Veertig jaar na kaping bij De Punt: Belijdenis met schotwonden
Ternauwernood ontsnapte ze aan de dood na een schampschot bij haar linkeroog en een afketsende kogel op haar schedel. Zondag is het veertig jaar geleden dat Hermien Bruins op 19-jarige leeftijd werd bevrijd uit de gekaapte trein bij De Punt. „Het was echt een wonder. De Heere had kennelijk nog een taak voor me.”
Aan een van de wanden in de vrijstaande woning in Rijssen hangt een ingelijst perkament. Het bevat een gedicht dat als volgt begint: „Wilt u juffrouw weer uit de trein halen, Here, anders kan ze toch niet over Jezus vertellen en ons liedjes leren”, bidt een kleuter.” Het is van dichter en kinder- en jeugdboekenschrijver Lenze Bouwers. Hij maakte de verzen toen hij hoorde dat Hermien zich tussen 54 gegijzelden in de trein bevond (zie kader). Lenze was haar docent op de mavo.
Geweren
Hermien Smids-Bruins is nu 59 jaar. De tot de vrijgemaakt-gereformeerde kerk behorende kleuterjuf staat nog steeds enkele dagen per week voor de klas. Vol overtuiging. „Want wat is nu mooier dan Bijbelverhalen vertellen aan jonge kinderen?”
Op maandagmorgen 23 mei 1977 reisde ze met de trein naar Groningen. Hermien kwam van haar vriend –nu haar man– Frits Smids in Leerdam. Op weg naar de KLOS, de Kleuterleidsters Opleidingsschool. Er zaten nog twee klasgenoten bij haar in de trein, die plotseling tot stilstand kwam in de buurt van De Punt. „Ik was erg slaperig en werd pas goed wakker toen ik mannen met geweren in de deuropening zag.” Toen had ze direct door wat er aan de hand was. „De kaping bij Wijster lag nog vers in het geheugen.”
Paniekerige passagiers, oude mensen en ook kinderen werden gesommeerd de trein te verlaten. Met dik vijftig anderen bleef Hermien achter. Ze was een van de jongsten. „Innerlijk had ik veel spanning, maar uiterlijk was ik rustig. We werden in één coupé gepropt en moesten daar afwachten. De trein was in een bocht tot stilstand gekomen, we stonden schuin. Ik weet nog dat ik daardoor tegen een man aanleunde. Ik heb die nacht ook op dezelfde manier een beetje geslapen.”
Het is de eerste maal na al die tijd dat ze met een journalist van een krant praat. „Eén keer ben ik geïnterviewd door een onderzoeker die het geweld in de trein moest beschrijven. In de begintijd hebben, zo begreep ik later, talloze journalisten me gezocht. Ze waren zelfs verkleed in doktersjassen het ziekenhuis binnengedrongen. Maar ik ben al die tijd zorgvuldig afgeschermd.”
Tot in de nacht
De eerste dagen waren erg spannend. „We dachten dat niemand van ons afwist en leefden van wat water uit de restauratiewagen. Ik had nog boterhammen en cake van mijn aanstaande schoonmoeder. Het laatste plakje had ik zo lang bewaard dat het was beschimmeld. Pas op donderdag kwam er volop voedsel.”
Al spoedig werden mannen en vrouwen gescheiden. „We sliepen beurtelings op de grond, in de stoel of op een bank. De onderhandelingen begonnen. Het gerucht dat er ook schoolkinderen werden gegijzeld was verspreid en er ontstond zoiets als een leven in de trein. Ik heb gebreid, een kussen geborduurd, tijdschriften gelezen en puzzels gemaakt. Ik had nooit gerookt. Maar in de trein ben ik begonnen toen er eenmaal sigaretten arriveerden. Ik heb het nadien nog een hele tijd gedaan. Een enkele maal ontstonden er diepgaande gesprekken. Die konden tot in de nacht voortduren. Met kaper Max spraken we eens over wat de Molukkers werd aangedaan. Ook hadden we het over het geloof, waarvan ook zij konden getuigen. Maar we bleven wel met de vraag zitten waarom ze dan probeerden met dergelijke acties hun zin te krijgen.”
Over de Molukse kwestie had ze voordien niet nagedacht. „Ik was druk met mijn opleiding, vriend, vriendinnen en catechisatie.”
Ze heeft geen wrok. „Ze gedroegen zich niet vijandig en waren ook wel zorgzaam. Wij waren een middel, niet hun doel.”
Vlammetje
Het was verkiezingstijd. „Ik zou voor de eerste maal van mijn leven mogen stemmen. Ik weet nog dat ik erg boos was dat het niet kon.” Aan het einde van de eerste week was het Pinksteren. „Ik zou belijdenis doen, in Zwolle. Mijn vriend Frits zou dat die week daarop in zijn woonplaats doen. Hij heeft ervan afgezien en verbleef drie weken bij mijn ouders. We hebben samen op 3 juli in de Plantagekerk in Zwolle alsnog belijdenis gedaan. Ik had een groot verband om mijn hoofd.”
De tweede week kwamen de opgekropte emoties los. „Op woensdag. Ik heb enorm gehuild. Ik was niet de enige, want we hadden dat om de beurt.”
De ontknoping, pas op zaterdagmorgen 11 juni, kwam totaal onverwacht. „Het had niet veel langer moeten duren. Al die onderhandelingen en beloftes die niet werden nagekomen. Die vrijdag waren de kapers erg balorig. Ze schoten op tl-balken en op musjes buiten.”
In alle vroegte raasden straaljagers vlak over de trein en zetten mariniers met reeksen gerichte salvo’s op plekken waar de kapers zich zouden bevinden, de aanval in. „Blijf liggen, werd er geschreeuwd, maar ik was in paniek. Ik moest eruit en ben gaan staan, met achter me een Zuid-Molukker en voor me een marinier. De marinier schoot op de kaper. Als ik het erover heb zie ik nog het vlammetje uit zijn wapen. De kogels vlogen om ons heen.”
Hermien werd bij haar oog getroffen. Een andere kogel ketste af op haar schedel. „Ik viel op een andere man die me kalmeerde. Hij zat van mij zo onder het bloed dat hij ook naar het ziekenhuis is meegenomen.”
Wat uren leek te duren, waren in werkelijkheid maar enkele minuten. „In het academisch ziekenhuis in Groningen ben ik geopereerd. Mijn oog is in lagen weer aan elkaar genaaid en de huid gehecht. Ik heb er bij weersveranderingen nog steeds last van. Op mijn schedel bevinden zich enkele kale plekjes. Het was echt een wonder dat ik het heb overleefd. Ik heb het ervaren: het gaat niet om het waarom, maar om het waartoe.”
Bloemen en kaarten
De euforie van de bevrijding ging aan haar, samen met vijf andere gewonden, voorbij. „Mijn ouders kwamen, samen met Frits, direct naar Groningen. We hadden in de trein wel een teiltje om je een beetje te wassen, maar ik moet verschrikkelijk hebben gestonken. Een goed bed en een douche waardeer ik bijzonder, tot op de dag van vandaag. De volgende dag kregen we bezoek van koningin Juliana. We mochten zelf niets zeggen, alleen antwoorden als ons iets werd gevraagd.”
De maandag daarop verhuisde Hermien naar het ziekenhuis in Zwolle, waar ze nog tien dagen verbleef en een kamer alleen kreeg. Ze werd overstelpt met bloemen en kaarten. „Ik heb plakboeken vol.”
De toekomstige kleuterjuf had meerdere malen gesprekken met een psycholoog. „Die leerde me alles op een rij te zetten. Praten, praten, praten. Het was bijzonder goed voor me. Thuis ging dat door. Ik had veel steun van mijn vriend, van mijn ouders, de dominee en de omgeving. Belangrijk is dat ik degenen die het me aandeden, heb kunnen vergeven. Als dat niet lukt, kun je niet verder.”
Knallen
Het tweede jaar naar school reisde ze nog met de trein. „Toen lukte het niet meer. Ik ging steeds slechter slapen en kon me niet meer concentreren.” Met enkele klasgenoten reed ze in de auto van haar aanstaande schoonvader naar school. Naar stage ging ze met een scooter. „Ik heb nooit meer in de trein gezeten. Een paar jaar geleden heb ik voor het eerst een tramrit meegemaakt, in Amsterdam. Ook toen moest ik over een drempel.”
Hoewel ze al die jaren prima functioneerde, heeft de gijzeling onuitwisbare indrukken achtergelaten. „Het gaat nooit, nooit helemaal weg. Ieder jaar sta ik in deze periode in gedachten stil bij wat er gebeurde. Nu het veertig jaar geleden is, nog extra. Aan harde geluiden en vliegtuiglawaai heb ik sindsdien een hekel. Onverwachte knallen, bijvoorbeeld rond de jaarwisseling, brengen me aan het schrikken.”
Over de recente discussies over de geweldsinstructies aan de mariniers heeft ze geen uitgesproken mening. „De marinier die mij trof hebben we nooit kunnen achterhalen. Ik had hem graag gezegd dat ik begrip had voor zijn handelen. Anderzijds heb ik mogelijk het leven van een kaper gered. Dat nabestaanden van de kapers menen dat er te veel geweld gebruikt is, is lastig te beoordelen. Mogelijk kun je je afvragen of ze nog eens extra hadden moeten schieten. Maar aan de andere kant: er had nog veel meer kunnen gebeuren met zo’n groep mensen op zo’n kleine plek. Er moest worden ingegrepen, met de toen beschikbare middelen.”
God heeft haar gespaard, daarvan is Hermien Smids overtuigd. „We hebben een gezin met drie kinderen en vijf kleinkinderen gekregen. Ik heb het Woord kunnen uitdragen op school, heb catechisatie gegeven en ben nog steeds actief als diaconaal medewerker/zusterhulp. Ik ben echt gezegend.”
Kaping
Op maandagochtend 23 mei kaapten negen Zuid-Molukkers –acht mannen en een vrouw– bij het Drentse De Punt een trein. Van de inzittenden bracht een groep van 54 passagiers 20 dagen door in de trein. Diezelfde dag werd een basisschool met 105 leerlingen in Bovensmilde bezet. Langdurige onderhandelingen hadden geen resultaat. De kinderen werden na vier dagen vrijgelaten. De leerkrachten bleven in gijzeling. De bezetting van de trein en van de school werd op zaterdagochtend 11 juni in alle vroegte met geweld beëindigd. Zes kapers lieten het leven, evenals twee van de passagiers. Er vielen ook enkele (ernstige) gewonden. Bij de bestorming van de school vielen geen doden of gewonden.