Varkenshouderij wordt zorgboerderij
Parmantig stapt een dikke zwarte haan over het erf. Achter de stal scharrelen een paar hangbuikzwijntjes hun kostje bij elkaar. Even verderop in de wei houdt zich een stel geiten op. Zo voor het oog ligt zorgboerderij De Hanse Hof er rustig bij. Het echte werk is dan ook niet buiten te vinden maar binnen.
Al te gemakkelijk kan een zorgboerderij worden vereenzelvigd met een kinderboerderij. Terwijl het toch duidelijk om twee aparte werelden gaat. De boerderij van Hans Nijland bij Hooghalen laat zien dat opvang voor gehandicapten zeer wel met een normale bedrijfsvoering valt te verenigen. De sticker met het opschrift ”Pas op voor de boer. Als hij eraan komt, ga dan op de grond liggen en wacht op hulp” is een loze kreet. Wie hulp nodig heeft, moet bij Nijland zélf zijn.
Neem maar een stoel, gebaart de Drentse boer. Aan de keukentafel zijn alle plekken vrij. Op één na. Als Rob er is, gaat hij blindelings op zijn vaste stekkie af. Letterlijk, want hij is visueel gehandicapt. Na enkele verloren jaren „rondklungelen” in diverse instellingen lijkt de jongeman eindelijk een vaste bestemming te hebben gevonden. „Ik had al een zorgplan op tafel liggen voordat ik hem zelfs maar had gezien”, lacht Nijland. „Zo werken de instellingen. Ik heb het gelezen, maar wil er niet mee werken.” Hokjes en vakjes zijn niet zo in tel op De Hanse Hof.
Het bedrijf, dat tussen de spoorlijn en de snelweg A28 ligt ingeklemd, telt zo’n 35 hectare grond. Een voordeel is dat hij niet te maken heeft met natuur- of milieuclaims, lacht Nijland. De grond wordt onder andere gebruikt voor afzet van de organische mest, hoofdbron van inkomsten zijn de ongeveer 400 fokzeugen, nog eens zoveel vleesvarkens en rond de 35 zoogkoeien. Zijn grootvader en vader boerden hier al. Zijn drie dochters zullen hem niet opvolgen.
„Ik loop wel eens wat na te denken over de toekomst. Er zijn al twee opkoopregelingen geweest. In de varkenshouderij heb je momenteel niet zo veel te kiezen. De overheid ziet onze sector in beginsel niet meer zitten als vorm van normale agrarische bedrijfsvoering. Ze willen ons uitroken”, vreest Nijland, bestuurslid van de NLTO, vakgroep varkenshouderij.
Altijd groeien hoeft niet zo nodig. „Ik besef dat er collega’s zijn die hun bedrijfsvoering veel beter voor elkaar hebben dan ik. Die werken per week wel zeven dagen van 24 uur. Dat vind ik een stuk verarming. Wie alleen maar met zijn bedrijf bezig is, en daarnaast nog wat vakvergaderingen bezoekt, leeft in een eng wereldje.” Nijland neemt afstand van zijn werk door onder andere jeugdwerk te doen voor de plaatselijke hervormde gemeente en de gereformeerde kerk.
Tevens is hij voorzitter van de Stichting Natuur en Milieu, afdeling Midden-Drenthe. Tot aanvankelijke verbazing van collega’s, die hem waarschuwden dat hij zich in het hol van de leeuw begaf. Jeugdzorg, bestuursfuncties, het besef dat er meer in het leven is dan een bedrijf dat alle energie opslokt - achteraf ziet Nijland dat het idee van zijn bedrijf een zorgboerderij te maken gaandeweg gestalte kreeg zonder dat hij er zelf erg in had.
Een paar jaar geleden kreeg deze gedachte het laatste noodzakelijke zetje op weg naar de bewustwording. Nijland schreef zich in voor een cursus ”Landbouw en Zorg” in Driebergen. Een goede investering. „Ik dacht: Dít wil ik.” Toen hij weer thuis was, met beide benen op de eigen zandgrond, kwam het moeilijke deel. De cursus ”Hoe maak ik van een varkenshouderij een renderende zorgboerderij” bestaat niet, dus moest Nijland met vallen en opstaan zelf het lesboek schrijven.
Bied gehandicapten dagopvang waarbij zij écht kunnen meewerken op een échte boerderij. Hou daarbij rekening met hun eigen capaciteiten, talenten en beperkingen. Zo simpel als het lijkt, zo lastig bleek de uitwerking. „Ik ben vaak door de grote instellingen voor gehandicaptenzorg gedwarsboomd”, zegt Nijland. Aan de belangstelling lag het niet. Maar zodra ze begrepen dat er ook kosten aan waren verbonden kwam de wagen knarsend tot stilstand.
Nijland probeerde tevergeefs uit te leggen dat hij geen filantroop was, die zijn bedrijf op lucht kon laten draaien. „Ik voelde me een soort Klein Duimpje die tegen de Grote Reus moet vechten. Grote instellingen hebben de overheid ervan weten de overtuigen dat zij enorm veel geld nodig hebben voor allerlei kosten die niet zijn terug te voeren op daadwerkelijke dagopvang maar op allerlei overhead daaromheen. Door deze kostenstructuur kunnen zij te weinig geld vrijmaken om iemand naar ons te sturen.”
Eind van het liedje was dat Nijland voor eigen rekening een begeleider in dienst nam, en op allerlei manieren aan de weg timmerde om in beeld te komen bij ’zorgvragers’. „De instellingen zien ons toch als soort lekenconcurrentie. Ze houden de boot af. Maar er is sprake van een kentering. Dat komt omdat ouders de instellingen dwingen contact met ons op te nemen. Ach, als varkensboer ben je wel gewend te vechten voor je zaak. Anders had ik al lang afgehaakt.”
Momenteel maken drie ZMLK-scholen gebruik van de stagemogelijkheden op De Hanse Hof. Neem John, die in een van de stallen hard aan het werk is. Hij laat weten het best naar zijn zin te hebben. Maar vegen, dat hoeft voor hem niet zo nodig. Nijland geeft geen krimp. Bij het dagelijks werk horen immers ook de minder leuke werkjes. „Wij laten ze ontzettend veel herhaalwerk doen. Dat brengt structuur in hun leven.”
Er zijn drie ’vaste’ gasten: Niels (17), Arno (26) en, zoals genoemd, Rob (25). Op de deuren hangen gekleurde bordjes, zodat de jongens kunnen zien waar welke voerbakken moeten worden gevuld. Speciaal voor Rob heeft Nijland brailletekens aangebracht. „Hij voelt zich gewoon medewerker op ons bedrijf. En zo moet dat ook. Rob heeft een moeilijk karakter, maar kan tegelijkertijd heel zelfstandig werken. Hij loopt liever met zijn hoofd tegen de muur dan dat wij hem overal mee begeleiden. Hé, dat had ik niet gezien!, roept hij dan.”
Het begin is er. De provincie laat de zorgboerderij in het kader van een project door twee adviesbureaus bijstaan en bij de instellingen ontstaat allengs meer bereidheid tot overleg. Hoewel de ontwikkeling langzamer verloopt dan Nijland zou willen -het salaris van de begeleider kan nog steeds niet uit- boert hij weer met stukken meer plezier. „De respons van onze drie vaste gasten is magnifiek. Ik word steeds enthousiaster. Dat is een steun in de rug om te zeggen: Hier gaan we mee verder.”