In een paar uur 30.000 kilo kaas versjouwen op Alkmaarse markt
Een beetje conditie moet een kaasdrager wel hebben. „Met z’n tweeën versjouw je telkens toch zo’n 130 kilo. En dat in een paar uur veertig tot vijftig keer”, zegt Willem Borst, de ‘kaasvader’ van het kaasdragersgilde in Alkmaar.
Het gilde verzorgt het transport en het wegen van de kaas tijdens de wekelijkse kaasmarkt. De mannen met hun gekleurde strohoeden, witte kleding en houten draagbaren, zogenaamde berries, hanteren daarbij een speciale pas: de ‘kaasdragersdribbel’, min of meer snelwandelen.
„Het is de beste manier om te lopen. Die moet je even onder de knie krijgen en een koppel moet wat op elkaar zijn ingespeeld”, aldus Borst. „We lopen uit de maat. De achterste kaasdrager, de oudste in dienstjaren, geeft het tempo aan. Zo loopt het minder zwaar en blijft de vracht in cadans. Met in de maat lopen zou die te veel heen en weer schudden.”
Eigen kleur
Elke week weer volgen toeristen overal vandaan, jaarlijks zo’n 140.000, het vaste ritueel, van de eerste vrijdag in april tot en met de laatste vrijdag in september. Onder leiding van de marktmeester plaatsen ‘zetters’ de kazen in lange rijen op het Waagplein. Na het luiden van de aanvangsbel om klokslag tien uur, waarvoor meestal een speciale gast wordt ontvangen, beladen de zetters de berries. Acht kazen per baar. De kaasdragers brengen die naar de weegschalen, waar ze worden gewogen. Iedere vrijdag wordt 30.000 kilo kaas verwerkt.
Al zeker 424 jaar is het gilde actief. Uit juni 1593 is een ”ordonnantie opte caesdragers” bewaard gebleven waarin de rechten en plichten van de kaasdragers waren vastgelegd. In vroegere tijden ontleenden kaasdragers een belangrijk deel van het gezinsinkomen aan hun werk op de markt. De tegenwoordige dragers ontvangen als vrijwilliger een vergoeding van de gemeente Alkmaar.
Het gilde bestaat uit vier groepen van ieder zeven kaasdragers. Zo’n groep heet een veem. Elk veem heeft zijn eigen kleur: geel, rood, groen en blauw. Voordat iemand tot het gilde toetreedt en zogenaamd ‘vastman’ wordt, loopt hij twee jaar stage als ‘noodhulp’. Aan het hoofd van de vier vemen staat de kaasvader, de opzichter. Als teken van zijn waardigheid draagt hij een zwarte stok met zilveren knop. Borst (63) bekleedt die functie sinds zes jaar.
Eigen bedrijf
Een kaasdrager wordt voor het leven aangesteld. Al hoeft hij na zijn 67e verjaardag geen kaas meer te sjouwen, hij blijft wel bij het gilde betrokken. Tot de vier ‘gepensioneerden’ behoort Cees Koopman (73). Hij was elf jaar kaasvader en daarvoor vijftien jaar kaasdrager. „Aardig wat jongens hebben een eigen bedrijf”, zegt hij. „Op vrijdagmorgen hebben ze dan even niets aan hun hoofd. We hebben vooral lol en gezelligheid met elkaar. Je moet wel goed in je vel zitten, want het is behoorlijk aanpakken.”
Dat aparte loopje, vertelt Koopman, is trouwens vanuit het verleden goed te verklaren. „De kaasdragers incasseerden het geld dat de kaashandelaren voor het wegen betaalden. Elk veem had zijn deel van de markt. Was dat weggesjouwd, dan mochten de kaasdragers ‘roven’ bij andere vemen die nog kazen hadden liggen. Daarmee kon extra weeggeld worden veroverd. Ook daarom hadden ze die haastige pas.”
Tradities zijn er volop bij het Alkmaarse gilde. Zo mogen de kaasdragers niet vloeken als er iets misgaat, als er bijvoorbeeld onder het lopen kazen van de berrie vallen of iemand struikelt. Het verplichte scheldwoord is dan ”uil”. Het klinkt nog af en toe, vroeger met de ronde edammers was het vaker te horen. Mocht de kaasvader eens zijn stok vergeten, dan roepen de kaasdragers: „Vader, vader, u loopt naakt!”
Bijnaam
Alle kaasdragers hebben een bijnaam. Die krijgen ze als ze vastman worden. De naam wordt ontleend aan iemands beroep, hobby of gedragingen. Kaasvader Borst: „Zo spreekt ‘de Tolk’ goed zijn talen, is ‘Vergeet mij niet’ wat vergeetachtig, drinkt ‘de Bob’ geen alcohol en is ‘de Lik’ van beroep gevangenisbewaarder. ‘De Zandloper’ woont in het dorp ’t Zand, ‘de Borrel’ werkt in de horeca, ‘de Bougie’ bij een garage. En ‘de Premiejager’ is verzekeringsagent.”
Voor sommige kaasdragers is het lidmaatschap van het gilde een familietraditie. Richard Oud (52), sinds 2002 vastman: „Mijn vader was al jaren kaasdrager. Hij heeft mij enthousiast gemaakt. Dit is leuk werk in een mooie sfeer. Bovendien ben ik veehouder. Als kaasdrager kan ik de zuivelindustrie en de kaas goed promoten.”
Richard Ruder, eigenaar van een hotel in Alkmaar, is sinds april noodhulp. „Ik beschouw het als een hele eer dat ik voor het gilde gevraagd ben. Er zijn nog wel meer stadgenoten die er graag bij zouden willen.” Ruder (47) vindt het kaasdragen „lekker ontspannen.” „Ik vergelijk het met sporten, ik raak er zeker niet gestrest van.” Voor de geboren en getogen Alkmaarder telt echter nog zwaarder dat het gilde een lokale traditie voortzet. „Alkmaar staat alom bekend om de kaasmarkt. Wij laten zien hoe het daar al ruim vier eeuwen toeging.”
zomerserie Immaterieel erfgoed
Over tradities die zijn opgenomen in de Nationale Inventaris Immaterieel erfgoed. Deel 5: kaasdragersgilde in Alkmaar.