar onze school. Hij had ons klasje anderhalf jaar.” En, zegt ze tegen haar vroegere meester: „We zijn nog eens met z’n allen bij u thuis geweest in Krimpen, in het grote huis onder aan de brug.”
De Bogermanschool verhuisde naar een nieuw gebouw. Ds. Karels: „De moeders haakten voor elk lokaal gordijnen, met een vogelpatroon.” Van Os: „We mochten niet met schoenen op de nieuwe vloerbedekking, dus alle leerlingen liepen op pantoffels. In de derde week trapte ik een pakje chocolademelk in mijn tas kapot. Het stroomde over die mooie vloerbedekking.”
Dat ze een keer te laat in de les kwam, weet haar voormalige leerkracht niet meer. Van Os: „Ik ben m’n leven lang al gek op katten. Binkie, onze kat, was boven aan de trap aan het jongen. Met de vijf kinderen met wie ik altijd naar school liep, mocht ik van mijn moeder blijven kijken tot de jongen waren geboren.”
Meester Van Steenis
Meester Karels nodigde soms een van zijn voorgangers als bovenmeester, ouderling J. van Steenis, uit om naar school te komen. Van Os: „Zelfs kinderen van de openbare school wisten dat hij een godvrezende man was.” Ds. Karels: „Er ging iets van hem uit. Ik liep met hem door de klassen en hij spoorde de kinderen ertoe aan om een nieuw hart te vragen. En de kinderen zongen hem toe.”
Karels liet vaak zingen. „Na de rekenles, na de taalles, onder het tekenen. Mijn eerste taak als hoofd was ervoor te zorgen dat er in elk lokaal een harmonium kwam. In bijna elke klas waren er wel leerlingen die konden spelen. Tegenwoordig is er in een catechisatiegroep soms niet één te vinden. Met een klas ben ik eens om halftwee Psalm 119 beginnen te zingen, vanaf vers 1. Anderhalf uur later waren we bij vers 44 aangeland. Toen zijn we maar gestopt, want de kinderen hadden niet zo veel stem meer.”
Van Os: „Psalm 3:3 was uw lievelingsvers: Ik lag en sliep gerust. Dan dacht ik: Zou hij dat echt voelen?”
Ds. Karels: „Toen ik me in 1992 bij het curatorium van de Theologische School van de Gereformeerde Gemeenten aanmeldde, zat ik vol spanning. Daarom liet ik Psalm 107:13 zingen: „Nu ziet men ’t schip de lucht, Dan weer de afgrond naad’ren; Hun hart geeft zucht op zucht.” De kinderen wisten natuurlijk niet waarom ze dat zongen. Toen ik tot de Theologische School was toegelaten, wilde ik daar wat over vertellen. Maar dat moet je ook nog gegeven worden, want het ging maar moeizaam: er sloop een kat langs het open raam, er zaten eksters in de boom te krijsen, en de kinderen waren afgeleid. Toch hadden ze het wel opgepikt. „Dag, dominee”, riep een jongetje uit een andere klas op het plein, en roets, weg was hij.”
Moe, maar versterkt
Capelle telde destijds drie reformatorische basisscholen. In 2013 moest de Bogermanschool de deuren sluiten en werden haar leerlingen verdeeld over de andere twee scholen.
Van Os –inmiddels moeder van vijf kinderen en werkzaam bij het Instituut voor Arbeidsrecht & HRM in Nunspeet– is in haar geboorteplaats Capelle aan den IJssel blijven wonen. „Mijn broer en ik waren allebei net getrouwd toen mijn vader in 1995 overleed. Hij is 56 geworden.”
Haar vader, drs. J. Oudshoorn, was werkzaam op een scheepswerf, ouderling in Capelle-West, penningmeester van het zendingsdeputaatschap van de Gereformeerde Gemeenten en voorzitter van het Capelse schoolbestuur. Vanwege die laatste functie had hoofdonderwijzer Karels veel met hem te maken.
Oudshoorn was een halfjaar ziek. Zijn dochter: „Nadat hij de uitslag –uitgezaaide darmkanker– had gekregen en in de auto stapte, zei hij tegen ons: Dit is de laatste keer dat ik de bomen zie bloeien.”
Ds. Karels: „Je vader is tijdens zijn ziekte versterkt uit Jesaja 40: Hij geeft de moeden kracht.” Daardoor stond er op de briefjes die Oudshoorns vrouw en kinderen op tafel vonden: „Ik ben zo moe, zo moe, zo moe. Maar ook zo blij, zo blij, zo blij.” „Die briefjes liet hij soms achter als hij wegging om zijn werkzaamheden af te ronden”, zegt zijn dochter.
Totdat de ziekte doorzette. „Mijn vader is ’s nachts om kwart over twaalf overleden. Voordat we de volgende morgen iemand op de hoogte konden stellen, belde een predikant: „Jullie vader is overleden.” ’s Nachts had hij tegen zijn vrouw gezegd: Oudshoorn is thuisgehaald.”
Tussen ds. Karels en zijn oud-leerlinge ontspint zich een gesprek over het waarom van het jong overlijden van haar vader. „Opdat men vreze voor Zijn aangezicht, Elsemiek.”
Verbondstrouw
De Boodschap klinkt nu in de studeerkamer van de Hardinxveldse pastorie, ze klonk 35 jaar geleden door het klaslokaal van de Capelse Bogermanschool. „De dood in Adam en het leven in Christus. De eeuwigheid zal de vrucht van het onderwijs openbaren”, zegt ds. Karels voordat hij de ontmoeting met zijn oud-leerlinge met Schriftlezing en gebed afsluit. „De duivel werkt en de wereld staat op z’n kop, maar de Heere gedenkt aan Zijn verbond en dat geeft bij ogenblikken moed. Hoe noodzakelijk toch dat we door het verbondsbloed door de Heilige Geest met God worden verzoend door een waar, zaligmakend geloof. Je ziet de zuigkracht van de wereld, de grote afval, maar de verbondskracht en verbondstrouw van de Verbondsgod staan overal boven. Daar mag jij met je gezin het ook van verwachten.”
serie Onvergetelijk onderwijs
Dit is het vijfde deel in een serie artikelen over leerlingen die na jaren hun onvergetelijke docent of leerkracht weer ontmoeten.