Marinus Smit uit Est (Gld.) heeft alle zeilen bijgezet om zijn oude juf te vinden. Zo zocht hij in de archieven van de Nieuwe Leidsche Courant naar een geboorteaangifte van een van de kinderen van zijn vroegere leerkracht. Ook een RD-journalist hielp hem bij zijn zoektocht.
Met succes: Tonnie Veersma-Nagelkerke (73) en Smit (59) ontmoeten elkaar weer na 48 jaar; in Veersma’s woonplaats, Zoetermeer.
Drie jaar lang was juf Nagelkerke Marinus’ juf. Toch vindt ze het moeilijk om zich hem te herinneren. Dat is niet gek: op de schoolfoto is te zien dat de juf 32 jongens en meisjes onder haar hoede had. En Smit weet zelf nog wel een reden te bedenken: „Ik was een braaf en bleu ventje; waarschijnlijk viel ik niet zo op.” Toch staat er op een rapport één ding dat juf Nagelkerke wel degelijk opmerkte: „Door zijn slordige werk maakt Marinus te veel fouten.” „Heb ik dat opgeschreven? O, wat erg!”
Smit zat van klas 3 tot en met 5 bij juf Nagelkerke in de klas, in de jaren 1966 tot en met 1969. De hervormde school heette Waldeck en stond in Den Haag. Smit kwam in de derde klas op het Waldeck, omdat de school waar hij eerst op zat, werd gesloten. Op de schoolfoto wijst hij Anita aan. „Dat was echt zo’n moedertje die haar best deed om mij wegwijs te maken op de nieuwe school.” Veersma: „Ja, jullie klas was heel aardig. We konden natuurlijk drie jaar bouwen aan een goede band. Ik heb nooit problemen met jullie gehad.”
Ook andere leerlingen uit diezelfde klas gingen later nog weer op zoek naar hun oude juf. „Een meisje heeft nog verschillende keren bij ons gelogeerd”, zegt Veersma. „En een aantal jaren terug had ik contact met een leerlinge die nog altijd in Den Haag woonde.”
Dyslexie
Wat maakte juf Nagelkerke zo memorabel? Smit: „Het was hard werken bij haar in de klas, ze wist echt van aanpakken. Maar het was ook gezellig. Ze stimuleerde me om goed te oefenen met taal. Dat was en is een zwak punt van mij. Toen twintig jaar terug bij onze zoon dyslexie werd vastgesteld, vielen voor mij alle puzzelstukjes op hun plek. Om een woord goed te schrijven, moet ik het eerst heel vaak geoefend hebben. Ik schrijf nog steeds veel woorden fout, maar misschien waren het er wel veel meer geweest als ik bij juf Nagelkerke niet zo consequent had moeten oefenen.” Smit benadrukt het nog eens tijdens de ontmoeting: „Het was goed dat u me zo op m’n kop gaf.”
Om zijn woorden kracht bij te zetten, doet Smit een greep in de tas die hij bij zich heeft. Hij haalt er drie kinderboeken uit die hij zelf een aantal jaren geleden schreef. In de tijd dat er bij zijn zoon dyslexie geconstateerd werd, schreef Smit korte verhaaltjes om zijn kind plezier te geven in lezen. Smit vond het leuk om langere verhalen te verzinnen en in de periode 1997 tot 2000 bracht hij drie kinderboeken op de markt. „Ik doe ze u graag cadeau. U hebt mijn taalprobleem op een positieve manier aangepakt.”
Smit vraagt nog steeds graag advies aan anderen wanneer hij een document voor zijn werk schrijft. „Mijn vrouw Alie heeft heel wat teksten van mij gecorrigeerd. Vaak zoek ik woorden op om de schrijfwijze te checken. En ik ben blij met collega’s die me op m’n schrijffouten wijzen.”
Veersma geeft hem er een compliment voor. „Dat is mooi. Stel je voor dat je beledigd zou reageren, dan zou je er niets bij kunnen leren.” De voormalige juf geeft aan dat dyslexie in de tijd dat Marinus bij haar in de klas zat totaal onbekend was. „Gelukkig is het nu een erkend probleem. Doordat een kleinzoon van ons het ook heeft, ben ik er veel meer over te weten gekomen. Wat erg dat ik dat toen helemaal niet wist!”
Opzichter
Na de lagere school kwam Smit op een lagere technische school. „Die keuze had veel met mijn taalprobleem te maken. „Laat die jongen dan maar wat met zijn handen doen”, dachten mijn ouders.”
Toen Smit ook de middelbare technische school afrondde, werd hij eerst bouwkundig tekenaar en later opzichter. Totdat iemand hem wees op een vacature bij de gemeente Neerijnen. In 1987 kwam Smit daar in dienst als beleidsmedewerker ruimtelijke ordening en cultuurhistorie, en hij werkt er nog steeds. „Nu ben ik bijvoorbeeld betrokken bij het maken van bestemmingsplannen. Het is mooi werk, dat nog altijd goed aansluit bij m’n opleiding en interesse. Ik ben een liefhebber van historische gebouwen.”
Lerarentekort
Juf Nagelkerke trouwde in een tijd waarin het jawoord meteen haar ontslag op school betekende. Maar het lerarentekort was in 1970 zo groot dat juf Veersma-Nagelkerke meteen weer voor de klas mocht.
Ook toen het echtpaar Veersma kinderen kreeg, bleef ze lesgeven, al was dat in die tijd nog niet zo gebruikelijk. Veersma’s echtgenoot mengt zich even in het gesprek: „Ik heb weleens de opmerking gehad: „Kun je je vrouw niet onderhouden?” Maar ze had zo veel plezier in het lesgeven, ze wilde niets liever.”
De juf wist al die jaren het moederschap en haar beroep op een creatieve manier te combineren. Ze werkte een aantal jaren op de School met de Bijbel in Benthuizen en later op een protestants-christelijke school in Bleiswijk. Omdat kinderopvang in die tijd minder goed geregeld was dan nu, nam ze haar kinderen gewoon mee in de klas. „Ons zoontje zette ik in z’n wipstoeltje tussen een jongen en een meisje in. Als hij begon te huilen, bewogen ze zijn wipstoeltje.” Toen ze later weer gevraagd werd om voor de klas te staan, ging Veersma’s peuter van 3 alvast maar naar de kleuterklas.
Geen noot
Het overdragen van kennis sprak Veersma altijd erg aan. „Ik houd ervan om er flink aan te trekken, eruit te halen wat erin zit. Kinderen gedijen bij structuur en een strakke hand. Je moet wel leuk lesgeven en inspringen op wat kinderen interesseert. Ik vond het heerlijk om taallessen te geven. En godsdienst. Daar heb ik nog een catechesecursus voor gevolgd. Ik heb in Benthuizen een aantal jaren godsdienstlessen gegeven op een openbare basisschool.”
De juf noemt ook eerlijk haar zwakke punten. „Creatieve vakken liggen me wat minder. Het schijnt dat ik niet zo goed zing. Ik moest op de kweekschool een blokfluitexamen afleggen. Ik snap niet hoe ik het heb gehaald, want ik kan geen noot lezen”, vertelt ze lachend.
Het geheim van een goede juf is dat ze van de kinderen houdt, vindt Veersma. „Toen ik begon, was het gewoonte dat je als juf achter je bureau zat wanneer de kinderen de klas in kwamen. Daar ben ik gauw van afgestapt. Ik stond in de deuropening en had met alle kinderen even contact. Dan zeiden ze: „Ik heb een nieuwe jurk”, of: „Onze poes is doodgegaan.” Ik wilde er zijn voor de kinderen en een goede sfeer kweken. Die jaren dat ik Marinus in de klas had, waren de groep en ik een eenheid.”
Juf Nagelkerkes aanpak werkte goed, weet Smit zich te herinneren. „Ik kwam er als buitenstaander in, maar heb me van het begin af aan welkom gevoeld.”
serie Onvergetelijk onderwijs
Dit is het slot van een zesdelige serie artikelen over leerlingen die na jaren hun onvergetelijke docent of leerkracht weer ontmoeten.